ECLI:NL:RBAMS:2017:5130

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
13/997077-15 (A) en 13/997081-16 (B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van poging tot moord en andere ernstige misdrijven met vuurwapens en explosieven

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige schietpartij op 5 november 2015 in Diemen. De verdachte, samen met medeverdachten, werd beschuldigd van het medeplegen van poging tot moord op een slachtoffer, het voorhanden hebben van (semi-)automatische vuurwapens, explosieven, heling van gestolen voertuigen en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de bewuste dag, samen met anderen, met vuurwapens op het slachtoffer heeft geschoten, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De verdachte werd ook geconfronteerd met bewijs van het bezit van explosieven en gestolen voertuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 20 jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn strafblad. De rechtbank benadrukte de impact van de schietpartij op de gemeenschap en de noodzaak om de maatschappij te beschermen tegen dergelijke gewelddadige misdrijven. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 42.980,01 voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/997077-15 (A) en 13/997081-16 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 20 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam Huis van Bewaring] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 10, 11, 13, 14 en 18 april 2017 en 6 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. J. Plooij en A. Bijleveld (hierna: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A.W.A.P. Doesburg naar voren hebben gebracht.
Dit vonnis betreft het onderzoek 26Tandem. Er zijn meerdere verdachten in dit onderzoek. Ten aanzien van vijf verdachten, waaronder verdachte [verdachte] , wordt gelijktijdig vonnis gewezen. Verdachte wordt in het navolgende aangeduid als ‘verdachte’ dan wel ‘ [verdachte] ’. De medeverdachten worden in het navolgende aangeduid bij hun namen, te weten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .

2.Tenlasteleggingen

Zaak A
Verdachte wordt, kort samengevat, verweten dat hij op 5 november 2015 in Diemen samen met anderen heeft gepoogd [slachtoffer] te vermoorden (
feit 1) en dat hij (semi-)automatische vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad (
feit 2). Ook wordt hem verweten dat hij op 5 november 2015 in Lijnden samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan heling van twee personenauto’s, een motorscooter en een scooter (
feit 3) en daarnaast voorhanden heeft gehad 2,2 kilogram springstof, vijf elektrische slagpijpjes en een elektronische constructie, bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing (
feit 4).
Zaak B
Verdachte wordt in deze zaak, kort samengevat, verweten dat hij – telkens samen met een ander of anderen – op 4 november 2015 in Diemen zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen (
feit 1), op 27 augustus 2015 in Amsterdam zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal dan wel (schuld)heling van een bromfietskentekenplaat (
feit 2) en tot slot op 5 november 2015 in Diemen zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan vernieling/beschadiging van een personenauto, toebehorende aan [naam eigenaar 1] (
feit 3).
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Bespreking van de vormverzuimverweren

4.1.
De raadsman heeft – kort gezegd – aangevoerd dat in het opsporingsonderzoek 26Tandem sprake is van vormverzuimen bij de start van het onderzoek en de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden, zoals bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering.
4.2.
De officier van justitie heeft het standpunt van de verdediging gemotiveerd bestreden.
4.3.
Het bevel tot stelselmatige observatie
4.3.1.
Het proces-verbaal van verdenking van 28 augustus 2015
In het proces-verbaal van verdenking van 28 augustus 2015 heeft verbalisant [nummer verbalisant] , inspecteur en generalist tactische opsporing en werkzaam bij de eenheid Amsterdam, gesteld dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] mogelijk betrokken zijn bij de voorbereidende handelingen voor het plegen van een liquidatie. [1] Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd het afschermproces-verbaal met nummer 782-0362/2015, waarin is gerelateerd dat [medeverdachte 1] en [verdachte] zich zeer waarschijnlijk bezig houden met het voorbereiden van een aanslag op het leven van [naam slachtoffer ] (hierna: [naam slachtoffer ] ). [2]
Verder wordt in het proces-verbaal van verdenking verwezen naar de politieregistratie (BHV) 2015193476, waaruit blijkt dat op 27 augustus 2015, omstreeks 22:00 uur en ter hoogte van de Ceintuurbaan, [verdachte] en [medeverdachte 1] in het voertuig Fiat 500, voorzien van met kenteken [kenteken] , zijn staande gehouden en gecontroleerd. Het voertuig is, met toestemming van [medeverdachte 1] , doorzocht en [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn op basis van vrijwilligheid gefouilleerd. Bij [verdachte] zijn twee paar dunne zwarte handschoenen en een dunne zwarte halsdoek aangetroffen. In het voertuig lagen drie witte plastic tassen gevuld met drie zwarte groot model lege sporttassen, twee nieuwe regenpakken, een zwarte pet, een paar zwarte handschoenen en een bromfietskentekenplaat met kenteken [kenteken] .
Nadat later die avond bleek dat die kentekenplaat van diefstal afkomstig was, is de Fiat 500 met kenteken [kenteken] opgespoord en omstreeks 00:45 uur aangetroffen. De inzittenden zijn vervolgens aangehouden op verdenking van heling en het voertuig is in beslag genomen. De inzittenden bleken te zijn: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Onder verwijzing naar dit proces-verbaal van verdenking heeft verbalisant [nummer verbalisant] , werkzaam bij de Dienst Regionale Recherche Eenheid Amsterdam, de officier van justitie verzocht om een bevel tot stelselmatige observatie van [verdachte] in de periode van 28 augustus 2015 tot 24 september 2015, teneinde controle te krijgen over [verdachte] en diens gedrag en zijn aanwezigheid waar te nemen door plaatsbepalingsapparatuur in de Fiat 500 met kenteken [kenteken] . [3] De officier van justitie heeft dat bevel op 28 augustus 2015 mondeling gegeven en schriftelijk bevestigd op 3 september 2015. [4]
Oordeel rechtbank
Ingevolge artikel 126g Sv kan, in geval van verdenking van een misdrijf, de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar stelselmatig een persoon volgt of stelselmatig diens aanwezigheid of gedrag waarneemt en daarbij bevelen dat een technisch hulpmiddel wordt aangewend. Aan de zittingsrechter staat de rechtmatigheid van de toepassing van de bevoegdheid ter beoordeling. Daarbij is de vraag aan de orde of de officier van justitie in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie op grond van de informatie uit het proces-verbaal van verdenking zoals genoemd, heeft kunnen aannemen dat de daaruit gebleken feiten en omstandigheden de verdenking ten aanzien van [verdachte] van het misdrijf voorbereiding van moord, kon rechtvaardigen. De officier van justitie heeft dan ook in redelijkheid het bevel tot stelselmatige observatie met een technisch hulpmiddel kunnen geven.
4.3.2.
Nadere informatie over de verdenking
Bij proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2016 is door [nummer verbalisant] , inspecteur en teamleider werkzaam bij de Nationale Politie, nader verklaard over de start van het onderzoek 26Tandem. [5] Dit proces-verbaal houdt – kort gezegd – het volgende in. In een (ander, tot nog toe geheim) lopend onderzoek is op 27 augustus 2015 te 21:23 uur [naam slachtoffer ] onder observatie genomen, nadat hij de shishalounge [naam shishalounge] aan de [straatnaam] te Amsterdam had verlaten en wegreed op een scooter. Het observatieteam zag dat de inzittenden van de Fiat 500, voorzien van kenteken [kenteken] , die geparkeerd stond op de parallelbaan, in de richting van de scooter keken en dat vervolgens de Fiat 500, net als de scooter, de Cornelis Krusemanstraat inreed. Uit het rijgedrag van de Fiat 500 kreeg de observant de indruk dat de Fiat 500 de scooter met [naam slachtoffer ] heimelijk volgde.
Gezien het TCI proces-verbaal van 18 december 2014, opgemaakt door [nummer verbalisant] , inspecteur bij de TCI eenheid Amsterdam, waarin staat vermeld dat het leven van [bijnaam ] gevaar loopt en [bijnaam ] genaamd is [naam slachtoffer ] , is door het observatieteam besloten de inzittenden van de Fiat 500 te laten controleren door personeel in uniform op basis van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Na inzage in het rijbewijs van de bestuurder bleek deze te zijn [medeverdachte 1] . Gezien zijn strafrechtelijke antecedenten is op grond van artikel 8 Politiewet overgegaan tot vordering van het identiteitsbewijs van de bijrijder, [verdachte] . Bij de vrijwillige fouillering van verdachten werd in de zwarte schoudertas die [medeverdachte 1] droeg een zwarte halsdoek en een BlackBerry aantroffen. In de schoudertas van [verdachte] trof men zwarte handschoenen aan. Verder lagen in de Fiat 500 de goederen zoals al genoemd in het proces-verbaal van verdenking. Na de controle werd door het observatieteam gezien dat de Fiat 500 reed in de richting van de woning van [naam slachtoffer ] .
Nadat later die avond bleek dat de kentekenplaat in de Fiat 500 van diefstal afkomstig was, is de Fiat 500 op 28 augustus 2015 te 00:45 uur opnieuw staande gehouden. De inzittenden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn toen aangehouden op verdenking van heling. Verder is gerelateerd dat [verdachte] betrokken is geweest bij de ontmoeting waarbij [naam 1] op 18 augustus 2014 is geliquideerd.
In het proces-verbaal van 26 september 2015 opgemaakt door [naam verbalisant] , hoofdagent van politie eenheid Amsterdam, heeft hij gerelateerd dat hij op 27 augustus 2015 een voertuig met kenteken [kenteken] heeft gecontroleerd op grond van de WVW. [6] Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2016 heeft [naam verbalisant] (naar de rechtbank begrijpt: op 27 augustus 2015) van het Operationeel Centrum het verzoek gekregen om in opdracht van een observatieteam de inzittenden van de personenauto met kenteken ( [kenteken] ) te controleren. [7] Nadat hij de bestuurder van het voertuig, [medeverdachte 1] , vroeg om zijn rij- en kentekenbewijs, overhandigde die zijn rijbewijs. Ook uit het proces-verbaal van 24 mei 2016 van deze verbalisant blijkt dat hem is gevraagd een controle op grond van de WVW te doen, waartoe hij de bestuurder om zijn rij- en kentekenbewijs heeft gevraagd. [8]
Uit het ter zitting van 18 april 2017 aan het dossier toegevoegde proces-verbaal van observatie van 27 augustus 2015, opgemaakt door verbalisanten [nummer verbalisant] , [nummer verbalisant] , [nummer verbalisant] , [nummer verbalisant] en [nummer verbalisant] , blijkt het volgende. [nummer verbalisant] en [nummer verbalisant] zien dat om 21:23 uit (shisha lounge) [naam shishalounge] het subject [naam slachtoffer ] kwam. Gezien werd dat [naam slachtoffer ] wegreed op zijn scooter. [nummer verbalisant] zag om 21:23 uur dat de zwarte Fiat 500 met kenteken [kenteken] geparkeerd stond op de parallelbaan van de Amstelveenseweg richting de Cornelis Krusemanstraat. De twee inzittenden van de Fiat 500 keken in de richting van [naam slachtoffer ] en lieten hem voorbij rijden. [nummer verbalisant] zag dat de Fiat 500 zonder verlichting te voeren met verhoogde snelheid bij [naam slachtoffer ] aansloot en achter hem de Cornelis Krusemanstraat in reed. Van 21:23 uur tot 21:27 uur zag [nummer verbalisant] dat de Fiat 500 op een afstand van ongeveer 200 meter, inmiddels met ontstoken verlichting, dezelfde route reed als [naam slachtoffer ] en daarbij ook dezelfde snelheid aanhield. Ook zag hij dat [naam slachtoffer ] een aantal keer niet stopte voor een rood verkeerslicht en dat de Fiat 500 ook de rode verkeerslichten negeerde door over de trambaan langs het stilstaande verkeer te rijden. Op [nummer verbalisant] kwam het over alsof de bestuurder van de Fiat 500 [naam slachtoffer ] heimelijk probeerde te volgen.
Oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de nadere informatie die is verstrekt in de processen-verbaal van 1 februari 2016, 18 december 2014, 26 september 2015, 28 januari 2016, 24 mei 2016 en 27 augustus 2015, de feiten en omstandigheden zoals neergelegd in het proces-verbaal van verdenking van 28 augustus 2015 kunnen dragen. Naar het oordeel van de rechtbank is het afschermproces-verbaal van 28 augustus 2015 met de informatie dat [medeverdachte 1] en [verdachte] zich zeer waarschijnlijk bezig houden met een aanslag op het leven van [naam slachtoffer ] voldoende onderbouwd door het TCI-proces-verbaal van 18 december 2014 en de feiten en omstandigheden die zijn gebleken uit het proces-verbaal van observatie van 27 augustus 2015 en de daarop volgende WVW-controle.
De conclusie van observant [nummer verbalisant] over de observatie van 27 augustus 2015, inhoudende dat het op hem over kwam alsof de bestuurder van de Fiat 500 [naam slachtoffer ] heimelijk probeerde te volgen, is voldoende onderbouwd door zijn waarnemingen dat de Fiat 500 ging rijden op het moment dat de scooter voorbij was en de Fiat 500 vervolgens dezelfde route, met dezelfde snelheid, bleef rijden als de scooter en daarbij net als de scooter, rode verkeerslichten negeerde. Niet is gebleken dat dit rijgedrag van [medeverdachte 1] , de bestuurder van de Fiat 500, een andere reden had dan het volgen van [naam slachtoffer ] , nu [medeverdachte 1] hierover geen vragen heeft willen beantwoorden. Juist dit rijgedrag maakte dat de TCI informatie van 18 december 2014 over de dreiging op het leven van [naam slachtoffer ] weer actueel werd.
Noch uit het arrest ECLI:NL:HR:2016:2454, noch uit enige andere omstandigheid is gebleken dat de verbalisant [naam verbalisant] bij de controle van de Fiat 500 op grond van de WVW onrechtmatig heeft gehandeld. Dat de bevindingen uit de WVW- controle over de identiteit van de inzittenden van de Fiat 500 en de bij hen en in hun auto aangetroffen spullen, zoals genoemd in het proces-verbaal van verdenking, ook al ten grondslag lagen aan het daarin genoemde afschermproces-verbaal maakt niet dat het bevel stelselmatige observatie achteraf gezien onrechtmatig is afgegeven. Naar het oordeel van de rechtbank bestond immers op grond het proces-verbaal van observatie, de inhoud van het TCI-proces-verbaal en de bevindingen uit de WVW-controle voldoende verdenking ten aanzien van [verdachte] om in redelijkheid een bevel tot stelselmatige observatie op te baseren.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat ook met de achteraf versterkte informatie over de verdenking het bevel tot stelselmatige observatie met een technisch hulpmiddel rechtmatig is gegeven.
4.4.
De (verdere) inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden en de duur van het onderzoek
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van [verdachte] in de periode van 28 augustus 2015 tot en met 5 november 2015 door de officier van justitie verschillende bijzondere opsporingsbevoegdheden zijn ingezet in het kader van de verdenking dat [verdachte] zich schuldig maakte aan het voorbereiden van moord. Zo is onder meer het bevel stelselmatige observatie op 24 september 2015 met drie maanden verlengd, is door de officier van justitie gebruik gemaakt van de artikelen 126j Sv (stelselmatige inwinning van informatie), 126n Sv (vordering verstrekking communicatieverkeersgegevens) en 126nb Sv (inzet scanapparatuur: imsi-catcher).
Oordeel rechtbank
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de inzet van die bijzondere opsporingsbevoegdheden telkens onrechtmatig is geweest omdat die telkens waren gebaseerd op het proces-verbaal van verdenking van 28 augustus 2015, is de rechtbank van oordeel dat dit geen hout snijdt, onder verwijzing naar wat hiervoor is overwogen en geoordeeld over dat proces-verbaal.
De raadsman heeft daarnaast naar voren gebracht – kort gezegd – dat vanwege het gebrek aan resultaat in het onderzoek naar de verdenking ten aanzien van [verdachte] , langdurige inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden niet was gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat bij de inzet van de verschillende bijzondere opsporingsbevoegdheden gedurende de periode van ruim negen weken tussen de start van het onderzoek en de aanhouding van verdachte, op enig moment niet meer sprake was van een onderzoeksbelang dan wel een verdenking van het misdrijf voorbereiding moord. Gelet op de ernst van de verdenking heeft de officier van justitie in redelijkheid kunnen besluiten door te gaan met het onderzoek en de inzet van verschillende bijzondere opsporingsbevoegdheden. Het enkele feit dat niet telkens nieuwe onderzoeksgegevens beschikbaar waren bij de inzet van een nieuwe bijzondere opsporingsbevoegdheid maakt dat niet anders. Bovendien was uit het opsporingsonderzoek wél gebleken dat [medeverdachte 2] op 1 september 2015 op zoek was naar een tweede loods en [verdachte] in gezelschap van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 20 oktober 2015 was geobserveerd bij een loodsenterrein aan de [adres loodsenterrein] te [plaats] . Een onderzoek van negen weken is in zijn algemeenheid ook niet lang voor een verdenking van voorbereiding van moord.
4.5.
Conclusie rechtbank
Gelet op wat hiervoor is overwogen en geoordeeld is niet gebleken van enig vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, zodat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte en geen sprake is van bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering.

