In deze zaak, uitgesproken door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Amsterdam op 4 augustus 2017, gaat het om een geschil tussen eisers, een man en een vrouw uit Uithoorn, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van 19 september 2016, waarbij hun recht op bijstandsuitkering tijdelijk werd verlaagd op grond van de Participatiewet (Pw). De rechtbank ontving op 6 april 2017 een beroepschrift van eisers tegen het uitblijven van een beslissing op hun bezwaar. Het college verklaarde hun bezwaar ongegrond bij besluit van 2 maart 2017. Tijdens de zitting op 31 juli 2017 hebben eisers zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, terwijl het college ook een gemachtigde had gestuurd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers een bijstandsuitkering ontvangen en dat de bijstandsuitkering van eisers met ingang van 1 september 2016 met 100% is verlaagd omdat eiser niet heeft voldaan aan de verplichtingen van het arbeidsinschakelingstraject. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk is, omdat inmiddels een beslissing is genomen. Vervolgens beoordeelt de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit. De rechtbank concludeert dat de opgelegde maatregel van 100% verlaging van de bijstandsuitkering rechtmatig is, omdat de wetgever heeft bepaald dat deze maatregel evenredig is en dwingend wordt opgelegd. Eisers hebben geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven tot maatwerk.
De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2017, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.