ECLI:NL:RBAMS:2017:5126

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
AMS 17/3696
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing evenementenvergunning voor Pride Amsterdam 2017 ondanks bezwaren van omwonenden

Op 19 juli 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen de stichting Wijkcentrum d'Oude Stadt en de burgemeester van Amsterdam, met betrekking tot de evenementenvergunning voor Pride Amsterdam 2017. De burgemeester had op 1 juni 2017 een vergunning verleend voor het evenement, dat van 29 juli tot en met 6 augustus 2017 zou plaatsvinden. De stichting Wijkcentrum d'Oude Stadt, die bezwaar had gemaakt tegen de vergunning, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vreesde voor ernstige geluidsoverlast voor omwonenden.

Tijdens de zitting op 11 juli 2017 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder geluidsdeskundigen en vertegenwoordigers van de burgemeester. De voorzieningenrechter moest beoordelen of de burgemeester bij het verlenen van de vergunning zijn discretionaire bevoegdheid op een zorgvuldige manier had uitgeoefend. De rechter oordeelde dat de burgemeester voldoende rekening had gehouden met de belangen van de omwonenden en dat de geluidsnormen die waren vastgesteld, in overeenstemming waren met de geldende regelgeving.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om in te grijpen in de besluitvorming van de burgemeester. De vergunning voor Pride Amsterdam 2017 werd gehandhaafd, en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De rechter benadrukte dat de burgemeester de klachten van omwonenden serieus had genomen en dat er maatregelen waren getroffen om de overlast te beperken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 juli 2017, en tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/3696