5.Zaak A: vaststelling feiten en omstandigheden

Ten aanzien van
zaak Agaat de rechtbank op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [9]
Ten aanzien van alle feiten:
5.1
Op 5 november 2015 omstreeks 12:37 uur komt bij de meldkamer van de politie Amsterdam de melding binnen dat er een schietpartij heeft plaatsgevonden op het [naam wijk] in Diemen . [10]
5.2
Uit getuigenverklaringen en de camerabeelden die een getuige met zijn telefoon heeft gemaakt, volgt dat ter hoogte van een appartementencomplex aan het [naam wijk] in Diemen een zilverkleurige Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken] (hierna: de Volkswagen Golf), stopt en dat twee personen uitstappen. Deze personen hebben zwarte (regen)jassen aan met een horizontale witte streep over de borst. Eén van hen draagt een zwarte pet en heeft voor zijn gezicht een zwarte zakdoek geknoopt. De ander draagt een bivakmuts. Een derde persoon, de bestuurder, blijft in de Volkswagen Golf zitten. De twee personen die zijn uitgestapt, lopen de parkeerplaats op en beginnen allebei met grote vuurwapens op een aldaar geparkeerde Opel te schieten. In reactie daarop rijdt de Opel rechtdoor, over het trottoir en door de bosjes, in de richting van de sloot achter het appartementencomplex. Een of beide schutters achtervolgen de Opel en blijven schieten. De schutters rennen kort daarna terug naar de gereedstaande Volkswagen Golf, stappen in waarna de Volkswagen Golf met grote snelheid wegrijdt. [11]
5.3
De Opel is in de sloot achter het appartementencomplex aangetroffen. In de Opel zitten op meerdere plaatsen in- en doorschoten. Aan de achterzijde van de Opel wordt [slachtoffer] aangetroffen. [12] [slachtoffer] wordt naar het ziekenhuis gebracht en daar blijkt dat hij door meerdere kogels is getroffen. [slachtoffer] heeft schotverwondingen ter hoogte van zijn rechter schouderblad, bij de ruimte links naast zijn wervelkolom, ter hoogte van zijn nieren, in de holte van zijn linker bovenbuik en in de rechter onderbuik. Ook heeft hij een schampschot op zijn linker bovenbeen en een schotwond aan zijn linker bil. [13]
5.4
Op de rijbaan, het trottoir naast het appartementencomplex en de parkeerplaats zijn in totaal 34 hulzen aangetroffen. Verder zijn in het dijklichaam bij de sloot twee kogels aangetroffen. [14] De hulzen vertonen systeemsporen die sterke gelijkenis vertonen met die van een aanvalsgeweren van het merk Ceska Zbrojovka (CZ), model Vz58 en hebben het kaliber 7,62x39mm. Uit het forensisch onderzoek volgt dat, gelet op de richting van de in- en doorschoten van de Opel, met twee volautomatische (categorie II van de Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM)) dan wel semi-automatische vuurwapens (categorie III WWM) is geschoten en dat ook tijdens de vlucht van de Opel is geschoten. [15]
5.5
De Volkswagen Golf blijkt al onderwerp van onderzoek in het lopend onderzoek 26Tandem. Omstreeks 14:35 uur is de Volkswagen Golf aangetroffen in een parkeergarage gelegen aan het [straatnaam] te Amsterdam Zuidoost en in observatie genomen. Omstreeks 19:00 uur wordt gezien dat een negroïde man, geheel in het zwart gekleed, de Volkswagen Golf nadert op een afstand van ongeveer tien meter. Nadat hij de daar aanwezige verbalisanten ziet, loopt hij in versnelde pas terug naar de uitgang van de parkeergarage. [16] De man wordt om 19:10 uur aangehouden en blijkt de verdachte [medeverdachte 4] te zijn. [17] Later op de dag, om 20:47 uur, worden de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in en nabij de Fiat 500 – die bij [medeverdachte 1] in gebruik is en onder welk voertuig zich een door de politie, eveneens in het onderzoek 26Tandem, aangebracht peilbaken bevond – aangehouden. [18] De verdachte [verdachte] wordt om 23:20 uur in de woning gelegen aan de [adres] in [plaats] aangehouden. [19] Op 19 januari 2016 wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, de verdachte [medeverdachte 3] aangehouden. [20]
Aantreffen Pretty Good Privacy (PGP) telefoons
5.6
Bij de aanhouding van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zijn zogenoemde PGP-telefoons bij hen aangetroffen. [21] Daarnaast is bij [medeverdachte 4] een iPhone in beslag genomen. [22] Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] werd op de bank in de woonkamer een mobiele telefoon van het merk en type BlackBerry 9720 aangetroffen. [23] Dit bleek ook een PGP-telefoon te zijn. Het NFI heeft de onder [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] in beslag genomen PGP-telefoons geopend, waarna de inhoud hiervan door het opsporingsteam is onderzocht.
5.7
Bij RIM (de producent van telefoons met de marktnaam BlackBerry) is informatie opgevraagd over de aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] toegeschreven IMEI-nummers. Uit de van RIM ontvangen gegevens volgt dat de gebruiker van de onder [medeverdachte 1] in beslag genomen telefoon gebruik maakte van het e-mailadres
[e-mailadres]. [24] In de contactenlijst in de telefoon staan de e-mailadressen
[e-mailadres]onder de naam [bijnaam ] ,
[e-mailadres]onder de naam [bijnaam ] ,
[e-mailadres]onder de naam [bijnaam ] en
[e-mailadres]onder de naam [bijnaam ] . [25]
Dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van de bij hem inbeslaggenomen PGP-telefoon leidt de rechtbank, naast de contacten en inhoud van de berichten in de telefoon zoals die hieronder zullen worden weergegeven, ook af uit onderzoek naar de historische telecomgegevens van de PGP-telefoon waaruit blijkt dat deze vaak zendmasten heeft aangestraald in de directe omgeving van het verblijfadres van [medeverdachte 1] . [26] Uit de naam waaronder het e-mailadres
[e-mailadres]voorkomt in de PGP-telefoons van andere verdachten, kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] de bijnamen [bijnaam ] en [bijnaam ] heeft.
5.8
De gebruiker van de telefoon die bij [medeverdachte 4] in beslag is genomen maakte gebruik van het e-mailadres
[e-mailadres]. In de contactenlijst komen voor de e-mailadressen
[e-mailadres]onder de naam [bijnaam ] ,
[e-mailadres]onder de naam [bijnaam ] ,
[e-mailadres]onder de naam [bijnaam ] . [27] Dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van de bij hem inbeslaggenomen PGP-telefoon leidt de rechtbank, naast de contacten en inhoud van de berichten in de telefoon zoals die hieronder zullen worden weergegeven, ook af uit onderzoek naar de historische gegevens van de PGP-telefoon waaruit is gebleken dat deze vaak zendmasten heeft aangestraald in de directe omgeving van het verblijfadres van [medeverdachte 4] . [28] Uit de naam waaronder het e-mailadres
[e-mailadres]voorkomt in PGP-telefoons van andere verdachten kan worden afgeleid dat [medeverdachte 4] de bijnaam [bijnaam ] heeft. [29]
5.9
Met het e-mailadres
[e-mailadres]is gebruik gemaakt van de PGP-telefoon die in de woning van [medeverdachte 2] is aangetroffen. [30] In de contactenlijst van die telefoon komen voor de e-mailadressen
[e-mailadres]onder naam [bijnaam ] ,
[e-mailadres]onder de naam [bijnaam ] en
[e-mailadres]onder de naam [bijnaam ] . [31] Uit de inhoud van de berichten zoals die hieronder nog zullen worden weergegeven, en de contacten in de telefoon, kan worden afgeleid dat [medeverdachte 2] de gebruiker van die telefoon is geweest.
5.1
Verder is tijdens het opsporingsonderzoek, middels de inzet van een IMSI-catcher, een telefoon met IMEI-nummer eindigend op [nummer] geïdentificeerd. Het betreft een BlackBerry 9720, met daarin een simkaart met IMSI-nummer [nummer] . Tijdens de doorzoeking van de [adres] in [plaats] , de verblijfplaats van [verdachte] , is een BlackBerry 9720 aangetroffen. De sticker met het IMEI-nummer was verwijderd, maar het IMSI-nummer komt overeen met voornoemd IMSI-nummer. Uit historische telecomgegevens blijkt dat dit IMSI-nummer exclusief is gebruikt met IMEI-nummer eindigend op [nummer] en dat met grote regelmaat de telefoonmast op de [adres] in [plaats] is aangestraald. Tot slot blijkt uit de historische telecomgegevens dat de telefoon op 20 oktober 2015, 30 oktober 2015 en 3 november 2015 specifieke telefoonmasten heeft aangestraald en dat tijdens observaties is gezien dat [verdachte] zich in de omgeving van deze telefoonmasten bevond. [32] Ook dit IMEI-nummer is bevraagd bij RIM en uit de ontvangen gegevens volgt dat de gebruiker van dit IMEI-nummer gebruik maakte van het e-mailadres
[e-mailadres]. In de telefoon van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] is dit e-mailadres opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam ] ’. [33]
De rechtbank concludeert dat [verdachte] de gebruiker is geweest van voornoemde Blackberry 9720 en het e-mailadres
[e-mailadres]en dat een bijnaam van hem ‘ [bijnaam ] ’ is.
5.11
Onder [medeverdachte 3] is geen telefoon in beslag genomen. Wel is middels een IMSI-catcher het IMEI-nummer eindigend op [nummer] achterhaald. Uit historische telecomgegevens blijkt dat voornoemd IMEI-nummer op 20 oktober 2015 tussen 19:00 uur en 21:31 uur een drietal telefoonmasten heeft aangestraald en dat tijdens observaties is gezien dat [medeverdachte 3] zich in de directe omgeving van deze telefoonmasten bevond. Eén van deze telefoonmasten bevindt zich aan de [straatnaam] in [plaats] , alwaar de (toenmalige) vriendin van [medeverdachte 3] woonachtig is en [medeverdachte 3] regelmatig verbleef. [34] Het IMEI-nummer is bevraagd bij RIM en uit de ontvangen gegevens volgt dat de gebruiker van dit IMEI-nummer gebruik maakte van het e-mailadres [e-mailadres] . In de telefoon van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] is dit e-mailadres opgeslagen onder respectievelijk de naam ‘ [bijnaam ] ’ en ‘ [bijnaam ] ’. [35] [medeverdachte 3] is de neef van [verdachte] . [36]
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van voornoemd IMEI-nummer en het e-mailadres
[e-mailadres]en dat bijnamen van hem ‘ [bijnaam ] ’ en ‘ [bijnaam ] ’ zijn.
5.12
In [medeverdachte 1] telefoon staat de naam [bijnaam ] opgeslagen onder het e-mailadres
[e-mailadres]. Dit e-mailadres komt ook voor in contacten in de telefoon van [medeverdachte 4] . Daar is de naam [bijnaam ] aan dit e-mailadres gekoppeld. [37]
Aantreffen Peilbaken Opel en Samsung
5.13
Tijdens het onderzoek aan de Opel van [slachtoffer] is een peilbaken aangetroffen. [38] Uit analyse van de peilbakengegevens blijkt dat het peilbaken is voorzien van een IMEI-nummer dat eindigt op [nummer] . Het peilbaken is op 21 oktober 2015 geactiveerd op de [straatnaam] in Amsterdam Zuidoost – nabij het [adres 1] – en tot 5 november 2015 12:46 uur, kort na de schietpartij, actief geweest. Aan de hand van GPS-locaties van het peilbaken is vastgesteld dat in de periode van 24 oktober 2015 tot en met 5 november 2015 locaties zijn geregistreerd die aansluiten bij waar het voertuig van [slachtoffer] zich volgens wegverkeersgegevens van Vialis en ARS bevond en bij locaties waarvan bekend was dat [slachtoffer] daar verbleef. [39]
