ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
13/751411-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige aanhouding van een persoon in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 1 augustus 2017, is het verzoek om een in Nederland verblijvende persoon over te leveren aan België voorlopig aangehouden. De rechtbank heeft besloten dat er eerst meer informatie moet komen over de detentieomstandigheden in de Belgische gevangenissen voordat er een definitieve uitspraak kan worden gedaan. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen op 5 mei 2017. De opgeëiste persoon, geboren in 1984, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. Tijdens de openbare zitting op 18 juli 2017 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel, behandeld. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, die waarborgt dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft echter ook aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in België, waarbij zij verwijst naar recente rapporten en verklaringen van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering. Gezien de zorgen over de detentieomstandigheden heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie de gelegenheid te geven om nadere informatie te verkrijgen van de Belgische autoriteiten. De zaak zal op een later tijdstip worden hervat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751411-17
RK-nummer: 17/4077
Datum uitspraak: 1 augustus 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 mei 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 mei 2017 door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende en verblijvend op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 juli 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. I. Azarkan, advocaat te Bergen op Zoom.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van – en is aangehecht – een Aanhoudingsbevel bij verstek van 5 mei 2017, uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen, met referenties: 2015/183 en 60.98.4824/15.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en voornoemd Aanhoudingsbevel bij verstek van 5 mei 2017.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
en
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings te Antwerpen, afdeling Turnhout heeft op 26 juni 2017 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5§3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedatum] 1984.
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod
en
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Detentieomstandigheden

De raadsman heeft verwezen naar de Openbare verklaring betreffende België van 13 juli 2017 van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) en betoogd dat op basis van deze Openbare verklaring het overleveringsverzoek moet worden geweigerd, subsidiair dat de behandeling van de zaak moet worden aangehouden teneinde nadere informatie te verkrijgen van de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ondanks de forse kritiek in de Openbare verklaring, op dit moment geen sprake is van een reëel gevaar voor een onmenselijke behandeling in Belgische detentiecentra.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is ambtshalve bekend met:
- de Openbare verklaring betreffende België van 13 juli 2017 van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) inclusief de stukken waar in deze Openbare verklaring naar wordt verwezen, zoals onder andere de
pilot judgmentvan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 6 september 2016 in de zaak
[naam 1](73548/13) en het EHRM-arrest van 16 mei 2017 in de zaken
[naam 2] en [naam 3](37768/13 en 36467/14);
- de reactie op deze CPT-verklaring van de Belgische Directeur-generaal van het Directoraat-Generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden van 17 juli 2017 alsmede de reactie van de Belgische Minister van Justitie Geens waar naar wordt verwezen; [1]
- recente berichten in Belgische media over de detentieomstandigheden – met name over de overbevolking – in Belgische gevangenissen.
Enerzijds rechtvaardigt een en ander vooralsnog niet de conclusie dat gedetineerden in Belgische gevangenissen in het algemeen een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling lopen, laat staan dat voor de opgeëiste persoon in geval van overlevering een dergelijk reëel gevaar bestaat. [2] Anderzijds vormt een en ander wel voldoende aanleiding om ambtshalve nader te onderzoeken of zich een reëel gevaar als hierboven bedoeld voor doet (vgl. Rb. Amsterdam 7 juni 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:3409).
De rechtbank zal daarom het onderzoek heropenen, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen navraag te doen naar de detentieomstandigheden van en de (gevolgen van) eventuele overbevolking voor:
- gedetineerden in het Belgische gevangenissen in het algemeen en
- gedetineerden die door Nederland aan België worden overgeleverd in het bijzonder (vgl. Rb. Amsterdam 23 juni 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:3943).

7.Beslissing tot heropening

Heropent en schorsthet onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de Belgische autoriteit de hiervoor onder punt 6 weergegeven vragen aan de Belgische justitiële autoriteit voor te leggen.
Beveeltdat het onderzoek zal worden hervat op een nader te bepalen zitting.
Beveeltde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
Aldus gedaan door
mr. W.A.J.P. van den Reek, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en F.A.N.J. Goudappel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 augustus 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.
2.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 ( [naam 4] ) en C-659/15 PPU ( [naam 5] ), ECLI:EU:C:2016:198.