Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2017 in de zaken tussen
[de vrouw] , te Amsterdam, eiseres
Procesverloop
Overwegingen
De nadere screening door de GGD van 9 februari 2017 acht eiseres even summier.
Daarbij komt dat deze screening onvolledig is, omdat de psychische problemen vanwege onverwerkte rouw en de lichamelijke klachten waardoor zij in de Ziektewet zit, niet zijn onderzocht. Deze klachten zijn wel aangegeven door de hulpverleners, aldus eiseres.
Ter zitting heeft zij verder toegelicht dat verweerder de belangen van de kinderen onvoldoende heeft onderzocht, in strijd met artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind.
9 februari 2017 blijkt dat eiseres voldoende zelfredzaam is. Uit deze screening blijkt dat eiseres een adequate, zelfstandige indruk maakt en dat haar probleem vooral in de huisvestingssfeer ligt. In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat de verklaringen van de huisarts en de maatschappelijk werkster zijn voorgelegd aan de GGD. In een reactie laat de GGD weten dat de verklaringen geen aanleiding geven om het standpunt over de zelfredzaamheid van eiseres te herzien. Volgens de GGD wordt niet nader geconcretiseerd dat eiseres niet de juiste keuzes zou kunnen maken, ook al geven de huisarts en de maatschappelijk werkster dit aan. De GGD meent dat zorgen voor een baby en het reizen naar school zaken zijn die een ouder zelf moet regelen. Eiseres heeft een behoorlijk risico genomen door de kinderen na drie jaar terug te halen naar Nederland zonder te beschikken over adequate huisvesting, aldus de GGD. Verweerder handhaaft zijn standpunt.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt de conclusie een draagkrachtige motivering. Hierdoor is het advies van de GGD onvoldoende inzichtelijk en concludent. Weliswaar is de GGD in de nadere reactie ingegaan op de verklaringen van de huisarts en maatschappelijk werkster, maar uit het verweerschrift blijkt dat dit pas na het bestreden besluit II is gebeurd. Bovendien is deze nadere reactie naar het oordeel van de rechtbank evenmin toereikend.
De nadere reactie gaat namelijk niet in op de gemelde pijnklachten en uitputting van eiseres en is hierdoor onvolledig. Dit terwijl verweerder zelf in het bestreden besluit II de medische klachten van eiseres als nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangemerkt.
De rechtbank merkt de zaken daarbij aan als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 92,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2017.