In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 23 juni 2017, wordt het bezwaarschrift van de verdachte, ingediend op 11 mei 2017, gedeeltelijk gegrond verklaard. De rechtbank behandelt het verzoek van de verdachte om getuigen te horen in het kader van een strafzaak waarin hij wordt beschuldigd van verkrachting. De verdachte heeft verzocht om de getuigen [persoon 1] en [persoon 2] te horen, omdat hun verklaringen relevant zijn voor zijn verdediging. De rechtbank oordeelt dat het horen van deze getuigen kan bijdragen aan de beantwoording van de vragen die voortvloeien uit de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de verklaring van [persoon 1] cruciaal is voor de beschuldiging. De rechtbank vernietigt de eerdere beslissing van de rechter-commissaris van 8 mei 2017, die het verzoek om deze getuigen te horen had afgewezen, en bepaalt dat de rechter-commissaris deze getuigen zal horen.
Aan de andere kant wordt het verzoek om de medewerkers van [instelling] als getuigen te horen ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende onderbouwing is voor het horen van deze medewerkers, aangezien zij niet aanwezig waren bij de gebeurtenissen die op 19 oktober 2015 in de kamer van [persoon 1] hebben plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat het horen van deze medewerkers niet noodzakelijk is voor de verdediging van de verdachte, omdat hun verklaringen niet relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.