ECLI:NL:RBAMS:2017:5327

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
13.752.033-16 (EAB 2)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een Poolse verdachte

Op 25 juli 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de officier van justitie. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1984, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare zitting op 11 juli 2017. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen.

In het EAB zijn verschillende vonnissen van het District Court in Rzeszów genoemd, die vrijheidsstraffen opleggen aan de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering voor twee van de vonnissen niet kan worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de behandelingen die tot die vonnissen hebben geleid. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat er vragen zijn over de behandeling van een derde vonnis, waarbij de opgeëiste persoon wel aanwezig was.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting te heropenen en het onderzoek voor onbepaalde tijd te schorsen, zodat de officier van justitie aanvullende vragen kan stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er is geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.752.033-16 (EAB 2)
RK nummer: 17/3379
Datum uitspraak: 25 juli 2017
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 mei 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 oktober 2016 door de
President of the Regional Court in Rzeszów(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 juli 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. L. Tricoli, advocaat te Alphen aan den Rijn en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn. Hij heeft de Poolse nationaliteit.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement of the District Court in Rzeszówvan 17 juli 2013 met zaaknummer
II K 303/13;
default judgement of the District Court in Rzeszówvan 16 december 2015 met zaaknummer II K 464/15;
cumulative judgement of the District Court in Rzeszówvan 16 november 2012 met zaaknummer II K 478/12.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van respectievelijk
zes maanden;
één jaar;
één jaar en acht maanden
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnissen. Van vonnis III resteert volgens het EAB nog een straf van twee maanden en 18 dagen.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Vonnis I en II
Inleiding
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van twee vonnissen (te weten vonnis I (
II K 303/13) en vonnis II (
II K 464/15)), terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandelingen ter terechtzitting die tot die vonnissen hebben geleid.
Vonnis II K 303/13
In de zaak met nummer II K 303/13 is de dagvaarding volgens het EAB op 14 juni 2013 in persoon aan de opgeëiste persoon uitgereikt (de dagvaarding werd aan zijn adres gezonden en is later door de hem opgehaald). Daarnaast is de opgeëiste persoon door een door hem gekozen en gemachtigd advocaat ter terechtzitting verdedigd en heeft hij in persoon het vonnis in ontvangst genomen maar nagelaten om hoger beroep in te stellen.
Gelet hierop zijn in de zaak met nummer II K 303/13 de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a tot en met c, OLW van toepassing en is weigering van de overlevering op grond van artikel 12 OLW niet aan de orde.
Het ter zitting door de raadsman ingenomen standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd omdat een voorwaardelijke vrijheidsstraf aan de opgeëiste persoon is opgelegd en hij niet op de terechtzitting van 9 juli 2015 aanwezig was waarop de straf in een onvoorwaardelijke straf werd omgezet, leidt niet tot een ander oordeel. Volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank wordt de procedure waarin de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf is bevolen, niet getoetst aan het bepaalde in artikel 12 van de OLW. In die procedure heeft immers geen behandeling ten gronde ten aanzien van de aan het EAB ten grondslag liggende feiten plaatsgevonden.
Vonnis II K 464/15
In de zaak met nummer
II K 464/15zijn zowel de dagvaarding als het vonnis naar het adres van de opgeëiste persoon gezonden, maar hij heeft deze stukken niet in ontvangst genomen. Vervolgens heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit een verzetgarantie ten behoeve van de opgeëiste persoon verstrekt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat overlevering voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis kan worden toegestaan omdat een verzetgarantie is verstrekt. Uit de bijgevoegde Poolse wettekst van artikel 540b blijkt echter dat de opgeëiste persoon, teneinde een heropening van de strafzaak te bewerkstelligen, moet bewijzen dat hij niet op de hoogte was van de datum en plaats van de terechtzitting en/of moet bewijzen dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van het vonnis en de mogelijkheid om daartegen appel in te stellen. Daarnaast blijkt uit lid 2 van genoemd Pools wetsartikel dat de mogelijkheid om een heropening van de strafzaak te bewerkstelligen in bepaalde situaties in het geheel niet mogelijk is.
Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een onvoorwaardelijke verzetgarantie.
Nu sprake is van een verstekvonnis en zich geen van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a tot en met d, OLW voordoen, dient de overlevering ten aanzien van het vonnis met zaaknummer II K 464/15 te worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW.
Vonnis III
Ten slotte is in het EAB ten aanzien van vonnis III (
II K 478/12) meegedeeld dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig is geweest op de terechtzitting. Dit vonnis betreft een ‘
cumulative judgment (including judgments X K 836/11 and II K 391/11)’.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn in het vonnis met zaaknummer II K 478/12 klaarblijkelijk twee eerdere vonnissen met zaaknummers X K 836/11 en II K 391/11 samengevoegd. De rechtbank leidt hieruit af dat de behandeling ten gronde van de strafzaken met zaaknummers X K 836/11 en II K 391/11 mogelijk niet op de terechtzitting met zaaknummer
II K 478/12heeft plaatsgevonden.
Om die reden ziet de rechtbank aanleiding het onderzoek ter zitting te heropenen onder gelijktijdige schorsing van het onderzoek, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen:
  • heeft in de strafzaak met zaaknummer II K 478/12 een behandeling ten gronde van de strafzaken met zaaknummers X K 836/11 en II K 391/11 plaatsgevonden?
  • zo nee, kan de uitvaardigende justitiële autoriteit ten aanzien van de vonnissen met zaaknummers X K 836/11 en II K 391/11 onderdeel d) van het EAB invullen?

5.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting.
SCHORSThet onderzoek voor
onbepaalde tijd.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen voormeld tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen voormelde datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. W.A.J.P. van den Reek en J. Edgar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.