9.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim anderhalf jaar grote hoeveelheden kinderpornografisch materiaal verworven en in zijn bezit gehad. Deze heeft hij op twee pc’s, een harddisk en drie USB-sticks bewaard, die bij hem thuis zijn aangetroffen. Daarbij gaat het om bijna 24.000 afbeeldingen en 12 films, waarop - soms zeer jonge - kinderen niet alleen pornografisch poseren, maar ook gedwongen seksuele handelingen verrichten en ondergaan, waarbij op ernstige wijze inbreuk wordt gemaakt op hun lichamelijke integriteit.
Bij de vervaardiging van dit kinderpornografische materiaal zijn kinderen, waaronder zeer jonge kinderen en baby’s, seksueel misbruikt en geëxploiteerd. Hen is veel leed aangedaan, niet alleen psychisch maar ook lichamelijk, waar zij naar verwachting de rest van hun leven nog last van zullen hebben. Verdachte heeft hiermee zijn eigen behoeftebevrediging gediend en is ten behoeve daarvan voorbij gegaan aan de vernederingen en het leed dat deze kinderen hebben moeten doorstaan en vermoedelijk nog zullen doorstaan.
De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan. De strekking van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is het tegengaan van seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie van dergelijk misbruik. Centraal hierin staat de bescherming van de (afgebeelde) jeugdige. Daarom is ook het enkele privébezit van kinderpornografie al strafbaar. Omdat kinderpornografie veelal een achtergrond kent van uitbuiting en misbruik van kinderen moeten niet alleen de productie en handel ervan, maar ook het bezit met kracht worden bestreden. De vraag naar en het bezit van kinderpornografie draagt immers bij aan de productie ervan en daarmee aan het misbruik van kinderen. Door kinderporno te downloaden heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de vraag naar deze beelden. Verdachte is door zijn handelen indirect betrokken bij en medeverantwoordelijk voor het misbruik van jonge kinderen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het reclasseringsrapport van Inforsa van 2 mei 2017 dat over verdachte is opgemaakt. Uit dit rapport blijkt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde kampte met een drugslaving, die ervoor zorgde dat zijn gedrag veranderde, dat hij impulsiever werd en minder empathie voelde. Hierdoor werd de drempel om kinderpornografie op te zoeken lager. Na zijn aanhouding heeft verdachte in een vrijwillig kader contact gezocht met De Waag. Daarnaast heeft hij in hetzelfde kader een behandeling bij de Jellinek positief afgerond. Verdachte is ten tijde van dit rapport al negen maanden abstinent van speed. Hij lijkt een groot probleembesef te hebben en zich goed in te zetten om recidive te voorkomen. De kans op recidive wordt hierdoor laag-gemiddeld ingeschat.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zonder bijzondere voorwaarden. De behandeling bij De Waag kan in een vrijwillig kader worden voortgezet. Het is mogelijk om verdachte een werkstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat in het voordeel van verdachte in de strafmaat voorts rekening gehouden dient te worden met het volgende. Van de zijde van het Openbaar Ministerie is bij verdachte de indruk gewekt dat er een grote kans bestond dat de zaak geseponeerd zou worden, omdat sprake zou zijn van een zogenoemde ‘INDIGO-afdoening’. Door de politie is ten tijde van de doorzoeking op 16 december 2015 een folder over de INDIGO-afdoening aan verdachte uitgereikt, tezamen met een folder van De Waag. Uit deze folder, die verdachte ter terechtzitting heeft overgelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank de indruk ontstaan dat de zaak voorwaardelijk zal worden geseponeerd en wordt te weinig aandacht besteed aan de mogelijkheid dat dit niet zal gebeuren, bijvoorbeeld afhankelijk van de hoeveelheid materiaal die op de gegevensdragers zal worden aangetroffen. De raadsman heeft ter zitting duidelijk gemaakt dat hij meermalen heeft geprobeerd hier helderheid over te krijgen door contact te zoeken met het Openbaar Ministerie, maar hem is geen helderheid verschaft. Dit siert het Openbaar Ministerie niet. Deze verkeerde veronderstelling van zaken en het uitblijven van duidelijkheid dienen meegewogen te worden in de stafmaat.
Gelet op de hoeveelheid afbeeldingen en bestanden en met name de aard van de afgebeelde handelingen en de leeftijd van de betrokken kinderen, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen zijn.
Verdachte heeft met zijn proceshouding duidelijk berouw getoond en ervan blijk gegeven de ernst en het verwerpelijke van zijn handelen in te zien. Door zelf na zijn aanhouding meteen hulp te zoeken, zowel voor zijn drugsproblematiek als voor hetgeen hem wordt verweten, heeft hij voorts laten zien in positieve zin te willen veranderen. Dit lijkt hem tot op heden ook te zijn gelukt. Dat dient naar het oordeel van de rechtbank eveneens mee te wegen in de strafmaat. Tevens is van belang dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 juni 2017 niet eerder in aanraking is geweest met politie of justitie.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden is. Daarnaast is een werkstraf op zijn plaats, waarbij de rechtbank, gelet op wat hiervoor is overwogen, afwijkt van de eis van de officier van justitie, in die zin dat de werkstraf 200 uren zal zijn en niet de gevorderde 240 uren, met een vervangende hechtenis van 100 dagen.
De rechtbank gaat er daarbij van uit dat deze straf en de langdurige proeftijd daarbij, in combinatie met de behandeling die verdachte in het vrijwillige kader volgt, voldoende zijn om herhaling in de toekomst te voorkomen.