ECLI:NL:RBAMS:2017:4979

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
13/684425-16, 13/741010-16 (tul), 13/741122-17, 13/741135-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en afpersing van een verstandelijk beperkte jongen door geweld en bedreiging

Op 13 juli 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vader heeft mishandeld en een verstandelijk beperkte jongen heeft afgeperst. De zaak betreft meerdere parketnummers, waaronder 13/684425-16, 13/741010-16, 13/741122-17 en 13/741135-17. De verdachte heeft op 24 juni 2016 zijn vader mishandeld door hem in het gezicht te slaan. Daarnaast heeft hij in de periode van 16 tot en met 22 april 2015 de verstandelijk beperkte jongen, aangeduid als [slachtoffer 2], onder druk gezet om meerdere telefoonabonnementen af te sluiten. Dit gebeurde door middel van bedreigingen en geweld, waarbij de verdachte een mes toonde en dreigde de jongen te vermoorden als hij niet deed wat hem werd opgedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en poging tot afpersing, waarbij hij misbruik maakte van de kwetsbaarheid van het slachtoffer. Tevens heeft de verdachte politieambtenaren bedreigd en beledigd tijdens hun werkzaamheden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar en 1 week, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting en meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684425-16, 13/741010-16 (tul), 13/741122-17 en 13/741135-17 (Promis)
Datum uitspraak: 13 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[GBA-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. Duker, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.S. Levinsohn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
inzake parketnummer 13/684425-16
1.
hij op of omstreeks 24 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of stompen en/of te schoppen en/of te trappen;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 april 2015 tot en met 22 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, éénmaal of meermalen op de openbare weg (o.a. [straat] , althans daar in de buurt en/of [straat 2] ) (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van drie, althans één of meer telefoon(s) (iPhone 6), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of tot het aangaan van drie, althans één of meer schuld(en) (telefoonabonnement(en))
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, éénmaal of meermalen
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Ik weet waar je woont en kom naar je huis als je niet doet wat ik zeg.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2] in elkaar zou slaan en/of zou vermoorden als hij (die [slachtoffer 2] ) geen telefoonabonnement zou afsluiten (met een iPhone 6), althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond en/of voorgehouden en/of
- heeft gezegd dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2] zou vermoorden als hij niet zou doen wat hem bevolen was, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (met een vuist) heeft gestompt en/of geslagen;
subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 april 2015 tot en met 22 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, éénmaal of meermalen [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen voornoemde [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het afsluiten van drie, althans één of meer telefoonabonnement(en) (met bijbehorende iPhone(s)) en/of het afgeven van drie, althans één of meer mobiele telefoon(s), (telkens) door
- gebruik te maken van de kwetsbaarheid van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen: "Ik weet waar je woont en kom naar je huis als je niet doet wat ik zeg.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- te zeggen dat hij (die [slachtoffer 2] ) 4.000 euro zou krijgen zodat hij met zijn vader met vakantie naar Egypte zou kunnen en/of
- te zeggen dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2] in elkaar zou slaan en/of zou vermoorden als hij (die [slachtoffer 2] ) geen telefoonabonnement zou afsluiten (met een iPhone 6), althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking
- voornoemde [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp getoond en/of voorgehouden en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen dat hij, verdachte, [slachtoffer 2] zou vermoorden als hij niet zou doen wat hem bevolen was, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (met een vuist) te stompen en/of slaan;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 april 2015 tot en met 23 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, éénmaal of meermalen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een telefoon (iPhone 6), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of tot het aangaan van een schuld (telefoonabonnement), éénmaal of meermalen naar voornoemde [slachtoffer 2] is toegegaan waarna hij, verdachte
- voornoemde [slachtoffer 2] heeft benaderd en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Ik weet waar je woont en kom naar je huis als je niet doet wat ik zeg.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2] in elkaar zou slaan en/of zou vermoorden als hij (die [slachtoffer 2] ) geen telefoonabonnement zou afsluiten (met een iPhone 6), althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.
inzake parketnummer 13/741122-17
1.
hij op of omstreeks 01 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en/of [slachtoffer 4] (agent van politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga eerder dood dan jullie en ik zorg dat ik daarbij minimaal 20 van jullie van bureau Flierbosdreef mee neem. Semtex is niet duur, ik plak het op de deur van
de Flierbosdreef en het bureau gaat eraan. Met een kalasny kan je ook veel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 5] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en/of [slachtoffer 6] (surveillant van politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga me aanmelden bij ISIS en dan worden jullie allemaal uitgeroeid", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 7] (politieambtenaar) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen: "Als ik je buiten tegen kom rij ik je met mijn auto met 160 kilometer per uur aan en verbrijzel je knieën", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 01 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 7] , werkzaam bij politie Eenheid Amsterdam en belast met de uitoefening van arrestantenzaken, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Je bent een kanker homo. Vieze kankerlijer. Je doet nu kanker stoer. Je kanker moeder. Ik spuug op je moeders kut en daarna stop ik mijn ding erin. Je bent een tyfus hond", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5.