De rechtbank leidt uit het onderzoek af dat het peilbaken onder de Opel van [slachtoffer] was bevestigd van 24 oktober 2015 om 3:59 uur tot en met de poging tot liquidatie, met uitzondering van de periode 26 oktober 2015 van 16:11 uur tot 29 oktober 2015 om 1:47 uur.
5.14
Op 6 november 2015 is uit een sloot aan de Dostojevskisingel een mobiele telefoon van het merk Samsung type SM-G355HN Galaxy Core 2 opgedoken. [40] Deze telefoon is van hetzelfde type als waarmee is ingelogd op het peilbaken onder de auto van [slachtoffer] . [41] Daarnaast blijkt uit de historische telecomgegevens van deze Samsung met IMEI-nummer eindigend op [nummer] en de historische telecomgegevens van het peilbaken, dat de Samsung op 3 oktober 2015 twaalf minuten na activering van het baken voor het eerst in gebruik is genomen en daarbij dezelfde telefoonmast als het peilbaken heeft aangestraald. Ook op 21, 24, 28 en 31 oktober 2015 stralen de Samsung en het peilbaken in een tijdsbestek van twee minuten dezelfde telefoonmast aan. [42]
Geconcludeerd kan worden dat de opgedoken Samsung de telefoon is waarmee is ingelogd op het peilbaken dat onder de Opel van [slachtoffer] is aangetroffen.
Onderzoeksbevindingen voorafgaand aan 5 november 2015
5.15
Aan de hand van historische telecomgegevens van de (PGP-)telefoons van [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] , de peilbakengegevens van zowel de Fiat 500 als de Opel van [slachtoffer] , historische wegverkeersgegevens, observaties, camerabeelden, OVC-gesprekken en e-mailberichten uit de PGP-telefoons van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] , is gekeken wie zich waar bevond in de periode voorafgaand aan de schietpartij en op de dag van de schietpartij zelf. Deze bevindingen worden hierna besproken.
5.16
Op 28 augustus 2015 is de Fiat 500, in gebruik bij [medeverdachte 1] , voorzien van plaatsbepalingsapparatuur. Na analyse van de peilbakengegevens blijkt dat de Fiat 500 meermalen wordt geparkeerd in de omgeving van de verblijfplaatsen van [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en bij of op een loodsenterrein aan de [adres loodsenterrein] in [plaats] . [43] [naam eigenaar 2] , eigenaar van meerdere loodsen in [plaats] , heeft verklaard dat hij loods 4 aan [medeverdachte 2] heeft verhuurd en dat [medeverdachte 2] altijd in het gezelschap was van een man die hij herkent als [medeverdachte 1] . [44]
5.17
Op 20 oktober 2015 om 14:27 uur wordt gezien dat de Fiat 500 op de [adres loodsenterrein] in [plaats] staat geparkeerd. Het observatieteam neemt waar dat een Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken] (hierna: de Volkswagen Polo), naast de Fiat 500 parkeert en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit de Volkswagen Polo stappen. [medeverdachte 1] pakt een jas uit de Fiat 500, waarna hij en [medeverdachte 2] weer in de Volkswagen Polo plaatsnemen. In de Volkswagen Polo zitten naast [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , ook [medeverdachte 3] (als bestuurder) en [verdachte] (als bijrijder). [45] [medeverdachte 3] is volgens zijn vriendin feitelijk de eigenaar van de Volkswagen Polo. Hij gebruikte deze auto altijd. [46]
5.18
Uit de bakengegevens van de Fiat 500 blijkt dat deze op 20 oktober 2015 om 19:23 uur vertrekt vanaf de [adres loodsenterrein] in [plaats] om via Amsterdam naar Diemen te rijden. Omstreeks 19:47 uur rijdt de Fiat met geringe snelheid over het [naam wijk] in [plaats] , alwaar de moeder van [slachtoffer] woonachtig is. Vervolgens rijdt de Fiat naar de [adres] in [plaats] (verblijfplaats [verdachte] ) en tot slot naar de [straatnaam] in Diemen (nabij de verblijfplaats van [medeverdachte 1] ). [47]
5.19
In de periode van 21 oktober tot en met 5 november 2015 parkeert de Fiat 500 veelvuldig op of nabij het loodsenterrein in [plaats] en in de directe omgeving van de verblijfplaatsen van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , zo blijkt uit observaties en de peilbakengegevens. [48] Op 22 oktober 2015 worden [medeverdachte 1] en [verdachte] als inzittenden van de Fiat 500 herkend en is gezien dat zij uit de richting van de verblijfplaats van [medeverdachte 2] aan de [adres 2] te [woonplaats 1] lopen. Ook is gezien dat de Volkswagen Polo, met [medeverdachte 3] als bestuurder, nabij de [straatnaam] in Amsterdam Zuidoost wordt geparkeerd, waar ook de Fiat 500 staat geparkeerd. Kort daarop wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] met elkaar in gesprek zijn. [49]
5.2
Uit analyse van de peilbakengegevens van het voertuig van [slachtoffer] , de historische telecomgegevens van de telefoons van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] en de (later op 6 november 2015 aangetroffen) Samsung telefoon waarmee het peilbaken onder het voertuig van [slachtoffer] is gevolgd en historische wegverkeergegevens, blijkt dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in de periode van 24 oktober 2015 tot en met 30 oktober 2015 zich veelvuldig in de directe omgeving hebben opgehouden van waar het voertuig van [slachtoffer] zich bevond:
- in de avond van 25 oktober 2015: het baken staat stil bij de verblijfplaats van [slachtoffer] in [plaats] . De telefoons van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] stralen zendmasten aan in [plaats] ;
- in de middag van 26 oktober 2015: het baken bevindt zich in Nieuw-Vennep, rijdt van daaruit naar een verblijfplaats van [slachtoffer] in de omgeving van het [straatnaam] , vervolgens naar het [naam wijk] in Diemen en daarna naar het AMC in Amsterdam. Rond dezelfde tijd peilen de telefoons van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] uit in Nieuw-Vennep, bij het [straatnaam] in Amsterdam, in Diemen en vervolgens de telefoon van [medeverdachte 3] ook nabij het AMC.
- in de avond van 30 oktober 2015: het baken staat stil bij de verblijfplaats van [slachtoffer] in [plaats] . De telefoon van [medeverdachte 4] peilt rond 18.00 uur uit in de omgeving van deze verblijfplaats en de Volkwagen Polo in gebruik bij [medeverdachte 3] wordt rond dat tijdstip geregistreerd door Vialis in dezelfde omgeving [50]
5.21
Op 30 oktober 2015 om 07:46 uur staat de Fiat 500 (zonder inzittenden) op de [adres loodsenterrein] in [plaats] geparkeerd. Omstreeks 07:54 uur rijdt de Volkswagen Golf over de Raasdorperweg in Lijnden, met [medeverdachte 2] als bestuurder en twee inzittenden. De Volkswagen Golf wordt om 08:16 uur op het Millingenhof in Amsterdam Zuidoost geparkeerd, waarna [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] uitstappen. Zij betreden vervolgens het portiek [adres 1] te [plaats] . Om 09:23 uur wordt de Volkswagen Polo geparkeerd op het [adres 1] , waarna de twee inzittenden eveneens voornoemd portiek betreden. [51]
5.22
Uit historische telecomgegevens en berichtenwisselingen tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 3] volgt dat [slachtoffer] vanaf 1 november 2015 tot aan de schietpartij intensief in de gaten wordt gehouden. [52] Op 1 november 2015 om 18:26 uur stuurt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] : “Bro ben je ready we zijn voor 7 uur bij jou ik kom met waki (de rechtbank begrijpt: auto)”, waarop [medeverdachte 4] antwoordt: “bij die albert heijn je weet tok waar die zit”. [medeverdachte 1] reageert met het bericht: “Nee ik weet niet waar je bedoelt leg [bijnaam ] uit ben aan het rijden”. Daarna hebben [medeverdachte 4] en [verdachte] contact over waar zij gaan afspreken. Omstreeks 18:46 uur treffen zij elkaar. [53] Tussen 18:59 uur en 19:17 uur rijdt de Fiat 500 in gebruik bij [medeverdachte 1] , over de [straatnaam] , [straatnaam] en [straatnaam] in [plaats] . Dit is in de directe omgeving van de verblijfplaats van [slachtoffer] . [54] Later die avond stuurt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] : “morgen gaan we vroeg staan is beter dat [bijnaam ] je half 9 oppikt want volgens mij gaat die man naar noord”. Op 2 november 2015 om 01:36 uur stuurt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 4] : “Hoelaat zie ik je morgen bro” waarop [medeverdachte 4] reageert: “Half 9”. Omstreeks 08:59 uur treffen zij elkaar in de omgeving van het station Amsterdam Zuid, waarna [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] het PGP-bericht stuurt: “we zijn samen”. [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 4] : “wat geeft die teli (de rechtbank begrijpt: telefoon). [medeverdachte 4] antwoordt: “Dat gaan we nu kijek ik mail je zo”. Kort daarna stuurt hij het PGP-bericht: “Yo die waggie (de rechtbank begrijpt: auto) staat in noord”. [55]
Om 13:32 uur vraagt de persoon die [medeverdachte 4] ‘ [bijnaam ] ’ noemt: “Wat is gaande [bijnaam ] ” waarop [medeverdachte 4] , samengevat, antwoordt dat ‘hij’ (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) naar de Ikea in de Bijlmer was gereden omdat hij daar waarschijnlijk een afspraak had. Daarna is [slachtoffer] naar zijn woning in Amsterdam Zuid gereden. Nu waren ze aan het wachten dat hij naar zijn woning in Diemen Noord zou gaan. Om 18:29 uur vraagt deze [bijnaam ] weer naar de stand van zaken, waarop [medeverdachte 4] antwoordt dat ‘hij’ helemaal niet meer heeft bewogen, terwijl hij normaal op dinsdag naar zijn woning in Diemen Noord gaat. Om 18:43 uur stuurt [bijnaam ] aan [medeverdachte 4] : “Maar van ikea waarom toen niet waarom” en “waar w8en jullie op dat is een x een wijland in rijd dan pas actie???”.
5.23
Op 2 november 2015 rond 16:40 uur parkeert de Volkswagen Polo op het parkeerterrein van het Millingenhof en stapt de passagier van de Volkswagen Polo uit en loopt richting het [adres 1] . Kort daarna, om 17:30 uur, wordt gezien dat [medeverdachte 3] als passagier van de Volkswagen Polo instapt, waarna de Volkswagen Polo wegrijdt. Om 17:48 uur stapt [medeverdachte 3] en een onbekend persoon uit de Volkswagen Polo en betreedt [medeverdachte 3] met de onbekende persoon een belwinkel gelegen aan de [straatnaam] in [plaats] . Om 18:03 staat de Volkswagen Polo, met daarin [medeverdachte 3] en de onbekende persoon, geparkeerd op het Millingenhof in Amsterdam Zuidoost. [medeverdachte 3] en de onbekende persoon stappen om 18:28 uur uit de Volkswagen Polo. [56]
5.24
Uit onderzoek blijkt dat op 2 november 2015 om 18:14 uur met de later aangetroffen Samsung telefoon waarmee het peilbaken onder het voertuig van [slachtoffer] is gevolgd, is gebeld naar het telefoonnummer van Lebara voor het opwaarderen van een prepaid simkaart. De Samsung maakt voor deze oproep gebruik van een telefoonmast gelegen aan het Reigersbos in Amsterdam Zuidoost, nabij het Millingenhof in Amsterdam Zuidoost. De opwaardeerkaart is vermoedelijk gekocht bij de belwinkel aan de [straatnaam] in [plaats] . [57] Op 2 november 2015, om 18:16 uur, is met de Samsung ingelogd op het peilbaken dat is aangetroffen onder het voertuig van [slachtoffer] . [58]
