In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een exploitatievergunning voor een terras op een brugvleugel. Eiseres, de Vereniging, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Amsterdam, die op 30 januari 2017 het bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet voldoende had gemotiveerd dat bij de verlening van de vergunning rekening was gehouden met de doorloopruimte voor voetgangers en de belangen van mensen met een visuele handicap. De rechtbank vernietigde het besluit van de burgemeester, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de vergunninghouder aan de voorwaarden voldeed en de doorloopruimte niet in gevaar kwam. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bij de beoordeling van de aanvraag niet in strijd had gehandeld met het Terrassenbeleid 2011, dat terrassen op brugvleugels toestaat mits er voldoende doorloopruimte is. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester niet had aangetoond dat hij advies had ingewonnen bij belangengroeperingen voor mensen met een functiebeperking, wat leidde tot een motiveringsgebrek. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand en veroordeelde de burgemeester tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.