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 5] , hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Jij met je vieze kankergezicht. Je ziet er uit als een varken, je bent minder dan kauwgom onder mijn schoen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
inzake parketnummer 13/741135-17
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 8] (brigadier van politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door voornoemde [slachtoffer 8] dreigend de woorden toe te voegen:
- " ik schiet je dood" en/of
- " ik ga je zoeken en maak je af" en/of
- " jou vrouw neuk ik en maak je af" en/of
- " ook jouw kinderen gaan eraan, wacht maar ik ga je vinden",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 12 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 8] heeft bedreigd (brigadier van politie Eenheid Amsterdam) met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met gebalde vuist voor voornoemde [slachtoffer 8] te gaan staan en/of (vervolgens) een slaande beweging te maken richting het gezicht van voornoemde [slachtoffer 8] .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak
4.1.1
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde (parketnummer 13/741122-17)
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte hoofdagent [slachtoffer 5] en surveillant [slachtoffer 6] van de politie Eenheid Amsterdam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte – vanuit zijn cel, door de intercom – geuite woorden: “Ik ga me aanmelden bij ISIS en dan worden jullie allemaal uitgeroeid”, bij [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] niet de redelijke vrees konden doen ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook daadwerkelijk zou worden gepleegd.
4.1.2
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde (parketnummer 13/741135-17)
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte brigadier [slachtoffer 8] van de politie Eenheid Amsterdam heeft bedreigd in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) door met gebalde vuist voor [slachtoffer 8] te gaan staan en een slaande beweging te maken richting zijn gezicht. Deze gedragingen houden naar het oordeel van de rechtbank geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling in. Verdachte zal ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.2
Nadere bewijsoverwegingen
4.2.1
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 (parketnummer 13/684425-16)
4.2.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] , de getuigenverklaring van [getuige 1] en de foto’s in het dossier van het letsel van [slachtoffer 1] .
4.2.1.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] wegens gebrek aan bewijs. Zij heeftt daartoe aangevoerd dat de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] en getuige [getuige 1] niet overeenkomen ten aanzien van de mate en het soort geweld dat door de verdachte is toegepast, noch met betrekking tot de vraag op welke plaats dat geweld is toegepast. Tevens heeft zij erop gewezen dat de nadere verklaring die [slachtoffer 1] heeft afgelegd niet overeenstemt met zijn aangifte. Verdachte heeft verder verklaard dat hij degene is die mishandeld is.
4.2.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] bewezen op basis van de aangifte van [slachtoffer 1] , de getuigenverklaring van [getuige 1] en het door verbalisant [verbalisant 1] waargenomen letsel onder het rechteroog van [slachtoffer 1] , zoals dat ook te zien is op de foto’s die bij de aangifte zijn gevoegd. Hoewel de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] op een aantal punten uiteen lopen, kan op basis hiervan wel worden vastgesteld dat sprake is geweest van fysiek geweld en dat verdachte zijn vader [slachtoffer 1] op enig moment in het gezicht geslagen heeft. De verklaring van verdachte dat hij is mishandeld door zijn vader is niet aannemelijk geworden.
4.2.2
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feiten 2 en 3 (parketnummer 13/684425-16)
4.2.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair onder 2 ten laste gelegde afpersing, alsmede de onder 3 ten laste gelegde poging tot afpersing wettig en overtuigend kunnen worden bewezen op basis van (onder andere) het proces-verbaal van bevindingen van 6 juni 2015 over een melding door [belwinkel 1] aan de [straat] te Amsterdam waaruit blijkt dat er een mogelijk zwakbegaafde jongen in de winkel was die onder druk een abonnement moest afsluiten, de aangifte door [vader slachtoffer 2] , namens zijn zoon [slachtoffer 2] , de getuigenverklaringen van de twee medewerkers van [belwinkel 1] en de camerabeelden van [belwinkel 1] van 16 april 2015, waarop verdachte door zes verbalisanten is herkend als de persoon die samen met [slachtoffer 2] in de winkel was. Verder wijst de officier van justitie erop dat uit onderzoek is gebleken dat van 17 tot en met 26 april 2015 WhatsApp verkeer heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 2] alsmede dat er op 20 en 21 april 2015 telefonische contacten tussen hen zijn geweest. Tot slot heeft [slachtoffer 2] verdachte op een foto herkend als de persoon die hij [bijnaam verdachte] noemde, aldus de officier van justitie.
4.2.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van zowel feit 2, primair en subsidiair, als feit 3, wegens gebrek aan bewijs. Volgens de raadsvrouw blijkt onvoldoende uit het dossier dat [slachtoffer 2] gedwongen is de telefoonabonnementen af te sluiten en dat sprake was van (bedreiging met) geweld. De raadsvrouw zet haar vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de aangifte en de verklaring van [slachtoffer 2] en stelt dat aanvullend bewijs ontbreekt.