5.25
Op 2 november 2015 tussen 21.55 en 22.18 uur stuurt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] de PGP-berichten: “… morgen waar we hem ook treffen gaat ie eraan gab…” en “ja ouwe moet nu afgelopen zijn, ik zie je 7 uur…” waarop [medeverdachte 2] om 22.21 uur reageert: “zo is dat man ok is goed ouwe…doen we ouwe morgen moet t m worden zie je straks.” [59] Uit de PGP-berichten tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] blijkt dat zij op 2 november 2015 voor de volgende dag om 08:45 uur afspreken. [60]
5.26
Tijdens een observatie op 3 november 2015 om 07:30 uur is gezien dat de Fiat 500 naar het loodsenterrein in [plaats] rijdt en dat kort daarna [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] het terrein betreden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] openen vervolgens de deur van loods 4, waarna [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] de loods betreden. Vervolgens wordt gezien dat een Volkswagen Golf de loods uitrijdt en dat een persoon op de achterbank zit. Nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de loods weer hebben afgesloten, stappen zij in de Volkswagen Golf, waarbij [medeverdachte 2] als bestuurder optreedt. De Volkswagen Golf is op dat moment voorzien van het vervallen handelaarskenteken [kenteken] . Om 08:37 rijdt de Volkswagen Golf, dan voorzien van het kenteken [kenteken] , het Millingenhof op en parkeert uiteindelijk op het [adres 1] . [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] stappen uit de Volkswagen Golf en lopen het portiek van de [adres 1] binnen. [61] De handelaarskentekenplaten zijn later in de woning van [verdachte] aangetroffen. [62]
Om 08:03 uur laat [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] weten: “met [bijnaam ] om kwart voor afgesproken bro”. Om 9.18 uur stuurt hij aan [medeverdachte 1] : “We zijn samen” en om 10:58 uur stuurt hij [medeverdachte 1] het bericht: “Bro hij beweegt”. [63] Om 10:53 uur vertrekt het baken vanaf de verblijfplaats van [slachtoffer] . [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] hebben vervolgens die dag meermalen contact over waar het baken zich bevindt. [64]
5.27
Uit het PGP-berichtenverkeer van 3 november 2015 tussen 18.00 en 19.00 uur tussen [medeverdachte 4] en de persoon die hij [bijnaam ] noemt, blijkt dat [medeverdachte 4] [bijnaam ] verslag doet van het mislukte plan om op 3 november 2015 [slachtoffer] een stopteken te geven (alsof zij van de politie waren) en hem vervolgens te liquideren. Dit mislukte omdat [slachtoffer] onverwacht een andere kant opreed. [65]
5.28
[medeverdachte 4] ontvangt op 4 november 2015 om 20:16 uur van [medeverdachte 3] het PGP-bericht: “Hoelaat spreken we morgen af?” waarop hij antwoordt: “Kwart voor 9 ben ik bij je”. Uit de PGP-berichtenwisseling tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] om 21:42 uur volgt dat hij [medeverdachte 1] vertelt dat hij en [medeverdachte 3] de volgend dag om 08:45 uur met elkaar hebben afgesproken. [66]
Onderzoeksbevindingen met betrekking tot 5 november 2015
5.29
De Fiat 500 rijdt op 5 november 2015 – de dag van de schietpartij – vanaf de verblijfplaats van [medeverdachte 1] naar de [adres] in [plaats] (verblijfplaats van [verdachte] ), waar deze om 07:05 uur parkeert. Uit camerabeelden van ‘ [naam 2] ’, alwaar [verdachte] verblijft, blijkt dat hij om 07:05 uur [naam 2] verlaat. [67] De Fiat 500 rijdt daarna naar de [adres 2] in [plaats] om [medeverdachte 2] op te halen, om vervolgens naar het loodsenterrein in [plaats] te rijden. [68]
5.3
Op camerabeelden van 5 november 2015 van het loodsenterrein in [plaats] is te zien dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] om 07:41 uur het terrein betreden en naar loods 4 lopen. Kort daarna rijdt uit deze loods de Volkswagen Golf, met [medeverdachte 2] als bestuurder en [medeverdachte 1] en [verdachte] als passagiers. De Volkswagen Golf is voorzien van kartonnen kentekenplaten die kort nadat de Volkswagen Golf het loodsenterrein verlaat worden verwijderd. [69] Om 08:18 uur wordt de Volkswagen Golf ter hoogte van het [adres 1] te [plaats] geparkeerd. De inzittenden stappen uit en zij worden herkend als [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . Vervolgens lopen zij naar het portiek [adres 1] en gaan naar binnen. [70]
5.31
Zoals hiervoor is besproken, volgt uit de PGP-berichten dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] op 5 november 2015 om 08:45 uur met elkaar hebben afgesproken. De Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] is omstreeks 09:03 uur geregistreerd op de Amstelveenseweg in Buitenveldert en rijdt in de richting van Amsterdam Zuid. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] treffen elkaar uiteindelijk omstreeks 09:08 uur op Station Zuid in Amsterdam, zo volgt uit de berichtenwisseling tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 4] om 09:08 uur: “is ie bewogen?” waarop [medeverdachte 4] ontkennend antwoordt. [medeverdachte 1] zegt daarna: “Ok jullie komen deze op tog ff” waarna [medeverdachte 4] stuurt: “Jaman bro”. Om 9:56 uur stuurt [medeverdachte 4] naar [bijnaam ] het bericht dat ‘zij’ met elkaar zijn. Kort daarna (09:59 uur en 10:02 uur) stuurt [medeverdachte 4] berichten aan [bijnaam ] waaruit volgt dat ‘zij’ weggegaan zijn, ergens gaan parkeren en dan ‘die tellie’ aangooien. [71] Uit onderzoek blijkt dat op 5 november 2015 van 10:05 uur tot en met 12:46 uur is ingelogd via My GPS Tracker (waarop de locatiegegevens van het peilbaken onder het voertuig van [slachtoffer] zijn bekeken) met een Samsung Galaxy Core 2 Smartphone. [72]
5.32
Op 5 november 2015 om 10:25 uur komt het voertuig van [slachtoffer] in beweging. Aan de hand van de peilbakengegevens, de berichtenwisseling tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] , historische telecomgegevens, camerabeelden en historische wegverkeergegevens is vastgesteld dat [medeverdachte 4] met behulp van de Samsung het voertuig van [slachtoffer] volgt en de positie van het voertuig doorgeeft aan [medeverdachte 1] . De Volkswagen Golf kiest ondertussen positie in Amsterdam Noord, nabij de oprit naar de A10 richting Diemen Noord. Ook de telefoon van [verdachte] is in die omgeving. Nadat het voertuig van [slachtoffer] omstreeks 11:55 uur deze oprit passeert, passeert ook de Volkswagen Golf deze oprit en rijdt naar het [naam wijk] in Diemen . Om 12:04 uur stuurt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 1] : “Hij moet nu aankomen bij die osso”, waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “We zien hem al”. Uit de peilbakengegevens van de Opel blijkt dat het voertuig om 12:06 uur op het [naam wijk] in [plaats] aankomt. [slachtoffer] verklaart hierover dat hij zijn moeder, waarmee hij daarvoor naar het ziekenhuis in Volendam was geweest, naar boven heeft gebracht, ongeveer twintig minuten in haar woning is geweest, daarna naar beneden is gegaan en naar de Opel is gelopen. Op het moment dat hij de autosleutel in het contact stopte, zag hij een auto komen aanrijden en iemand met een bivakmuts uitstappen, waarna rond 12.35 uur op hem werd geschoten. [73]
5.33
Op camerabeelden van de parkeergarage aan de [straatnaam] waar de Volkswagen Golf op 5 november 2015 om 14.35 uur is aangetroffen, is te zien dat om 12:41 uur – kort na de schietpartij – de Volkswagen Golf de garage inrijdt en dat kort daarna drie personen de garage uitrennen. De uiterlijke kenmerken van deze drie personen zijn vergeleken met die van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , die op camerabeelden van het loodsenterrein in [plaats] zijn te zien, en met camerabeelden van een getuige, waarop één van de schutters is te zien. Uit de bevindingen volgt dat de broek en schoenen die [medeverdachte 1] die ochtend in [plaats] draagt, overeenkomsten vertonen met die van één van de schutters. Op de camerabeelden van de garage is bovendien te zien dat de persoon die als eerste de garage uitrent, net als de schutter een zwart petje, een zwarte doek voor het gezicht en een zwarte jas met een horizontale witte streep over de borst draagt. De kleding die [verdachte] (een spijkerbroek met witte vlekken) en [medeverdachte 2] (een vest met capuchon en een blauwe spijkerbroek) dragen, zoals is te zien op de camerabeelden van het loodsenterrein in [plaats] , komt overeen met de kleding van de tweede en derde persoon die de garage uitrennen. De persoon die als tweede de parkeergarage uitrent heeft, net als de eerste persoon en overeenkomstig getuigenverklaringen over de twee schutters, een zwarte jas aan met daarop een lichtkleurige horizontale streep over de borst. Bij de doorzoeking van het [adres 1] zijn twee verpakkingen van regenpakken aangetroffen. In deze verpakking zaten alleen twee regenbroeken, de bijbehorende regenjassen ontbraken. Gezien de afbeelding op de verpakking komen de bijbehorende regenjassen overeen met de zwarte jassen met horizontale streep over de borst die de schutters droegen. [74]
5.34
Om 12:44 uur stuurt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 4] het volgende bericht: “Bro laat hem einde halte gaaperplas komen snel aub” waarop [medeverdachte 4] antwoordt: “Ja hij is al onderweg ik ben uitgestapt”. [75] De metro(eind)halte Gaasperplas ligt in de directe omgeving van de parkeergarage gelegen aan het [straatnaam] . De Volkswagen Polo is om 12:51 uur geregistreerd op de Gooiseweg, rijdend in de richting van het Gaasperdammerpad. Het Gaasperdammerpad ligt in de directe omgeving van de parkeergarage gelegen aan het [straatnaam] . Uit de historische telecomgegevens van de telefoon van [medeverdachte 3] blijkt dat deze telefoon tussen 10:45 uur en 12:49 uur een paallocatie aanstraalt niet ver van waar de Volkswagen Polo om 12:51 uur is geregistreerd en dat de telefoon tussen 12:49 uur en 12:59 uur gebruik maakt van dezelfde paallocaties als de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 1] . Om 20:15 uur stuurt [medeverdachte 1] naar de persoon die hij [bijnaam ] noemt (en [medeverdachte 4] [bijnaam ] ) het bericht dat zij niet meteen konden flammen, omdat zij geen overstap hadden en moesten wachten tot [bijnaam ] hen zou oppikken, dat hadden ze met zijn allen afgesproken. [76]
5.35
Kort na de schietpartij is het portiek [adres 1] (weer) in observatie genomen. Om 13:05 uur is gezien dat een Volkswagen Polo het [adres 1] oprijdt en dat er één persoon in de Volkswagen Polo zit. Direct daarna lopen [verdachte] en [medeverdachte 2] over het [adres 1] , waarbij zij constant om zich heen kijken. Zij gaan vervolgens het portiek [huisnummer] binnen. Vlak daarna loopt [medeverdachte 1] op het [adres 1] , ook constant om zich heen kijkend, en ook hij betreedt vervolgens voornoemd portiek. De Volkswagen Polo staat in een parkeervak op het [adres 1] en is leeg. [77]