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juli 2017 in de zaak tussen

de stichting Stichting Wijkcentrum d'Oude Stadt, te Amsterdam, verzoekster (verder ook: het wijkcentrum)
(gemachtigde: mr. N. Bakker),
en
de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder (verder ook: de burgemeester)
(gemachtigde: mr. A.J. Wilschut).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de stichting stichting Amsterdam Gay Pride (verder ook: vergunninghouder), te Amsterdam (gemachtigde: M. Ricardo).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester aan vergunninghouder een evenementenvergunning verleend voor het evenement “Pride Amsterdam 2017”. Op 4 juli 2017 heeft de burgemeester dit besluit aangevuld.
Verzoekster heeft bij verweerder bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2017. Verzoekster is verschenen bij haar gemachtigde, vergezeld door [naam 1] , [naam 2] en ing. [naam 3] (deze laatste is verbonden aan de Nederlandse Stichting voor Geluidshinder). De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder zijn van de zijde van de burgemeester verschenen [naam 4] en [naam 5] (geluidsdeskundigen). Ook vergunninghouder is verschenen bij zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In deze procedure dient de voorzieningenrechter na te gaan of een spoedmaatregel moet worden getroffen omdat de uitkomst van de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Hij let daarbij op de belangen van alle partijen. Er is in de regel geen reden een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter het genomen besluit rechtmatig acht. Het oordeel van de voorzieningenrechter is verder niet bindend voor de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure.
2. Ten aanzien van het antwoord op de vraag of het wijkcentrum moet worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht, sluit de voorzieningenrechter zich aan bij het oordeel en de daaraan ten grondslag liggende motivering van de voorzieningenrechter over de evenementenvergunning voor de Euro Pride 2016 in de uitspraak van 21 juli 2016 (te vinden op www.rechtspraak.nl met als vindplaats ECLI:NL:RBAMS:2016:4587).
3. De burgemeester heeft bij het bestreden besluit een evenementenvergunning verleend voor de Pride Amsterdam 2017 (verder ook: de Pride) van 29 juli 2017 tot en met
6 augustus 2017. De Pride vindt plaats op diverse locaties in Amsterdam. Er vinden festiviteiten plaats zoals een botenparade, straatfeesten en pleinfeesten. De evenementen eindigen vrijdag 4 augustus 2017 om 23.00 uur en in de nacht van zaterdag 5 augustus 2017 op zondag 6 augustus 2017 om 0.00 uur. Bij de evenementen mag, met uitzondering van de bars en kramen met etenswaren langs de route, gebruik worden gemaakt van geluidsversterkende apparatuur.
De geluidsnormen die zijn neergelegd in het advies van de Omgevingsdienst, zijn de normen die gelden. Dit geldt ook voor zover de normen in het advies afwijken van de normen die in de voorschriften bij de evenementenvergunning zijn vermeld, zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting uitdrukkelijk heeft bevestigd. Dat betekent dat voor het grootste deel van de activiteiten een geluidsnorm geldt van maximaal 95 dB(C) op de gevel van woningen.
Bij aanvullend besluit van 4 juli 2017 heeft de burgemeester besloten tot het vergunnen van een extra feest op de Dam, om “overcrowding” te voorkomen: te veel mensen op een bepaalde plaats, waardoor paniek zou kunnen ontstaan.
4. Op grond van artikel 2.43, aanhef en onder f, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amsterdam 2008 (APV) kan de burgemeester de vergunning weigeren als naar zijn oordeel van het evenement een onevenredige belasting voor het woon- of leefklimaat in de leefomgeving is te verwachten.
5. Volgens vaste jurisprudentie is de bevoegdheid van de burgemeester tot verlening van een evenementenvergunning een discretionaire bevoegdheid, waarbij aan hem een ruime mate van beoordelingsvrijheid toekomt. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de invulling door de burgemeester van die beoordelingsvrijheid terughoudend toetst.
6. Verzoekster stelt dat de activiteiten een bepaalde grens in decibellen voor omwonenden niet mag overschrijden. Onder verwijzing naar een rapportage van de deskundige ing. [naam 3] (verder ook: [naam 3]) meent verzoekster dat een geluid van 70 dB(A) op de gevel voor omwonenden leidt tot ernstige/zeer ernstige hinder en onacceptabel is. Een norm van 95 dB(C) levert binnenshuis onduldbare overlast op, aldus verzoekster.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat in rechtsoverweging 7.2 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 11 mei 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1245) is overwogen dat niet op objectieve wijze is vast te stellen wanneer een geluidsniveau zodanig hoog is dat naar huidige wetenschappelijke inzichten moet worden aangenomen dat dit, ook bij evenementen met een tijdelijk karakter, als voor omwonenden onduldbare hinder moet worden beschouwd. Verweerder heeft ter zitting ook uitdrukkelijk gewezen op deze uitspraak.