4.2.2.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 24 april 2015 heeft [vader slachtoffer 2] , namens zijn verstandelijk beperkte zoon [slachtoffer 2] , aangifte gedaan van afpersing, gepleegd in de periode tussen 16 en 23 april 2015. Volgens [vader slachtoffer 2] is zijn zoon [slachtoffer 2] afgeperst en heeft hij onder bedreiging van geweld en een mes meerdere telefoonabonnementen afgesloten. Vervolgens zijn de daarbij verstrekte mobiele telefoons met dwang en geweld van [slachtoffer 2] afgenomen. [vader slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat navraag bij de ING bank heeft geleerd dat [slachtoffer 2] drie abonnementen heeft afgesloten, bij drie verschillende winkels. De betreffende overeenkomsten, die deze verklaring bevestigen, zijn als bijlage bij de aangifte gevoegd. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de data die op deze overeenkomsten zijn vermeld (16, 21 en 22 april 2015) en houdt het ervoor dat de in de aangifte genoemde data (16, 22 en 23 april 2015) betrekking hebben op deze overeenkomsten.
[slachtoffer 2] heeft aan zijn vader verteld dat hij de dader op 16 april 2015 is tegengekomen op de hoek van de Aalsmeerweg en de Rietwijkerstraat bij snackbar ’t Vogeltje. De dader stelde zich voor als [bijnaam verdachte] en gaf hem zijn telefoonnummer: [telefoonnummer verdachte 1] . Later die dag, toen [slachtoffer 2] met de tram terugkwam van zijn werk, stond de dader bij de tramhalte op hem te wachten. De dader heeft [slachtoffer 2] vervolgens bedreigd. Hij zou [slachtoffer 2] in elkaar slaan of vermoorden als hij geen abonnement zou afsluiten en zou tegen hem hebben gezegd: “ik weet waar je woont en kom naar je huis als je niet doet wat ik zeg”. Hierop heeft [slachtoffer 2] een abonnement met een iPhone 6 afgesloten bij [belwinkel 1] op de [straat] te Amsterdam. De tas met de iPhone is hem vervolgens direct bij het naar buiten lopen afgenomen.
Uit onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoon van [slachtoffer 2] is gebleken dat op
16 april 2015 inderdaad een contact [bijnaam verdachte] met nummer [telefoonnummer verdachte 1] is aangemaakt. Op
17 april 2015 heeft [slachtoffer 2] via WhatsApp contact gezocht met [bijnaam verdachte] , waarna zij elkaar vervolgens berichten hebben gestuurd tot 26 april 2015.. Uit het betreffende proces-verbaal van bevindingen van 18 mei 2015, opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] , blijkt dat [slachtoffer 2] herhaaldelijk bij [bijnaam verdachte] aangeeft dat hij een iPhone terug wil.
In de aangifte verklaart vader dat de dader [slachtoffer 2] via WhatsApp heeft bericht dat hij op
22 (de rechtbank begrijpt 21) april 2015 om 16.30 uur in de [straat 2] moest zijn. [slachtoffer 2] is daar naartoe gegaan en kwam op de [straat 2] dezelfde dader tegen, die hem een mes liet zien en dreigde dat hij hem zou vermoorden als hij niet deed wat hem bevolen werd. Op 21 april 2015heeft [slachtoffer 2] bij de [belwinkel 2] aan de [straat 2] een abonnement met een iPhone 6 afgesloten. Toen [slachtoffer 2] aangaf dat hij de telefoon zelf wilde houden, kreeg hij een vuist aan de rechterkant van zijn ribbenkast, trok de dader de tas met de iPhone uit zijn handen en vluchtte weg.
Een dag later werd [slachtoffer 2] opnieuw door de dader geappt: “je hebt een afspraak om 16.30 uur in de [straat 2] ”. [slachtoffer 2] werd hierop gesommeerd om een abonnement met een iPhone 5S te gaan afsluiten bij de [belwinkel 3] winkel in de [straat 2] . Volgens [slachtoffer 2] is ook hierbij weer gedreigd met slaan en het opzoeken bij zijn huis. Na het verlaten van de winkel werd de tas met de iPhone opnieuw direct afgenomen.
Vaders aangifte wordt ondersteund door de verklaringen van twee medewerkers van [belwinkel 1] aan de [straat] te Amsterdam. Uit de verklaring van [medewerker belwinkel 1] blijkt dat [slachtoffer 2] inderdaad op 16 april 2015 in [belwinkel 1] aan de [straat] is geweest om een telefoonabonnement voor een iPhone 6 af te sluiten, samen met een andere jongen die hij [bijnaam verdachte] noemde. [medewerker belwinkel 1] en ook medewerker [medewerker 2 belwinkel 1] verklaren dat [slachtoffer 2] op 20 april 2015 voor de tweede keer in de winkel was en opnieuw een iPhone wilde kopen. Toen [medewerker belwinkel 1] hem vroeg wat er met zijn telefoon was gebeurd, liet [slachtoffer 2] hem zijn iPhone 4 zien, wat vreemd was omdat [medewerker belwinkel 1] hem een iPhone 6 had verkocht. Volgens [medewerker belwinkel 1] was [slachtoffer 2] nerveus en vertelde hij dat zijn iPhone 6 was afgepakt en dat [bijnaam verdachte] hem had gezegd dat hij nog een iPhone 6 moest kopen. [medewerker belwinkel 1] heeft [slachtoffer 2] op 20 april 2015 geen iPhone verkocht. [medewerker 2 belwinkel 1] verklaart dat [slachtoffer 2] geen antwoord wist te geven toen hij hem vroeg wat hij met twee telefoonabonnementen moest en dat [slachtoffer 2] stond te trillen en te stotteren toen hij met hem praatte.
Uit de verklaring van [medewerker 2 belwinkel 1] en het proces-verbaal van bevindingen van 6 juni 2015, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] blijkt dat [slachtoffer 2] op
23 april 2015 voor de derde keer [belwinkel 1] binnen kwam om een telefoonabonnement af te sluiten. [medewerker 2 belwinkel 1] vertrouwde dit niet en ging hierop met [slachtoffer 2] in gesprek. Uit dit gesprek bleek dat [slachtoffer 2] voor iemand abonnementen moest afsluiten. Hierop heeft [medewerker 2 belwinkel 1] de politie gebeld. Toen de politie ter plaatse kwam verklaarde [slachtoffer 2] : “Ik moest voor [bijnaam verdachte] abonnementen afsluiten. Hij zou dan de telefoons van mij krijgen. [bijnaam verdachte] zou boos worden als ik dit niet zou doen. Ook als ik de politie zou bellen zou [bijnaam verdachte] me iets aandoen”. Op de vraag van de verbalisant waar de telefoons waren die bij de abonnementen hoorden antwoordde [slachtoffer 2] : “ [bijnaam verdachte] heeft die telefoons afgepakt van mij”.
Uit voormelde proces-verbaal van bevindingen blijkt verder dat op enig moment een Turkse man de winkel binnen liep, die ongevraagd verklaarde dat hij de persoon kende die [slachtoffer 2] onder druk zou zetten en dat die jongen [naam verdachte] zou heten.