5.36
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel is komen vast staan dat degenen die geschoten hebben op [slachtoffer] samen met hun chauffeur rennend te zien zijn op de camerabeelden van 12:41 uur van de parkeergarage aan het [straatnaam] . Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de eerste twee personen degenen zijn die [slachtoffer] hebben beschoten en de derde persoon de chauffeur van de Volkswagen Golf was. Eveneens staat op basis van die feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel vast dat [medeverdachte 1] de eerste persoon, [verdachte] de tweede persoon en [medeverdachte 2] de derde persoon is die op die camerabeelden zijn te zien. Bevestiging van de daaruit volgende conclusie dat [medeverdachte 1] en [verdachte] het slachtoffer [slachtoffer] hebben neergeschoten en [medeverdachte 2] de vluchtauto van deze schutters heeft bestuurd, ziet de rechtbank bovendien in de inhoud van de PGP-berichten en de vertrouwelijke communicatie zoals die hierna nog worden besproken.
Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachten met alle onderzoeksresultaten zijn geconfronteerd en meermalen de gelegenheid hebben gehad een verklaring daarover te geven. Zij hebben zich echter op nagenoeg alle punten op hun zwijgrecht beroepen.
5.37
Tussen 13:13 uur en 13:57 uur sturen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] elkaar meerdere berichten, waaruit volgt dat [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] zegt dat hij richting ‘ [bijnaam ] ’ moet komen ( [bijnaam ] of [bijnaam ] is de bijnaam van vermoedelijk [naam 3] , degene die staat ingeschreven op het adres [adres 1] ) en geen verdacht gedrag moet vertonen. Ook stuurt hij naar [medeverdachte 4] : “maak die teli van die trekker (de rechtbank begrijpt: tracker) uit en haal die sim eruit”. In de tussentijd stuurt [medeverdachte 4] aan [bijnaam ] om 13:57 uur het bericht: “ik ga die andere zo zien ze zijn in die osso in bijlmer maar [bijnaam ] had me afgezet. Is kk heet op straat ze hebben hem wel gepopt maar ik weet niet of hij slaapt.” [78] De rechtbank begrijpt uit dit bericht dat er veel politie op straat is, dat ze hem wel hebben geschoten maar dat hij niet weet of hij dood is.
5.38
De rechtbank leidt uit de feiten en omstandigheden zoals genoemd in 5.34 tot en met 5.37 af dat [medeverdachte 4] vóór 12.44 uur uit de Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] is gestapt en dat [medeverdachte 3] met zijn Volkswagen Polo [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] heeft opgehaald in de omgeving van de garage aan de [straatnaam] en hen naar de [adres 1] heeft gebracht. [medeverdachte 4] komt even later op verzoek van [medeverdachte 1] ook naar het [adres 1] .
5.39
Om 14:05 uur wordt gezien dat [medeverdachte 3] het portiek [adres 1] uitloopt, op een scooter stapt en wegrijdt, kort daarna terugkomt, handelingen verricht bij de aldaar geparkeerde Volkswagen Polo en uiteindelijk als bijrijder van de scooter vertrekt in de richting van het Opheusdenhof. Om 14:33 uur wordt [medeverdachte 3] op het Opheusdenhof in Amsterdam Zuidoost gezien. Uit berichtenverkeer tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] volgt dat zij hebben afgesproken op de parkeerplaats van het Ochtenhof in Amsterdam Zuidoost. Het Ochtenhof is gelegen naast het Opheusdenhof. Om 14:47 uur stuurt [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] het volgende bericht: “Heb et (de rechtbank begrijpt: zijn telefoon) al die tijd gewoon uitgelaten had puur bij me om [bijnaam ] te bereiken we rijden nu naar jullie.” Om 14:49 uur is gezien dat [medeverdachte 3] het portiek [adres 1] weer binnengaat. Om 15:01 uur wordt gezien dat [verdachte] uit het portiek van het [adres 1] komt, als bijrijder op een scooter stapt en wegrijdt. [79]
5.4
Om 15:01 uur stappen [medeverdachte 3] , als bestuurder, en een man met een negroïde uiterlijk met donker gekleurde kleding aan, in de Volkswagen Polo. Om 15:12 uur staat de Volkswagen Polo leeg geparkeerd op de Dantestraat in Amsterdam Zuidoost. Dit betreft een zijstraat van de Dostojevskisingel. Om 15:17 uur is gezien dat [medeverdachte 3] op de Dostojevskisingel staat en in de richting van de aldaar gelegen sloot kijkt. Bij de sloot staat een persoon met een negroïde uiterlijk in het donker gekleed die in de richting van de sloot een gooiende beweging maakt. Om 15:24 uur wordt gezien dat een man met een negroïde uiterlijk, gekleed in een zwarte jas en donkerblauwe spijkerbroek, bij de Volkswagen Polo staat en op zijn telefoon kijkt. De man vertoont grote gelijkenis met de persoon die om 15:01 uur als passagier van de Volkswagen Polo is ingestapt. Uit historische telecomgegevens blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 4] om 15:28 uur gebruik maakt van een paallocatie, hemelsbreed op minder dan 500 meter van de plek waar de negroïde man een gooiende beweging richting de sloot heeft gemaakt en hemelsbreed op 50 meter van de plaats waar de Volkswagen Polo stond geparkeerd. [80]
5.41
Zoals hiervoor onder 5.14 aangegeven, is op 6 november 2015 in voornoemde sloot de Samsung telefoon aangetroffen die gebruikt is om in te loggen op het peilbaken onder de auto van [slachtoffer] . [81]
5.42
Het observatieteam van de politie is op een later moment een foto verstrekt van [medeverdachte 4] , met de vraag of [medeverdachte 4] tijdens de observaties van 5 november 2015 is gezien. Hierop heeft het observatieteam aangegeven dat [medeverdachte 4] zeer grote gelijkenis vertoont met de persoon die omstreeks 15:18 uur aan de waterkant van de Dostojevskisingel een gooiende beweging maakt in de richting van de sloot en omstreeks 15:24 uur bij de Volkswagen Polo stond. [82]
5.43
Op basis van de feiten en omstandigheden zoals genoemd in 5.36 en 5.40 tot en met 5.42 en de omstandigheid dat [medeverdachte 4] samen met [medeverdachte 3] vanaf 25 oktober 2015 tot aan de poging tot liquidatie [slachtoffer] veelvuldig heeft gevolgd, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 4] de man is geweest die de Samsung in de sloot aan de Dostojevskisingel heeft gegooid.
5.44
Uit berichtenverkeer op 5 november 2015 tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] tussen 17:12 uur en 17:56 uur volgt dat [medeverdachte 4] wordt gevraagd naar de Volkswagen Golf te gaan om deze te ‘piepen’ (de rechtbank begrijpt: kijken) en dat zij bij het Kraaiennest afspreken. Om 19:03 uur ontvangt [medeverdachte 4] het volgende bericht van [medeverdachte 1] : “Kom terug bro”. [83] Om 19:10 uur stuurt [medeverdachte 1] aan [bijnaam ] het bericht: “ [bijnaam ] is geveegd”. en dat ‘ze’ [medeverdachte 4] de garage lieten zien en toen politie hoorden, waarna hij ( [medeverdachte 1] ), [bijnaam ] ( [verdachte] ) en [bijnaam ] ( [medeverdachte 3] ) zijn weggerend. [84] Deze berichten komen overeen met de aanhouding van [medeverdachte 4] om 19:10 uur in de directe nabijheid van de Volkswagen Golf.
5.45
Op 5 november 2015 om 20:20 uur is door de politie gezien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de [adres loodsenterrein] in [plaats] worden afgezet door een snorder. Zij stappen in de Fiat 500 en rijden richting Amsterdam. [85] De Fiat 500 was op 3 november 2015 heimelijk voorzien van geluidsopnameapparatuur. Tussen 20:24 uur en 20:43 uur, wordt
onder meerdoor [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 1] gezegd: “… maar zijn dus weggekomen” waarop [medeverdachte 1] heeft geantwoord: “wij drietjes, maar die [bijnaam ] is geveegd gab.” Verder zegt [medeverdachte 2] : “dat die waggie op zich wel goed schoon was” en “dat hij voor de rest niks meer heeft aangeraakt”. [medeverdachte 2] zegt ook: “ik maak mij meer zorgen dat die kankerlijer nog leeft…” [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 2] : “we hadden hem vandaag gewoon niet moeten doen gab.” Over de mogelijkheid dat zij in de parkeergarage door een beveiligingscamera zijn vastgelegd zegt [medeverdachte 2] : “maar daar sta ik ook niet echt op daar had ik een petje op en die dinges en mijn vest aan. Ze kunnen alleen mijn silhouet zien, wat willen ze daarmee.” [medeverdachte 2] zegt verder: “hij heeft echt gewoon kanker geluk gehad deze man (…) “Hij heeft zes in zijn buik gekregen” zegt [medeverdachte 1] . [86]
5.46
In de Fiat 500 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tevens het volgende besproken:
[medeverdachte 1] : morgen gaat die Audi…moet die Audi weg gab.
[medeverdachte 2] : ja
[medeverdachte 1] : die semtex, en die vesten, alles.
[medeverdachte 2] : ja, die shit bij mij ook, he.
[medeverdachte 1] : ja, alles moet morgen weg. [87]
Tot slot heeft [medeverdachte 1] om 20:20 uur het volgende bericht aan [verdachte] gestuurd: “Ik ben met tata ( [medeverdachte 2] ) me waki (auto) ophalen en morgen halen we die audi weg uit die loods met die semtex” waarop [verdachte] antwoordt: “Oke is goed”. [88]
5.47
Zoals eerder al vermeld, zijn kort daarna in de avond van 5 november 2015 [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en even later ook [verdachte] aangehouden. [medeverdachte 3] is op een later moment aangehouden.
Aanvullend ten aanzien van de feiten 3 en 4
5.48
Op 5 november 2015 is loods 4, gelegen op het loodsencomplex aan de [adres loodsenterrein] in [plaats] , doorzocht. [89] In de loods is een gestolen personenauto van het merk Audi, type S4, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] aangetroffen. Het slot in het bestuurdersportier was geforceerd en te openen met een schroevendraaier. [90] In de kofferbak van de Audi bevond zich een aktetas met daarin acht containers, bevattende 2,2 kilogram springstof op basis van TNT en vijf elektrische slagpijpjes. In de kofferbak bevond zich ook een kartonnen doos met daarin een constructie bestaande uit een PVC pijp met elektronica, die met een slagpijpje kan worden verbonden. Naast de PVC pijp lag een afstandsbediening. De afstandsbediening was geschikt om – middels de PVC pijp met elektronica – een slagpijpje op afstand tot ontploffing te laten brengen. Het NFI concludeert dat het gaat om voorwerpen die bestemd zijn voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing. [91] Op voornoemde kartonnen doos is een vingerafdruk van [verdachte] aangetroffen. [92] Tot slot is in de loods een gestolen motorscooter van het merk Piaggio met kenteken [kenteken] (hierna: de Piaggio) en een scooter zonder kenteken aangetroffen. [93]
5.49
De woning van [medeverdachte 2] en die van [verdachte] zijn eveneens op 5 november 2015 doorzocht. In de woning van [medeverdachte 2] is onder meer een autosleutel aangetroffen, waarmee de Volkswagen Golf kon worden geopend. [94] In de woning van [verdachte] zijn twee handelaarskentekenplaten aangetroffen, voorzien van het opschrift [kenteken] . [95]
5.5
De Volkswagen Golf blijkt op 6 maart 2015 te zijn gestolen. [96]

