ECLI:NL:RBAMS:2017:5002

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
RK 17/2566
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake teruggave van in beslag genomen hond na bijtincident

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die de teruggave van zijn in beslag genomen hond verzocht. De hond was op 7 maart 2017 in beslag genomen na een bijtincident waarbij de hond van klager een andere hond had gebeten. Klager, die zijn hond zonder leiband uitliet, werd beschuldigd van het niet voldoende zorgdragen voor de veiligheid van de hond en de omgeving. De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave van de hond, met het argument dat het belang van de strafvordering zich daartegen verzet, en dat de hond mogelijk verbeurd verklaard zou worden.

De rechtbank heeft de procesgang uiteengezet, waarbij het klaagschrift op 20 april 2017 was ingediend en het standpunt van het Openbaar Ministerie op 19 mei 2017 was ontvangen. Tijdens de openbare raadkamer op 9 juni 2017 zijn klager, zijn raadsvrouw en de officier van justitie gehoord. De rechtbank heeft ook het rapport van een gedragsbioloog van de Universiteit Utrecht in overweging genomen, waarin werd geconcludeerd dat de hond een groot gevaar vormde voor andere honden en mensen, en dat euthanasie de enige veilige optie was.

Na beoordeling van de feiten en het advies van de deskundige, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de hond zou verbeurd verklaren of onttrekken aan het verkeer. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarmee de inbeslagname van de hond werd gehandhaafd. Klager heeft de mogelijkheid om in cassatie beroep aan te tekenen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/046054-17
RK: 17/2566
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres 1] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw, mr. N. el Farougui,
[adres 2] te Amsterdam,
klager, tevens beslagene.

1.Procesgang

1.1.
Het klaagschrift is op 20 april 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
1.2.
Het Openbaar Ministerie heeft op 19 mei 2017 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
1.3.
De rechtbank heeft op 9 juni 2017 klager, zijn raadsvrouw en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
1.4.
Degene die door klager als eigenaar van de hond wordt genoemd, [eigenaar] , heeft bij monde van zijn (gemachtigde) advocaat, mr. N. el Farougui, te kennen gegeven geen klaagschrift in te dienen en zich niet te verzetten tegen teruggave van de hond aan klager.

2.Inhoud van het klaagschrift

2.1.
Het klaagschrift strekt tot teruggave van de bij klager in beslag genomen hond.
2.2.
De raadsvrouw van klager heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift aangevoerd dat dit de eerste keer is dat de hond een andere hond heeft gebeten, het gelet op de genetische predispositie van Stafford-achtige honden niet zo vreemd is dat deze hond (een Amerikaanse bull) agressief gedrag heeft vertoond en ten slotte dat euthanasie een brug te ver is omdat eerst nog andere maatregelen zoals het volgen van een cursus en een muilkorfplicht zouden kunnen worden opgelegd die het risico dat de hond nu vormt tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen.