Door [belwinkel 1] aan de [straat] zijn camerabeelden van 16 april 2015 ter beschikking gesteld. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 5 mei 2015, opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] , is hierop te zien dat [slachtoffer 2] de winkel in komt lopen en dat een andere persoon zich bij hem voegt. Te zien is dat ze met elkaar praten en samen een rondje door de winkel lopen, waarna een medewerker naar hen toe komt. Ze verdwijnen vervolgens enige tijd uit beeld, waarna te zien is dat [slachtoffer 2] en deze persoon samen de winkel uitlopen. [medewerker belwinkel 1] heeft verklaard dat op de beelden de persoon te zien is die ten tijde van de aankoop van de iPhone 6 op 16 april 2015 bij [slachtoffer 2] was en die hij [bijnaam verdachte] noemde.
De politie heeft printscreens van deze beelden, waarop voormelde persoon te zien is, geplaatst op het interne netwerk met de vraag wie deze jongen herkent. Hierop is deze persoon door meerdere verbalisanten herkend als verdachte, [verdachte] . Vervolgens is aan [slachtoffer 2] een foto getoond van verdachte, waarop [slachtoffer 2] heeft bevestigd dat dit de persoon was die hij [bijnaam verdachte] noemde.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij [slachtoffer 2] niet kent en dat hij niets met deze zaak te maken heeft. De rechtbank acht deze verklaring gelet op het voorgaande ongeloofwaardig. Dat geldt te meer nu uit onderzoek van de inbeslaggenomen mobiele telefoon van verdachte blijkt dat hij op 20 en 21 april 2015 telefonisch contact met het telefoonnummer van [slachtoffer 2] heeft gehad.
Het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat verdachte degene is die [slachtoffer 2] in de periode van 16 tot en met 22 april 2015 door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het afsluiten van drie telefoonabonnementen en tot afgifte van de daarbij verstrekte telefoons, alsmede dat hij degene is die op 20 en 23 april 2015 – toen geen telefoonabonnenten aan [slachtoffer 2] zijn verstrekt door de medewerkers van [belwinkel 1] – daartoe een poging heeft gedaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte en de verklaring van [slachtoffer 2] en is van oordeel dat deze verklaringen voldoende steun vinden in voormelde overige bewijsmiddelen.
4.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 5. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
inzake parketnummer 13/684425-16
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
op 24 juni 2016 te Amsterdam, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door in het gezicht van [slachtoffer 1] te slaan.
ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
in de periode van 16 april 2015 tot en met 22 april 2015 te Amsterdam, meermalen op de openbare weg, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [belwinkel 1] heeft gedwongen tot de afgifte van telefoons toebehorende aan [slachtoffer 2] en tot het aangaan van schulden (telefoonabonnementen)
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Ik weet waar je woont en kom naar je huis als je niet doet wat ik zeg" en
- tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, [slachtoffer 2] in elkaar zou slaan en zou vermoorden als hij (die [slachtoffer 2] ) geen telefoonabonnement zou afsluiten en
- [slachtoffer 2] een mes heeft getoond en
- heeft gezegd dat hij, verdachte, [slachtoffer 2] zou vermoorden als hij niet zou doen wat hem bevolen was en
- [slachtoffer 2] heeft gestompt.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
in de periode van 20 april 2015 tot en met 23 april 2015 te Amsterdam, meermalen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [belwinkel 1] te dwingen tot de afgifte van een telefoon (iPhone 6), toebehorende aan [slachtoffer 2] , en tot het aangaan van een schuld (telefoonabonnement), doordat verdachte
- [slachtoffer 2] heeft benaderd en
- tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Ik weet waar je woont en kom naar je huis als je niet doet wat ik zeg" en
- tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, [slachtoffer 2] in elkaar zou slaan en zou vermoorden als hij (die [slachtoffer 2] ) geen telefoonabonnement zou afsluiten (met een iPhone 6).
inzake parketnummer 13/741122-17
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 1 juni 2017 te Amsterdam, [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en [slachtoffer 4] (agent van politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga eerder dood dan jullie en ik zorg dat ik daarbij minimaal 20 van jullie van bureau Flierbosdreef mee neem. Semtex is niet duur, ik plak het op de deur van de Flierbosdreef en het bureau gaat eraan. Met een kalasny kan je ook veel".
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 2 juni 2017 te Amsterdam, [slachtoffer 7] (politieambtenaar) heeft bedreigd met zware mishandeling, door [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen: "Als ik je buiten tegen kom rij ik je met mijn auto met 160 kilometer per uur aan en verbrijzel je knieën".
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 1 juni 2017 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 7] , werkzaam bij politie Eenheid Amsterdam en belast met de uitoefening van arrestantenzaken, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Je bent een kanker homo. Vieze kankerlijer. Je doet nu kanker stoer. Je kanker moeder. Ik spuug op je moeders kut en daarna stop ik mijn ding erin. Je bent een tyfus hond".
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
op 2 juni 2017 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 5] , hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Jij met je vieze kankergezicht. Je ziet er uit als een varken, je bent minder dan kauwgom onder mijn schoen".
inzake parketnummer 13/741135-17
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 12 juni 2017 te Amsterdam, [slachtoffer 8] (brigadier van politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting, door [slachtoffer 8] dreigend de woorden toe te voegen:
- "ik schiet je dood" en
- "ik ga je zoeken en maak je af" en
- "jou vrouw neuk ik en maak ik af" en
- "ook jouw kinderen gaan eraan, wacht maar ik ga je vinden".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De bewijsmiddelen
inzake feit 1 van parketnummer 13/684425-16
- Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2016136572-1 van