6.Zaak A: (nadere) bewijsoverwegingen

6.1.
Feiten 1 en 2: medeplegen poging tot liquidatie en medeplegen bezit van (semi-) automatische vuurwapens en munitie
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat [verdachte] niet als medepleger kan worden aangemerkt, nu niet kan worden vastgesteld wat de rol van [verdachte] is geweest, zodat hij van het onder 1 en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende:
Gelet op wat is overwogen en geoordeeld onder 5, beschouwt de rechtbank [verdachte] als één van de twee schutters die, met het plan om [slachtoffer] van het leven te beroven, tenminste 34 kogels op hem hebben afgevuurd, waardoor [slachtoffer] ernstig gewond is geraakt. Zowel bij de voorbereiding hiervan als daarna heeft [verdachte] intensief samengewerkt met de andere hiervoor genoemde verdachten. Het onder 1 en 2 ten laste gelegde – het medeplegen van de poging tot moord en het medeplegen van het voorhanden hebben van (semi-)automatische vuurwapens en munitie – acht de rechtbank dan ook bewezen.
6.2.
Feit 3: medeplegen heling van twee personenauto’s, een motorscooter en een scooter
De rechtbank is, met de officier van justitie van oordeel dat kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van heling van de Volkswagen Golf. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[verdachte] wordt vrijgesproken van heling van de scooter die is aangetroffen de in loods 4 te [plaats] , zoals de officier van justitie en de raadsman ook hebben verzocht, omdat niet kan worden vastgesteld dat deze scooter van enig misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde heling van de Audi A4 en de Piaggio motorscooter overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de doorzoeking van loods 4 in [plaats] zijn de van diefstal afkomstige Audi A4 en Piaggio aangetroffen. Uit de foto’s van de Audi A4 en de Piaggio in het dossier blijkt dat deze duidelijk zichtbaar in de loods stonden. De loods is ook gebruikt om de Volkswagen Golf die bij de poging tot liquidatie is gebruikt en die [verdachte] met zijn mededaders voorhanden had, te verbergen. [verdachte] is meermalen bij loods 4 gezien en ook is waargenomen dat hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deze loods inging. Op de zitting van 18 april 2017 heeft hij ook verklaard meerdere keren in de loods te zijn geweest. [medeverdachte 1] heeft in de avond van 5 november 2015 aan [verdachte] het volgende bericht gestuurd: “ik ben met tata me waki ophalen en morgen halen we die audi weg uit die loods met die semtex” waarop [verdachte] heeft geantwoord: “Oke is goed”.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af, in het licht van de samenwerking tussen deze verdachten bij de poging liquidatie, dat [verdachte] wist van de aanwezigheid van de Audi A4 en de Piaggio in de loods en dat hij deze, net als de Volkswagen Golf, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , daar verborgen hield en daarmee dus voorhanden had. Dat [verdachte] de voertuigen met zijn mededaders verborgen hield, duidt erop dat hij bij het voorhanden krijgen ervan wist dat de voertuigen gestolen waren. Met de verklaring op zitting, inhoudende dat op de momenten dat hij in de loods kwam de Audi steeds volledig afgedekt was met een zeil, heeft [verdachte] niet aannemelijk gemaakt dat dit anders was, gezien de overige feiten en omstandigheden en het feit dat hij nadere vragen van de rechtbank hierover niet heeft willen beantwoorden. De rechtbank betrekt daarbij ook dat [verdachte] geen verklaring heeft willen afleggen over de betekenis van de berichten die hij met [medeverdachte 1] over de Audi heeft uitgewisseld. In dit bericht wordt weliswaar niet gesproken over de Piaggio, maar nu de loods kennelijk werd gebruikt als heimelijke bergplaats voor van misdrijf afkomstige goederen, acht de rechtbank, bij gebreke van een andersluidende verklaring van [verdachte] , op z’n minst genomen bewezen dat [verdachte] willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich ook wat betreft de Piaggio schuldig maakte aan heling.
Dat [verdachte] geen sleutel van de loods lijkt te hebben gehad, staat niet aan een bewezenverklaring van het bestanddeel voorhanden hebben in de weg. Voor een bewezenverklaring is het niet nodig dat [verdachte] te allen tijde onverwijld over de Audi A4 en de Piaggio kon beschikken.
De rechtbank is daarom, anders dan de raadsman, van oordeel dat kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van de Audi A4 en de Piaggio.
6.3.
Feit 4: medeplegen voorhanden hebben 2,2 kilogram springstof, vijf elektrische slagpijpjes en een elektronische constructie bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat [verdachte] niet wist van de aanwezigheid van de voorwerpen in de kofferbak van de Audi A4. Deze voorwerpen bevonden zich bovendien niet in zijn machtssfeer. [verdachte] moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
In de kofferbak van de gestolen Audi A4 die [verdachte] met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorhanden heeft gehad, zijn aangetroffen: 2,2 kilogram springstof op basis van TNT, vijf elektrische slagpijpjes en de PVC pijp met elektronica. [medeverdachte 1] heeft op 5 november 2015 aan [verdachte] het bericht gestuurd, inhoudende dat de Audi A4 en de semtex uit de loods moesten worden weggehaald waarop de reactie van [verdachte] was: “Oke, is goed.” Op de kartonnen doos waarin is aangetroffen de PVC pijp met elektronica en de afstandsbediening, waarmee het mogelijk was om op afstand de springstof tot ontploffing te brengen, bevond zich bovendien een vingerafdruk van [verdachte] .
[verdachte] is met deze onderzoeksresultaten geconfronteerd, maar heeft hierover geen enkele verklaring willen afleggen.
De rechtbank leidt uit de berichtenwisseling tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] af, in het licht van de overige samenwerking tussen deze verdachten bij de poging liquidatie en de heling van de voertuigen, af dat [verdachte] wist dat er springstof (in de Audi) in de loods aanwezig was en dat hij deze springstof eveneens met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verborgen hield en daarmee voorhanden had. De vingerafdruk van [verdachte] op de doos – ook hierover wenst [verdachte] geen commentaar te geven – bevestigt dit nog eens. Zoals hiervoor ten aanzien van feit 3 is overwogen, doet de omstandigheid dat [verdachte] geen sleutel van de loods lijkt hebben gehad, daar niet aan af. Het onder 4 ten laste gelegde kan daarom worden bewezen.

7.Beoordeling zaak B

7.1.
Vrijspraak van de onder 2 ten laste gelegde diefstal/heling kentekenplaat
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de bromfietskentekenplaat. Ook is niet komen vast te staan dat [verdachte] wist of moest vermoeden dat in de Fiat 500 een gestolen bromfietskentekenplaat lag. [verdachte] zal daarom van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
7.2.
Ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [97]
7.2.1.
Feit 1: medeplegen witwassen € 8.000,-
Uit opgenomen vertrouwelijke communicatie in de Fiat 500 blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] op 4 november 2015 papiergeld tellen, in totaal € 8.000,- bestaande uit 16 briefjes van 500 euro. [medeverdachte 1] zegt tegen [verdachte] : “Zestien briefjes van vijfhonderd is acht kop”, waarbij met “kop” duizend wordt bedoeld, en iets later: “Dit is acht kop , maar je krijgt alvast vier van me”. [98] De Fiat 500 staat op dat moment aan de [adres] in [plaats] geparkeerd, nabij de verblijfplaats van [verdachte] . [99] De (ex-)vriendin van [verdachte] heeft verklaard dat zij op dinsdag (3 november 2015) of woensdag (4 november 2015) € 2.000,- bestaande uit 4 briefjes van € 500,- van [verdachte] heeft gekregen. [100] Van [medeverdachte 1] is geen noemenswaardig inkomen of vermogen bekend. [101]
Bij de beoordeling van de vraag of [verdachte] zich aan witwassen schuldig heeft gemaakt, overweegt de rechtbank het volgende. Als uitgangspunt moet worden genomen dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat het geldbedrag van € 8.000,- van enig misdrijf afkomstig is. Daarom zal ten eerste moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer van een vermoeden van witwassen sprake is.
Het is een feit van algemene bekendheid dat vele vormen van criminaliteit gepaard gaan met (grote hoeveelheden) contant geld en dat coupures van € 500,- in het normale betalingsverkeer een zeldzaamheid zijn. Daarbij tekent de rechtbank bovendien aan dat het fysiek vervoeren en overdragen van grote bedragen in contanten niet gebruikelijk is en het veiligheidsrisico’s met zich brengt. Van [medeverdachte 1] is bovendien geen noemenswaardig inkomen bekend zodat een legale herkomst niet aannemelijk is.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met de context van deze strafzaak, zijn van dien aard dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Van [medeverdachte 1] mocht daarom worden verwacht dat hij een verklaring gaf over de herkomst van het bedrag van € 8.000,-. Dat heeft hij niet gedaan. De rechtbank kan dan niet anders dan concluderen dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en met de raadsman, niet bewezen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] samen € 8.000,- voorhanden hebben gehad. De rechtbank acht bewezen dat [medeverdachte 1] € 8.000,- voorhanden heeft gehad en daarvan € 2.000,- heeft overgedragen aan [verdachte] die dit bedrag vervolgens op zijn beurt weer heeft overgedragen aan zijn (ex-)vriendin. De rechtbank komt ten aanzien van [verdachte] dan ook tot een bewezenverklaring van witwassen van € 2.000,-. De raadsman heeft zich voor dit bedrag van € 2.000,- aan het oordeel van het rechtbank gerefereerd.
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat het geld niets te maken heeft met de verdenking poging tot moord op [slachtoffer] . Op nadere vragen van de rechtbank over het geld heeft hij geen antwoord willen geven. De rechtbank gaat er in de gegeven feiten en omstandigheden, met name waaruit blijkt dat [verdachte] met [medeverdachte 1] samen ernstige misdrijven pleegt, vanuit dat [verdachte] wist dat de € 2.000,- van misdrijf afkomstig was.
7.2.2.
Feit 3: medeplegen vernieling/beschadiging Mazda
Na de schietpartij op 5 november 2015 in Diemen heeft de forensische opsporing bij meerdere geparkeerde auto’s ter hoogte van het perceel [naam wijk] te [plaats] in- en doorschoten geconstateerd. Eén van deze auto’s betreft een auto van het merk Mazda, waarbij een inschot in het linker voorportier zichtbaar is. [102] Tijdens het onderzoek aan deze auto is op de vloer voor de bestuurdersstoel een kern van een projectiel aangetroffen. [103] Op 9 november 2015 heeft de eigenares van de Mazda aangifte gedaan van vernieling/beschadiging van haar auto. [104]
Zoals in zaak A is geoordeeld, was [verdachte] één van de schutters bij de poging tot liquidatie van [slachtoffer] op 5 november 2015. Door minstens 34 keer te schieten op een parkeerplaats waar auto’s staan, heeft [verdachte] samen met zijn mededaders bewust de aanmerkelijke kans genomen dat geparkeerde auto’s zouden worden geraakt. Het verweer van de raadsman dat niet is vast komen te staan dat het inschot door de schietpartij op 5 november 2015 is ontstaan, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
Omdat sprake is van een inschot en deze aantasting van de Mazda middels een reparatie kan worden hersteld, acht de rechtbank de onder 3 ten laste gelegde beschadiging bewezen.