3.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen teruggave van de in beslag genomen hond en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat het niet ondenkbaar is dat de rechter de verbeurdverklaring van de hond zal uitspreken. De officier van justitie heeft voorts naar voren gebracht dat het Openbaar Ministerie op grond van artikel 117 Sv de hond zal vervreemden en dat daartegen geen beklag mogelijk is.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
4.1.1.
Op 7 maart 2017 liet klager de hond (Amerikaanse bull) uit, zonder dat hij hem had aangelijnd. Hij kwam toen iemand tegen die ook zijn hond (een chowchow genaamd [naam] ) uitliet. De hond die klager uitliet, rende rechtstreeks op [naam] af en greep deze hond in de nek. Klager en de eigenaar van de chowchow hebben vervolgens geprobeerd de honden te scheiden. De hond van klager schudde de andere hond. Nadat de honden eindelijk waren gescheiden, greep de hond van klager onmiddellijk opnieuw de chowchow. Intussen was politie gearriveerd en die heeft met behulp van pepperspray geprobeerd de hond te laten loslaten. Toen dat niet hielp, heeft de politie tweemaal een bak met water over de hond van klager heen gegooid waarop de hond wel losliet. De politie heeft gerelateerd dat de hond niet op commando’s van klager en ook niet op pijnprikkels van omstanders reageerde. [naam] , de gebeten hond, rende weg, maar kon worden gevangen en is naar de spoedkliniek gebracht waar de hond voor diverse bijtwonden is behandeld.
4.1.2.
Op 7 maart 2017 is op de voet van artikel 94 Sv bij klager de hond in beslag genomen.
4.1.3.
Klager wordt er – kort gezegd – onder meer van verdacht dat hij op 7 maart 2017 te [locatie] geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staande gevaarlijke hond (ras Pitbull), aangezien deze hond toen en daar een andere hond meermalen heeft gebeten (artikel 425 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht).
4.1.4.
Het assessmentteam van de Universiteit Utrecht heeft de in beslag genomen hond onderzocht en een risico-inschatting gemaakt. De conclusie van het rapport van 6 april 2017, opgemaakt door dr. C.M. Vinke, gedragsbioloog Faculteit Diergeneeskunde, houdt onder meer het volgende in.
“Deze hond heeft, loslopend, een andere middelmaat hond gegrepen en zonder duidelijke aanleiding behoorlijk gebeten. Het had slechter kunnen aflopen als dit slachtoffer een kleinere hond was geweest met een andersoortige vacht. Hoewel de hond goed luistert, reageerde hij tijdens het bijtincident niet en liet pas los na vele trappen/trekken/pepperen en het erover gooien van water. Ook is gezien dat de hond het slachtoffer heeft geschud. De hoge mate van focus en doorzettingsvermogen, ongevoeligheid voor correcties en lage bijtdrempel zijn typische kenmerken van Stafford-achtige honden (genetische predispositie). Daarnaast zorgt het fysieke uiterlijk van deze hond er voor dat wanneer de hond bijt hij ernstige schade kan toe brengen. Deze hond zal mogelijk een goede band met zijn baas hebben, maar is een groot gevaar voor honden en als hij zich bedreigd acht, ook voor (onbekende) mensen. De gedragstest laat zien, dat deze hond heel snel geneigd is agressie in te zetten (lage bijtdrempel). Hij dreigt meestal eerst, maar kan ook zonder dreigen uitvallen en bijten. Dat laatste is duidelijk gebeurd met de aangevallen hond en datzelfde gedrag zagen we in de gedragstest terug. Verzorgers hebben verklaard dat de hond gedurende de opslagperiode feller is geworden. Het is bekend dat een hond vaak eerst nogal gestrest en bang kan zijn wanneer hij in een nieuwe omgeving komt en dat dit agressief gedrag kan remmen. Wanneer die angst vermindert en frustratie opbouwt kan de agressie toe nemen. In elk testonderdeel heeft deze hond agressief gedrag laten zien en dat hebben we zelden gezien. Deze overmatige agressie leidde ertoe dat wij onderdelen in de gedragstest hebben laten vallen en de test hebben ingekort, om de druk niet te hoog te maken. Slechts zelden zien we zoveel agressief gedrag als we bij het testen van deze hond hebben waargenomen. (…) Aanbeveling is in ieder geval de hond niet te retourneren aan verdachte, de hond gezien de risico’s ook niet te herplaatsen, maar te euthanaseren (…).”
4.2.
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
4.3.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering verzet zich onder meer tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, met betrekking tot het voorwerp de verbeurdverklaring zal uitspreken of onttrekking aan het verkeer zal bevelen.
4.4.
In het onderhavig geval is sprake van een hond die volgens het Openbaar Ministerie vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
4.5.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de hond zal uitspreken of de maatregel van onttrekking aan het verkeer van de hond zal opleggen.
4.6.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken, in het bijzonder de conclusie van het assessmentteam van de Universiteit Utrecht en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen hond zal onttrekken aan het verkeer. Het assessmentteam van de Universiteit Utrecht dat de hond heeft onderzocht en dat het karakter van de hond heeft omschreven als angstig en ambivalent, agressief naar onbekende personen, dominant agressief naar honden, onzeker en weinig sociaal naar personen, heeft immers gerapporteerd dat het slechts zelden zoveel agressief gedrag als bij deze hond heeft waargenomen. De deskundige heeft aanbevolen de hond gezien de risico’s (voor mensen, honden en andere dieren) niet terug te geven en ook niet te herplaatsen, maar te euthanaseren.
4.7.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
4.8.
Het beklag dient daarom ongegrond te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag
ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en J.B. Oreel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2017.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.