24 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , met foto’s (p. 3 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Op 24 juni 2016 om 10.30 zat ik thuis in Amsterdam. [verdachte] sloeg mij in mijn gezicht. Ik heb hier onder mijn rechter oog letsel aan over gehouden.
Noot verbalisant: Ik zie onder het rechteroog van aangever [slachtoffer 1] een zwelling.
- Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2016136572-2 van

24 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (p. 8 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 1] , zakelijk weergegeven:
Op 24 juni 2016 omstreeks 10:30 uur lagen mijn broer en ik nog te slapen in onze slaapkamer toen mijn vader binnenkwam. Ik zag dat mijn broer [verdachte] mijn vader sloeg.
inzake feiten 2 primair en 3 van parketnummer 13/684425-16
- Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015093457-15 van

6 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 6] (p. 1 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 23 april 2015 kregen wij de melding te gaan naar een telefoonwinkel aan de [straat] te Amsterdam waar een mogelijk zwakbegaafde jongen onder druk een abonnement moest afsluiten.
Wij kwamen ter plaatse bij ‘ [belwinkel 1] ’ gelegen aan de [straat] . Wij zagen daar drie (3) personen. Deze werden ons later bekend als het zwakbegaafde slachtoffer van de afpersing, [slachtoffer 2] , en twee medewerkers van ‘ [belwinkel 1] ’.
Verklaring medewerker:
Op 16 april 2015, kwam die jongen die vandaag ook weer in de winkel is, langs om een telefoonabonnement af te sluiten. (Noot verbalisant: de medewerker wijst naar [slachtoffer 2] ).
Nu is deze jongen, er vandaag, op 23 april 2015 weer. Wederom om een telefoonabonnement af te sluiten. Ik vertrouwde dit niet en ging in gesprek met deze jongen. Uit dit gesprek bleek dat deze jongen voor iemand abonnementen moet afsluiten. Ik heb de politie gebeld. Ik weet dat deze jongen niet helemaal goed is. Hij kan niet helder nadenken en heeft iets van een psychische aandoening.
Verklaring [slachtoffer 2] :
Ik moest voor [bijnaam verdachte] abonnementen afsluiten. Hij zou dan de telefoons van mij krijgen. [bijnaam verdachte] zou boos worden als ik dit niet zou doen. Ook als ik de politie zou bellen zou [bijnaam verdachte] me iets aandoen. [bijnaam verdachte] heeft die telefoons afgepakt van mij.
Ik kreeg later van [slachtoffer 2] het telefoonnummer van [bijnaam verdachte] : [telefoonnummer verdachte 1]
Verklaring Turkse man:
Een onbekend gebleven, Turkse man, liep de winkel binnen. Deze Turkse man begon meteen
ongevraagd te verklaren dat hij de persoon kende die [slachtoffer 2] onder druk zou zetten. Hij kende de jongen uit de buurt, die zou [naam verdachte] heten.
Onderzoek ING bank:
In de ING-bank hoorden wij van de medewerkers daar dat [slachtoffer 2] drie (3) abonnementen heeft afgesloten waarbij [slachtoffer 2] 0,01 cent heeft gepind.
- Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2015093457-2 van