8.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 5 tot en met 7 genoemde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen bewezen dat verdachte:
Zaak A
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
op 5 november 2015 te Diemen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, van korte afstand met vuurwapens 34 kogels op het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten, waardoor die [slachtoffer] meermalen in zijn lichaam is geraakt,
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
op 5 november 2015 te Diemen , tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie II, te weten: vuurwapens, geschikt om automatisch te vuren, of categorie III, te weten: vuurwapens in de vorm van een geweer of pistool voor zover niet vallend onder categorie II sub 2e, en munitie van categorie III, te weten 34 patronen, kaliber 7.62x39, voorhanden heeft gehad,
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde,
op 5 november 2015 te Lijnden, tezamen en in vereniging met anderen,
- een personenauto, merk: Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] en
- een personenauto, merk: Audi S4 met Duits kenteken [kenteken] en
- een motorscooter, merk Piaggio met kenteken [kenteken]
voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen,
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde,
op 5 november 2015 te Lijnden, tezamen en in vereniging met anderen, voorhanden heeft gehad:
onderdelen die specifiek bestemd zijn voor wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II, onder 7e, te weten: wapens bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, en die van wezenlijke aard zijn,
te weten:
- acht containers, bevattende totaal ongeveer 2,2 kilogram springstof op basis van TNT, en
- vijf elektrische slagpijpjes, en
- een constructie bestaande uit een PVC pijp die met een slagpijpje kan worden verbonden, welk slagpijpje met een afstandsbediening op afstand tot ontploffing kan worden gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Zaak B
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
op 4 november 2015 te Diemen zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, immers heeft hij een geldbedrag van € 2.000,- in vier briefjes van € 500,- verworven en voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij wist dat dat geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde,
op 5 november 2015 te Diemen , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto merk Mazda, kenteken [kenteken] , toebehorende aan [naam eigenaar 1] , heeft beschadigd, immers hebben verdachte en zijn mededaders, in de nabijheid van die Mazda met vuurwapens meerdere kogels afgevuurd, waarvan één kogel in het bestuurdersportier van voornoemde Mazda is ingeslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

9.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

10.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

11.Motivering van de straf

11.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie is van mening dat voor de poging tot moord in beginsel een gevangenisstraf van 14 jaar passend en geboden is voor alle verdachten. Gezien de zeer intensieve en nauwe samenwerking tussen de verdachten ziet de officier van justitie geen reden om bij de straf die zij als uitgangspunt heeft genomen voor de poging tot moord onderscheid te maken tussen de verschillende verdachten.
De ernst van de andere strafbare feiten, het strafblad van [verdachte] , zijn proceshouding en het niet meewerken aan persoonlijkheidsonderzoek hebben geleid tot de uiteindelijke strafeis.
11.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij bewezenverklaring van de strafbare feiten een veel lagere gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de gevangenisstraffen die in andere zaken voor een poging tot moord zijn opgelegd, is 14 jaar een veel te hoog uitgangspunt, aldus de raadsman.
11.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachten hebben geprobeerd om [slachtoffer] te liquideren. De aanslag is lang en intensief voorbereid. Op 5 november moest het dan echt gebeuren. Koste wat het kost moest [slachtoffer] die dag dood. Met (semi-) automatische vuurwapens zijn minimaal 34 kogels op [slachtoffer] afgevuurd. [slachtoffer] is meerdere keren geraakt in zijn rug en buik . Het is een wonder dat hij de aanslag heeft overleefd. Er zaten 18 schotbeschadigingen in zijn auto, waaronder in de rugleuning en de hoofdsteun van de bestuurderstoel. Zwaargewond is hij naar het ziekenhuis afgevoerd. Hij moest geopereerd worden en er zijn kogels uit zijn lichaam verwijderd. Op dit moment heeft [slachtoffer] nog steeds pijn doordat niet alle kogels en kogelresten uit zijn lichaam verwijderd konden worden. Op zijn verzoek zal hij binnenkort nogmaals geopereerd worden om nog een kogel te verwijderen. Bij deze ingreep kunnen complicaties optreden. Uit de toelichting van zijn advocaat op zitting blijkt dat de aanslag het leven van [slachtoffer] en zijn familie voorgoed heeft veranderd.
De aanslag is niet alleen ingrijpend geweest voor [slachtoffer] en zijn familie. Ook voor de bewoners van de [naam wijk] in Diemen is de aanslag een heftige gebeurtenis geweest. Midden op de dag is in hun woonwijk in het wilde weg geschoten. Er hadden zo maar meer slachtoffers kunnen vallen. Een getuige kwam net aanrijden op de parkeerplaats toen er werd geschoten. Een andere getuige heeft verklaard dat normaal op het tijdstip van schieten veel buurtbewoners hun hond uitlaten op deze plek. Het meedogenloze en levensgevaarlijke handelen van verdachten heeft gevoelens van angst en onveiligheid bij de buurtbewoners en vele andere mensen in de samenleving opgeroepen. De rechtbank rekent hun dat zwaar aan.
De liquidatiegolf in Amsterdam gaat maar door. Dit dwingt de rechtbank hoge gevangenisstraffen op te leggen. Mogelijk dat daar uiteindelijk een preventief effect vanuit gaat, zodat kan worden voorkomen dat steeds opnieuw mensenlevens worden verwoest en de inwoners van Amsterdam met vuurwapengeweld in hun woonomgeving worden geconfronteerd. De omstandigheid dat [slachtoffer] de aanslag heeft overleefd maakt het meedogenloze handelen van verdachten ook niet minder ernstig en de noodzaak tot bescherming van de maatschappij tegen verdachten niet minder groot.
Anders dan de officier van justitie maakt de rechtbank bij de strafoplegging onderscheid in de rol die iedere verdachte heeft gehad bij de aanslag. Deze rollen zijn niet uitwisselbaar. De daadwerkelijke schutters verdienen naar het oordeel van de rechtbank de hoogste straf en ook een hogere straf dan de officier van justitie als uitgangspunt heeft genomen. Tegen personen die bereid en in staat zijn om als moordcommando op te treden, dient de maatschappij het meest beschermd te worden. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren de twee schutters. De rechtbank acht voor alleen de poging tot liquidatie voor [verdachte] en [medeverdachte 1] een gevangenisstraf van 16 jaar als uitgangspunt passend en noodzakelijk. Daarbij is dan nog geen rekening gehouden met hun strafblad.
De volgende feiten en omstandigheden leiden tot een verhoging van bovengenoemde gevangenisstraf voor [verdachte] .
[verdachte] heeft zich naast de aanslag op [slachtoffer] ook schuldig gemaakt aan het bezit van een grote hoeveelheid explosieven, heling van voertuigen en witwassen. De grote hoeveelheid explosieven die [verdachte] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorhanden heeft gehad, versterkt het beeld dat we te maken hebben met criminelen die zich niet bekommeren om mensenlevens of ‘collateral damage’. Uit onderzoek blijkt dat het gebruik van slechts één van de blokken TNT dodelijk kan zijn voor personen die zich op een afstand van meerdere meters bevinden.
[verdachte] heeft een aanzienlijk strafblad. Hij is vanaf jonge leeftijd vele keren veroordeeld voor het plegen van het strafbare feiten, waaronder meermalen voor ernstige geweldsmisdrijven. Tijdens persoonlijkheidsonderzoeken in zijn jeugd zijn een beneden gemiddelde intelligentie, gedragsproblemen en een gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling en gewetensontwikkeling vastgesteld. Behandelingen en begeleiding hebben destijds niet geholpen. [verdachte] is strafbare feiten blijven plegen. Vanaf volwassen leeftijd heeft hij geweigerd mee te werken aan nieuw persoonlijkheidsonderzoek. Aanvullende behandeling en begeleiding is daardoor niet van de grond gekomen. Gelet op het steeds groter wordende strafblad van [verdachte] zijn er aanwijzingen dat de gedragsstoornis die tijdens zijn jeugd is vastgesteld, zich heeft ontwikkeld tot een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis. De psycholoog en psychiater van het Pieter Baan Centrum hebben dit echter niet kunnen vaststellen omdat [verdachte] wederom niet mee heeft willen werken aan persoonlijkheidsonderzoek.
Het ernstige en steeds groter wordende strafblad van [verdachte] , de aanwijzingen die er zijn voor een anti-sociale persoonlijkheidstoornis, de omstandigheid dat [verdachte] niet mee heeft willen werken aan persoonlijkheidsonderzoek en de omstandigheid dat hij op zitting geen verantwoording heeft willen afleggen voor zijn daden of inzicht heeft willen geven in zijn persoonlijkheid, doen het ergste voor de toekomst vrezen en dwingen de rechtbank ertoe de maatschappij een hele lange tijd tegen [verdachte] te beschermen.
Het bovenstaande leidt tot de volgende straf voor [verdachte] : een gevangenisstraf van 20 jaar, met aftrek van voorarrest.

12.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1.00 STK Zaktelefoon, BlackBerry, DA2618.01.01.001
1.00 STK Zaktelefoon, BlackBerry, DA2618.01.01.002
1.00 STK Kentekenplaat, DA2618-01.02.001
1.00 STK Kogelvrijvest, DA2618.01.03.001
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van deze voorwerpen het in zaak A onder 1 bewezen geachte is voorbereid of begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.