Wanneer wordt aangenomen dat de omwonenden zeer aanzienlijke (door hen als onduldbaar omschreven) hinder zouden ondervinden als de vergunde grenswaarde van 95 dB(C) gedurende de botenparade en alle evenementen volledig zou worden benut, leidt dat enkele gegeven nog niet tot het oordeel dat de hinder onaanvaardbaar is. Wederom onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2016 wijst de voorzieningenrechter erop dat het oordeel over de vraag of de hinder onaanvaardbaar is, niet op zich staat, maar óók afhankelijk is van het antwoord op de vraag of de burgemeester aan de belangen die zijn gediend met de evenementen die dit geluid veroorzaken redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. Het gaat dus om een afweging van de belangen die zijn gediend met de Pride tegenover bijvoorbeeld de belangen van de omwonenden. Dit sluit ook aan bij de tekst van de APV, waar wordt gesproken over een
onevenredigebelasting voor het woon- of leefklimaat.
Die afweging is verricht op een kenbare manier. Verweerder is uitdrukkelijk ingegaan op verschillende meldingen van overlast, zowel in het algemeen als bij specifieke locaties, maar heeft ook nadrukkelijk gewicht toegekend aan het laten plaatsvinden van de Pride, mede vanwege de uitstraling van dat evenement voor de stad Amsterdam. De stellingen van verzoekster over het onduldbare karakter van het geluidsniveau bij het maximaal benutten van de grenswaarde van 95 dB(C) en het inroepen van het recht op ongestoord woongenot voor bewoners van de binnenstad, kan alleen al hierom niet slagen.
8.1
Onder verwijzing naar de rapportages van [naam 3] voert het wijkcentrum verder aan dat de burgemeester onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom de vergunde grenswaarde 95 dB(C) is. Het wijkcentrum betwijfelt daarom of de norm wel zorgvuldig tot stand is gekomen. Verder verzoekt het wijkcentrum om, naast de 95 dB(C) norm, ook een norm van 85dB(A) aan de vergunning te verbinden. In de evenementenvergunning van vorig jaar was een norm van 85 dB(A) opgenomen.
8.2
Uit de rapportages van [naam 3] kan echter niet worden geconcludeerd dat de gehanteerde geluidsnorm van 95 dB(C) onjuist is.
De voorzieningenrechter acht verder van belang dat namens de burgemeester ter zitting - onbetwist - is gesteld dat de vergunde grenswaarde van 95 dB(C) juist strenger is dan de geluidsnorm van 85 dB(A) die vorig jaar aan de evenementenvergunning voor de Euro Pride 2016 was verbonden. Verder is namens de burgemeester onbestreden toegelicht dat het stellen van een grenswaarde van 85dB(A) op zich geen toegevoegde waarde zou hebben, omdat die norm door het stellen van de vergunde grenswaarde van 95 dB(C) niet wordt overschreden. Weliswaar heeft [naam 3] namens verzoekster op zitting nog gesteld dat het niet aanvullend stellen van een grenswaarde van 85dB(A) misbruik in de hand kan werken, maar deze vrees is niet onderbouwd en gemotiveerd betwist van de zijde van verweerder. Zij leidt dan ook niet alsnog tot een ander oordeel.
9.1
Het wijkcentrum voert ook aan dat in de besluitvorming allerlei onzorgvuldigheden zitten en dat niet goed naar de bewoners is geluisterd.
Namens de burgemeester is benadrukt dat hij de klachten wel degelijk serieus neemt, dat hij zelf ook heeft gesproken met omwonenden, dat veel voorschriften zijn aangescherpt in vergelijking met vorig jaar, en dat hij, gelet op het verschil in beleving tussen verzoekster en de burgemeester, ook een extern bureau heeft ingehuurd om het gesprek tussen de omwonenden en de burgemeester verder te begeleiden. Bij de (ook in de vergunning uitdrukkelijk neergelegde) aanscherpingen gaat het met name om het volgende:
- er worden meer handhavers ingezet, nu ook vanaf het water;
- alle feesten op vrijdag starten een uur later;
- alle feesten op zaterdag starten drie uur later;
- de botenparade start een uur eerder en is dus een uur eerder voorbij;
- er zijn minder feesten dan in 2016 en 2015;
- het geluid wordt permanent gemonitord;
- de route van de botenparade is omgekeerd, waardoor de stremming waarmee vorig jaar is begonnen beter gerealiseerd kan worden;
- het aggregaat op het Amstelveld staat ’s nachts uit.
9.2
Onder die omstandigheden is de conclusie dat de vergunningverlening van de burgemeester voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.
10. Verzoekster klaagt ook nog meer in het bijzonder over te verwachten overlast rond het Amstelveld.
De burgemeester stelt daar tegenover dat het Amstelveld het enige plein is in de binnenstad van die omvang en de enige mogelijke (plein-)locatie aan de vaarroute van de botenparade. Vergunninghouder heeft toegelicht dat het Amstelveld een bijzondere betekenis heeft voor de gay-gemeenschap in brede zin. Meer dan op andere locaties is daar een fysieke belichaming van de Pride mogelijk.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester mede om deze specifieke redenen in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het houden van de vergunde festiviteiten, (ook) op het Amstelveld.
11. Er is daarom geen aanleiding voor ingrijpen door de voorzieningenrechter in de besluitvorming van de burgemeester, ook niet door het verbinden van nadere voorschriften aan de vergunning. De burgemeester is op zorgvuldige wijze gebleven binnen de ruimte die de wet en de rechtspraak hem biedt.
Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwijst. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het door het wijkcentrum betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Duren, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.