24 april 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] , met bijlagen (p. 3 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Ik kom aangifte doen terzake afpersing. Ik doe aangifte namens mijn zoon, [slachtoffer 2] . Mijn zoon is verstandelijk beperkt en vermindert weerbaar. Hij leidt aan autisme en epilepsie. Mijn zoon is afgeperst en heeft onder bedreiging van geweld en een mes meerdere telefoonabonnementen afgesloten. Hij is hier ook van bestolen door de dader.
Ik werd 23-04-2015, 17.25 uur opeens gebeld door de politie dat mijn zoon betrokken was bij het afsluiten van telefoonabonnementen.
Ik wist niet hoeveel telefoons er besteld waren dus ben ik met de politie naar de ING gegaan op de [straat] . Ik zag dat op de rekening van mijn zoon drie transacties waren op 16-4, 22-4 en 23-4. Dit was bij verschillende winkels.
Mijn zoon vertelde mij dat hij op 16 april 2015 de dader tegen kwam. De dader stelde zich voor als [bijnaam verdachte] . De dader heeft mijn zoon bedreigd. Hij zou mijn zoon in elkaar slaan of vermoorden als hij geen abonnement zou afsluiten. Ik weet waar je woont en kom naar je huis als je niet doet wat ik zeg. De dader wilde een zwarte Iphone 6 hebben. Dat moest mijn zoon bij [belwinkel 1] afsluiten. Volgens mijn zoon heeft de dader de tas bij het naar buiten lopen direct afgenomen. Hierop is de dader vertrokken.
Mijn zoon heeft met dader geappt via WhatsApp. Mijn zoon vertelde mij dat hij werd geappt door de dader dat hij op 22-04-2015, 16.30 uur in de [straat 2] moest zijn. Mijn zoon vertelde mij dat hij op de [straat 2] dezelfde dader tegenkwam. Hij liet daar een mes zien. Hij dreigde dat hij mijn zoon zou vermoorden als hij niet deed wat hem bevolen werd. Het was een inklapbaar mes. Zwart heft en stalen mes. Dit mes was ongeveer zo groot als een hand. Mijn zoon zei dat de dader dit mes liet zien om hem bang te maken.
Mijn zoon heeft op 22 april 2015 omstreeks 17.45 uur bij de [belwinkel 2] aan de [straat 2] een abonnement met een Iphone 6 afgesloten. Toen mijn zoon buiten kwam werd door de dader vervolgens de tas afgenomen.
Mijn zoon vertelt u nu, omdat u erom vroeg, dat hij door de dader geslagen is. Dit was op
22-04-2015 in de [straat 2] bij de [belwinkel 2] . Mijn zoon wilde de telefoon zelf houden maar kreeg hierop een vuist in zijn ribben. Dit was aan de rechterkant van zijn ribbenkast. Hierna trok de dader de tas met de Iphone uit zijn handen en vluchtte weg.
Wat mijn zoon mij vertelde is dat hij gister wederom werd geappt door de dader. Er stond volgens mijn zoon: “je hebt een afspraak om 16.30 uur in de [straat 2] ”. Mijn zoon is dus vervolgens naar de [straat 2] toe gereisd. Hij heeft daar de dader ontmoet. Mijn zoon werd gesommeerd om een Iphone 5S te gaan afsluiten bij de [belwinkel 3] winkel in de [straat 2] . Volgens mijn zoon is hier ook weer gedreigd met het slaan en het opzoeken bij ons huis. Mijn zoon liep de winkel uit met de tas in zijn handen. Mijn zoon had buiten een confrontatie met de dader. Hij greep uit mijn zoon zijn handen de tas met de Iphone.
Mijn zoon is tenminste eenmaal geslagen en bedreigd. Mijn zoon heeft handelingen verricht onder dwang. Mijn zoon heeft onder dwang drie (3) telefoon af moeten staan. De telefoons werden met dwang en geweld afgenomen.
- Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015093457-9 van

18 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (p. 20 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik ontving het rapport van de uitgelezen telefoon van [slachtoffer 2] en zag de volgende relevante informatie:
- op 16 april 2015 om 15:58 uur is het contact [bijnaam verdachte] met een daarbij behorend nummer ‘ [telefoonnummer verdachte 1] ’ aangemaakt.
- op 16 april 2015 om 14:12 uur en 14:26 uur zijn er oproepen ontvangen van [bijnaam verdachte] .
- op 17 april 2015 heeft [slachtoffer 2] via ‘Whatsapp’ middels een geschreven tekstbericht contact gezocht met [bijnaam verdachte] . [slachtoffer 2] en [bijnaam verdachte] sturen vervolgens tot 26 april 2015 berichten naar elkaar via ‘Whatsapp’.
- 19 april 2015 om 04:29 uur
A: Kom alsjeblieft deze week die iphone trug geeven
- Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2015093457-5 van

4 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (p. 59 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [medewerker belwinkel 1] , zakelijk weergegeven:
Op 16 april 2015 kwam er een klant binnen, die later bleek [slachtoffer 2] te zijn genaamd. Hij was in het gezelschap van een andere jongen. Deze jongen werd door [slachtoffer 2] , [bijnaam verdachte] genoemd. Ik had wel in de gaten dat [slachtoffer 2] minder begaafd was. Ik heb [slachtoffer 2] een Iphone 6 verkocht, zwart van kleur. Na de verkoop liepen ze samen de winkel uit.
De tweede keer dat [slachtoffer 2] de winkel binnen kwam was 20 april 2015. [slachtoffer 2] kwam heel anders over dan de eerste keer. [slachtoffer 2] wilde opnieuw een Iphone 6 kopen. Ik vroeg hem wat er met zijn telefoon was gebeurd. [slachtoffer 2] liet mij zijn Iphone 4 zien. Dat was vreemd want ik had hem net een Iphone 6 verkocht. [slachtoffer 2] wilde steeds dat hij een Iphone 6 kreeg en gaf zijn identiteitskaart. Ik heb hem geen Iphone 6 verkocht. [slachtoffer 2] vertelde dat zijn Iphone 6 van hem was afgepakt. Hij vertelde dat [bijnaam verdachte] met hem had afgesproken. [bijnaam verdachte] had hem gezegd dat [slachtoffer 2] nog een Iphone 6 moest kopen.
[slachtoffer 2] was de tweede keer erg bang en nerveus. Hij vertelde dat [bijnaam verdachte] elk moment kon komen en keek steeds om zich heen. Hij vertelde ook steeds dat hij niets verkeerd had gedaan.
Dit gedrag was zo totaal anders dan de eerste keer dat het voor mij duidelijk was dat de jongen gedwongen werd om telefoon te kopen.
- Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2015093457-6 van