13.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

13.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 227.400,01, bestaande uit € 202.400,01 aan materiële schadevergoeding [105] en € 25.000,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft, overeenkomstig het door haar op schrift gestelde standpunt, de vordering ter terechtzitting toegelicht. Voor zover de schadeposten door het openbaar ministerie of de verdediging zijn betwist, worden deze hieronder besproken.
13.2.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering gedeeltelijk moet worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 31.198,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de materiële schade is, kort gezegd, betoogd dat het gevorderde bedrag aan kleding (post 1) tot de helft dient te worden gematigd, omdat de vordering uitgaat van de nieuwwaarde van deze kleding. Ten aanzien van het kwijtgeraakte horloge (post 1) is onvoldoende vast komen te staan dat [slachtoffer] dit horloge ten tijde van het delict droeg en als rechtstreeks gevolg van de schietpartij heeft verloren, zodat dit deel van de vordering moet worden afgewezen.
De gestelde inkomstenderving (post 3) is onvoldoende onderbouwd, zodat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De gevorderde kosten van € 2.115,- voor inschakeling van de rekenkundige [naam rekenkundige] (post 7) zien deels op nog niet gemaakte kosten, zodat dit onderdeel van de vordering moet worden beperkt tot de gemaakte kosten van
€ 363,-.
De gevorderde immateriële schade van € 25.000,- is redelijk, gezien de ernst van het letsel en de impact die het misdrijf op het leven van [slachtoffer] heeft gehad en zal hebben, zodat deze in zijn geheel toewijsbaar is.
13.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, moet de vordering voor wat betreft de kosten voor het kwijtgeraakte horloge (post 1) en de gestelde inkomstenderving (post 3) niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze te complex en onvoldoende onderbouwd zijn. De behandeling ervan levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat deze moet worden gematigd.
13.4.
Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat [slachtoffer] als gevolg van het bewezen geachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De rechtbank acht toewijzing van de schadeposten 1, 2, 4 en een gedeelte van schadepost 7 aan de orde.
[slachtoffer] heeft gesteld en voldoende bewezen dat hij, toen hij werd beschoten, kleding droeg ter waarde van € 1.390,92. Dat die kleding verloren is gegaan als gevolg van de schietpartij, is ook voldoende komen vast te staan en was voorzienbaar. Ook heeft [slachtoffer] gesteld en voldoende bewezen dat hij op dat moment een horloge droeg ter waarde van € 11.450,-, en dat hij dit horloge als gevolg van het delict is kwijtgeraakt. Het verlies van het horloge en de daardoor ontstane schade kan aan verdachte worden toegerekend.
De medische kosten, de reiskosten en de kosten huishoudelijke hulp/verlies zelfredzaamheid die door de benadeelde partij zijn gevorderd, zijn ontstaan als gevolg van het delict zodat die schadeposten ten bedrage van € 1.515,- en € 63,89 en € 3.560,20 worden toegewezen (post 2, 4 en een gedeelte van post 7).
De vordering is voor wat betreft de gevorderde inkomstenderving alsmede de kosten ter berekening daarvan op dit moment onvoldoende onderbouwd, terwijl een nadere onderbouwing daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, zodat [slachtoffer] in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Tot slot waardeert de rechtbank de immateriële schade zoals verzocht op een bedrag van
€ 25.000,- De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij soortgelijke zaken als de onderhavige. Ook is acht geslagen op de ernst van het letsel en de impact die het misdrijf op het leven van [slachtoffer] en zijn gezin heeft gehad en zal hebben, alsmede de omstandigheid dat bij de benadeelde partij als gevolg van het bewezen geachte mogelijk sprake is van een posttraumatische stresstoornis.
Gelet op het voorgaande, waardeert de rechtbank de schade op een totaal bedrag van
€ 42.980,01, bestaande uit € 17.980,01 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
[slachtoffer] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer] wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opgelegd.

14.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 289, 350, 416, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

15.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 8 is vermeld.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak B onder 1en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 8 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
medeplegen van poging tot moord
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of III, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
witwassen
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
medeplegen van beschadiging
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 20 jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1.00 STK Zaktelefoon, BlackBerry, DA2618.01.01.001
1.00 STK Zaktelefoon, BlackBerry, DA2618.01.01.002
1.00 STK Kentekenplaat, DA2618-01.02.001
1.00 STK Kogelvrijvest, DA2618.01.03.001
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst de vordering van [slachtoffer] , domicilie kiezend ten kantore van zijn raadsvrouw mr. E. Huls, [adres raadsvrouw] , [woonplaats 2] , toe tot een bedrag van € 42.980,01, bestaande uit € 17.980,01 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 42.980,01 aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 249 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.E. Mildner, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van de Kraats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2017.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verdenking, zaaksdossier C01, p. 75-76.
2.p. Afschermproces-verbaal, zaaksdossier C01, p 77.
3.Proces-verbaal aanvraag bevel stelselmatige observatie, BOB dossier, p. 732.
4.p. Bevel observatie, BOB dossier, p. 734.
5.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 81-083.
6.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p 86-087.
7.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 85.
8.Proces-verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier, p. 47.
9.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Proces-verbaal 26Tandem, zaaksdossier C01, p. 26.
11.Proces-verbaal verhoor getuige [naam getuige] , zaaksdossier C01 p. 702, proces-verbaal verhoor getuige [naam getuige] , zaaksdossier C01,
12.Proces-verbaal van bevindingen PD, zaaksdossier C01, p. 169-173.
13.Letselverklaring p. 692-693, proces-verbaal van verhoor aangever, zaaksdossier C01, p. 682-683 en een proces-verbaal ontvangen foto’s m.b.t. letsel, zaaksdossier C01, p. 687-691.
14.Proces-verbaal van bevindingen FO, zaaksdossier C01, p. 183-192 en een proces-verbaal van bevindingen FO, zaaksdossier C01, p. 283-286.
15.Rapport NFI munitieonderzoek, zaaksdossier C01, p. 287-296, proces-verbaal van bevindingen FO Schootslijnen, zaaksdossier C01, p. 297-313 en een proces-verbaal onderzoek wapens en munitie van 6 april 2017, niet doorgenummerd.
16.Proces-verbaal van observatie van 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 956-961.
17.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 4] , persoonsdossier B04, p. 10-12, proces-verbaal rectificatie tijdstippen m.b.t. aanhouding [medeverdachte 4] , persoonsdossier B04, p. 19.
18.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 1] , zaaksdossier B01 p. 13-15, proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 2] , zaaksdossier B03, p. 8-10 en een proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 94.
19.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , B02 p. 10-13.
20.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 3] , B05 p. 8-9.
21.Kennisgeving van inbeslagneming, beslagdossier, p. 437.
22.Proces-verbaal van inbeslagneming [medeverdachte 4] , beslagdossier, p. 447.
23.Verslag van binnentreden en proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, beslagdossier, p. 128-137.
24.Proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 1] , zaaksdossier C01, p. 1016.
25.Proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01, p. 1013.
26.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 462.
27.Proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01, p. 1013- 1014.
28.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p 478.
29.Een NFI rapportage, inhoudende onderzoek aan 4 mobiele telefoons naar aanleiding van een poging liquidatie in Amsterdam op 5 november 2015, zaaksdossier A, p. 184-191, een proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01, p. 1011-1014, een proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 1] , zaaksdossier C01, p. 1015-1021, een proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1022-1038 en een proces-verbaal van bevindingen PGP-toestel [medeverdachte 2] , zaaksdossier C01, p. 1277-1279.
30.Proces-verbaal van bevindingen PGP-toestel [medeverdachte 2] , zaaksdossier C01, p. 1277.
31.Proces-verbaal van bevindingen PGP-toestel [medeverdachte 2] , zaaksdossier C01, p. 1278.
32.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 464-465 en een kennisgeving van inbeslagneming, zaaksdossier E, p. 111-112.
33.Proces-verbaal BlackBerry IGB [verdachte] , zaaksdossier C01, p. 1039-1040 en een proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01, p. 1011-1014.
34.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 468-471.
35.Proces-verbaal Blackberry igb [medeverdachte 3] , zaaksdossier C01, p. 1041-1042.
36.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig in gebruik bij [slachtoffer] , zaaksdossier C01, p. 1096.
37.Proces-verbaal van bevindingen Blackberries, zaaksdossier C01. p. 1012.
38.Proces-verbaal sporenonderzoek, zaaksdossier C01, p. 350.
39.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-423 en proces-verbaal van bevindingen GPS locaties, zaaksdossier C01, p. 425-432.
40.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 433-434.
41.Proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-401.
42.Proces-verbaal van bevindingen relatie baken [kenteken] en imei [nummer] , zaaksdossier C01, p. 445-456.
43.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01 p. 93-106.
44.Proces-verbaal verhoor getuige [naam eigenaar 2] , zaaksdossier C02, p. 16-24.
45.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 890-898.
46.Proces-verbaal van verhoor [naam getuige] , zaaksdossier C01, p. 806-811
47.Proces-verbaal 26Tandem, zaaksdossier C01, p. 15-16, proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 900-905.
48.Proces-verbaal 26Tandem, zaaksdossier C01, p. 15-24.
49.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 912-914.
50.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig van [slachtoffer] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1098-1104.
51.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01, p. 915-920
52.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig van [slachtoffer] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1104-1120.
53.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1023-1024.
54.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig van [slachtoffer] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1105.
55.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1024-1025.
56.Proces-verbaal van observatie, zaaksdossier C01 p. 922-924.
57.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 435-437 en een proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] , zaaksdossier C01, p. 814-816.
58.Proces-verbaal van bevindingen inlog Samsung Galaxy Core 2, zaaksdossier C01, p. 438-439.
59.Proces-verbaal van bevindingen PGP-toestel [medeverdachte 2] , zaaksdossier C01, 1277-1279.
60.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1030.
61.Proces-verbaal van observatie van 3 november 2015, zaaksdossier C01 p. 925-931.
62.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 143-144 en een proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, beslagdossier, p. 108-109.
63.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1030.
64.Proces-verbaal van bevindingen mbt het baken onder het voertuig in gebruik bij [slachtoffer] in combinatie met overige onderzoeksgegevens, zaaksdossier C01, p. 1113-1118.
65.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1031-1033.
66.Proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1033-1034.
67.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [verdachte] 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 145-150.
68.Proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1127-1128.
69.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, zaaksdossier C01, p. 156 – 165, proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01 p. 151-153, proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 166 en een proces-verbaal van bevindingen OVC 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 867-876.
70.Proces-verbaal van observatie van 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 936.
71.Proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1131-1135.
72.Proces-verbaal sporenonderzoek, zaaksdossier C01, p. 367-372, een proces-verbaal gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-423 en een proces-verbaal BlackBerry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1033-1034.
73.Proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1135-1147.
74.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 358-363.
75.Proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1035.
76.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 1151-1154.
77.Proces-verbaal van observatie van 5 november 2015, zaaksdossier C01 p. 939-944.
78.Proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1035 en een proces-verbaal van bevindingen mbt 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 1155-1157.
79.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 1157-1160.
80.Proces-verbaal van observatie 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 945-952, een aanvullend proces-verbaal van observatie 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 953 en een proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C01, p. 1160-1163.
81.Proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens, zaaksdossier C01, p. 396-401.
82.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. 5 november, zaaksdossier C01, p. 1161.
83.Proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 4] , zaaksdossier C01, p. 1037-1038.
84.Proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 1] , zaaksdossier C01, p. 1017-1018.
85.Proces-verbaal van observatie 5 november 2015, zaaksdossier C01, p. 962-963 en een proces-verbaal van getuigenverhoor [naam getuige] , zaaksdossier C01, p. 727-733.
86.Proces-verbaal van bevindingen OVC 5 november 2015, zaaksdossier C01 p. 877-881.
87.Proces-verbaal van bevindingen OVC, zaaksdossier C02, p. 46 en een proces-verbaal van bevindingen OVC (rectificatie), zaaksdossier C02, p. 50.
88.Proces-verbaal Blackberry [medeverdachte 1] , zaaksdossier C01, p. 1020.
89.Proces-verbaal doorzoeking loods, beslagdossier, p. 225.
90.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C04, p. 59-63.
91.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C02, p. 51-53, proces-verbaal sporenonderzoek, zaaksdossier C02, p. 81-93 en een NFI rapport, inhoudende een explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van vermeende explosieve materialen in de kofferruimte van de Audi, zaaksdossier C02, p. 54-80, een verslag, te weten een reactie van het NFI op aanvullende vragen, zaaksdossier C02, p. 179-188.
92.Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek, zaaksdossier C02, p. 100 en een rapport dacty, zaaksdossier C02, p. 114.
93.Proces-verbaal doorzoeking loods, beslagdossier E, p. 221-230 en een proces-verbaal van aangifte, zaaksdossier C05, p. 54-62.
94.Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier C03, p. 63-65, een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met als bijlage een lijst met in beslag genomen voorwerpen, beslagdossier E, p. 131-137 en een KVI, beslagdossier E, p. 154-156.
95.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, beslagdossier E, p. 108-109.
96.Proces-verbaal van aangifte, zaaksdossier 3, p. 11-13.
97.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
98.Proces-verbaal van uitwerking OVC gesprek, zaaksdossier C01, p. 864-865.
99.Proces-verbaal 26Tandem, p. 23.
100.Proces-verbaal verhoor getuige [naam getuige] , zaaksdossier C01, p. 737.
101.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens [medeverdachte 1] , zaaksdossier C01, p. 964-965.
102.Proces-verbaal van bevindingen FO, zaaksdossier C01 p. 185.
103.Proces-verbaal van bevindingen FO Mazda [kenteken] , zaaksdossier C01 p. 281-282 en een proces-verbaal sporenonderzoek, zaaksdossier C08, p. 11-12.
104.Proces-verbaal van aangifte, zaaksdossier C08, p. 8-9.
105.De vordering is bij brief van 12 april 2017 verhoogd.