4 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (p. 65 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [medewerker 2 belwinkel 1] , zakelijk weergegeven:
De eerste keer dat [slachtoffer 2] een telefoon kwam kopen was ik niet in de winkel aanwezig. De tweede keer was ik wel aanwezig. Ik vermoedde al direct dat het niet klopte. Ik
zag dat zijn gedrag vreemd was en toen ik hoorde dat hij al eerder een telefoon had gekocht wist ik dat het niet goed was.
Toen ik [slachtoffer 2] vroeg wat hij met twee telefoonabonnementen moest wist hij niet een
antwoord te geven. Ik zag dat [slachtoffer 2] stond te trillen en stotteren met praten.
De derde keer dat [slachtoffer 2] de winkel binnen kwam was 23 april 2015. Ik ben met [slachtoffer 2] in gesprek gegaan. Ik heb uiteindelijk de politie gebeld en die kwam ter plaatse.
- Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015093457-7 van

5 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (p. 78 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek camerabeelden die op een USB-stick waren aangeleverd door [medewerker belwinkel 1] , medewerker van [belwinkel 1] aan de [straat] te Amsterdam. [medewerker belwinkel 1] vertelde dat op de camerabeelden het slachtoffer [slachtoffer 2] te zien is op 16 april 2015 toen hij een iPhone 6 kocht in [belwinkel 1] aan de [straat] te Amsterdam. Ook vertelde [medewerker belwinkel 1] dat op deze beelden de persoon te zien is die ten tijde van deze aankoop van de Iphone 6 bij het slachtoffer [slachtoffer 2] was. Dit zou de persoon [bijnaam verdachte] zijn.
Op de beelden zag ik het slachtoffer [slachtoffer 2] [belwinkel 1] binnen lopen. Ik herkende het slachtoffer [slachtoffer 2] omdat ik op 30 april 2015 [slachtoffer 2] in [belwinkel 1] had ontmoet.
Op de camerabeelden zag ik, nadat [slachtoffer 2] de winkel was ingelopen, dat een persoon zich voegde bij [slachtoffer 2] . Ik zag dat ze samen naar de telefoons in de winkel keken en met elkaar aan het praten waren. Ook zag ik ze een rondje lopen door de winkel. Er komt vervolgens een medewerker naar [slachtoffer 2] en zijn metgezel toe en na enkele momenten lopen ze rechts uit beeld, daar bevind zich de balie van de winkel. Deze is niet in beeld te zien. Enkele minuten later zag ik [slachtoffer 2] en zijn metgezel de winkel uitlopen.
- Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer 2015093457 van 13 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (p. 89 ev).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisant, zakelijk weergegeven:
De persoon op de afbeelding herken ik als [verdachte] . Ik ken deze persoon omdat hij deel heeft uitgemaakt van een criminele jeugdgroep waarmee ik veel in aanraking ben geweest gedurende mijn werkzaamheden bij het jeugdteam. Vanuit deze hoedanigheid ben ik meerdere malen met deze persoon in aanraking geweest.
- Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer 2015093457 van 13 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10] (p. 91 ev).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisant, zakelijk weergegeven:
De persoon op de afbeelding herken ik als [verdachte] . De persoon hield zich in het verleden veelvuldig op rond het Staalmanplein. Ik heb hier veel controles uitgevoerd en heb met deze persoon ook vaak contact gehad. [verdachte] is zeer goed te herkennen aan het opvallende gelaat.. [verdachte] heeft namelijk een opvallend spits gezicht.
- Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer PL1300-2015093457-11 van 14 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11] (p. 94 ev).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisant, zakelijk weergegeven:
De persoon op de afbeelding herken ik als [verdachte] . Ik herken de persoon aan zijn gelaat, licht getinte huidskleur, spitse neus, hoge jukbeenderen, donkere wenkbrauwen en ogen, donker krullend haar, licht overhangende bovenlip en zijn slanke postuur. Verdachte maakte deel uit van de criminele jeugdgroep ‘Staalmanplein’. Ik heb meerdere malen met de verdachte contact gehad en gesproken op straat evenals in het politiebureau.
- Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015093457-30 van

21 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 12] en [verbalisant 13] (p. 133 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Ik toonde een foto van de aangehouden verdachte [verdachte] aan [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] verklaarde vervolgens: “Dat is hem”.
- Een proces-verbaal van onderzoek historische bestanden met nummer 2015093457 van

28 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] (p. 135 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Tussen 20 april 2015 te 15.43 uur en 21 april 2015 te 16.57 uur zijn er meerdere telefonische contacten geweest tussen het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte 2] (kennelijk in gebruik bij de verdachte [verdachte] ) en het telefoonnummer [telefoonnummer slachtoffer] in gebruik bij de aangever [slachtoffer 2] .
inzake feit 1 van parketnummer 13/741122-17
- Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017114920-2 van

1 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (p. 5 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 1 juni 2017 reden wij op de openbare weg Geldershoofd. Wij zagen dat [naam verdachte] naar de bus waarin wij zaten kwam gelopen. Wij zagen dat [naam verdachte] aan de bijrijderszijde zijn hoofd naar binnen stak en hoorden dat hij het volgende tegen ons zei: “Ik ga eerder dood dan jullie en ik zorg dat ik daarbij minimaal 20 van jullie van bureau Flierbosdreef mee neem. Semtex is niet duur, ik plak het op de deur van de Flierbosdreef en het bureau gaat eraan. Met een kalasny kan je ook veel.”
Gezien de context van de uitspraken van [naam verdachte] en de huidige situatie voelden wij ons bedreigd.
inzake feiten 3 en 4 van parketnummer 13/741122-17
- Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2017114920-10 van

2 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 14] (p. 30 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 7] , zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen terzake bedreiging en belediging aan mijn adres. Op 2 juni 2017 was ik werkzaam bij het cellencomplex CZO, Flierbosdreef te Amsterdam zuidoost. Ik kreeg de opdracht van chef van dienst een verdachte welke was genaamd [verdachte]
over te brengen vanuit zijn cel naar de advocatenkamer. Het gehele traject op weg naar de advocatenkamer deed hij specifiek uitlatingen naar mij gericht welke voor mij kwetsend en bedreigend op mij overkwamen. Ik ben daardoor in mijn goede naam en eer aangetast.
Ik hoorde hem onder andere het volgende zeggen: “Je bent een kanker homo. Vieze kankerlijer. Je doet nu kanker stoer. Als ik je buiten tegen kom rij ik je met mijn auto met 160 kilometer per uur aan en verbrijzel je knieën. Je kanker moeder. Ik spuug op je moeders kut en daarna stop ik mijn ding erin. Je bent een tyfus hond.”
inzake feit 5 van parketnummer 13/741122-17
- Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL1300-2017114920-5 van

2 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] (p. 7 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 2 juni 2017 omstreeks 07:28 uur, hielden wij op de locatie [GBA-adres] Amsterdam, als verdachte aan: [verdachte] .
Bijzonderheden met betrekking tot het transport van de verdachte
Tijdens het transport was de verdachte verbaal zeer agressief. Ik hoorde dat de verdachte tegen mij, verbalisant [slachtoffer 5] , zei: “Jij met je vieze kankergezicht. Je ziet er uit als een varken, je bent minder dan kauwgom onder mijn schoen”.
Ik, verbalisant [slachtoffer 5] , voel mij door de uitlatingen van de verdachte bedreigd en beledigd. Ik voel mij in mijn eer en goede naam aangetast.
inzake feiten 1 en 5 van parketnummer 13/741122-17
- Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2017114920-9 van

2 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 15] (p. 21 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
A: Ik werd heel erg boos. Zodoende ben ik tekeer gegaan.
V: U heeft gisteren tegen de politie gezegd: “Ik ben een wandelend lijk, ik ga eraan. Ik ga eerder dood dan jullie en ik zorg dat ik daarbij minimaal 20 van jullie bureau Flierbosdreef mee neem.” Wat bedoel je met “jullie bureau Flierbosdreef”?
A: Dat heb ik misschien wel gezegd. Dan bedoel ik denk het politiebureau Flierbosdreef.
V: U heeft hierna gezegd: “Semtex is niet duur, ik plak het op de deur van de Flierbosdreef en het bureau gaat er aan.”
A: Ja dat heb ik gezegd.
V: Vanmorgen, tijdens de aanhouding, heb je het volgende tegen mijn collega gezegd: “Jij met je vieze kankergezicht. Je ziet er uit als een varken, je bent minder dan kauwgom onder mijn schoen”.
A: Dat heb ik gezegd.
V: Ik heb begrepen dat u diverse politieagenten in het cellencomplex hebt uitgescholden en beledigd. Heeft u dat gedaan?
A: Ja dat heb ik gedaan tot mijn grote spijt.
inzake feit 1 van parketnummer 13/741135-17
- Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017122245-4 van

12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [slachtoffer 8] (p. 3 ev).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voormelde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 12 juni 2017 heb ik de verdachte aangehouden te Amsterdam. Ik zag en hoorde dat de verdachte zich recalcitrant gedroeg en mij luidkeels onophoudelijk bedreigde en beledigde. Enkele zinnen die de verdachte tegen mij gezegd heeft terwijl hij mij aankeek zijn: “ik schiet je dood.”, “ik ga je zoeken en maak je af”, “jouw vrouw neuk ik en maak ik af”, “ook je kinderen gaan eraan, wacht maar af, ik ga je vinden”.
Gezien de verdachte riep dat hij onder de top600 van de politie valt en criminaliteit
niet schuwt kwamen de bedreigingen die de verdachte tegen mij zei bedreigend over.
- Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2017122245-6 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 16] (p. 6 ev).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben gewoon brutaal geweest. Ik was dronken en boos.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapport van 1 december 2016, alsmede tot een taakstraf van 200 uren, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 10 juni 2016 door deze rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 170 dagen (parketnummer 13/741010-16) heeft de officier van justitie verzocht de proeftijd met één jaar te verlengen en de voorwaarden te wijzigen, in die zin dat de voorwaarden gelijkluidend worden aan voormelde bijzondere voorwaarden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, omdat het opgestarte hulpverleningstraject daardoor verstoord zou worden. Zij wijst er daarbij op dat verdachte zich houdt aan de afspraken met de hulpverlening, dat hij gemotiveerd is, dat hij inmiddels een huis heeft, bezig is met het organiseren van een uitkering en is aangemeld voor een behandeling bij De Waag.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 inzake parketnummer 13/684425-16 heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering en het gegeven dat het oude feiten betreft.
Met betrekking tot voormelde vordering tot tenuitvoerlegging heeft de raadsvrouw verzocht
– ingeval geen vrijspraak volgt – de proeftijd met één jaar te verlengen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Ten aanzien van de strafoplegging
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit alles is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn vader. Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader.
Verder heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het afpersen van een verstandelijk beperkte jongen en twee pogingen daartoe, waarbij hij ernstige bedreigingen heeft geuit en zijn slachtoffer een mes heeft getoond en heeft geslagen. Verdachte is op een geraffineerde en berekenende wijze te werk gegaan. Hij heeft hierbij puur gehandeld uit winstbejag en misbruik gemaakt van de verstandelijke beperking en verminderde weerbaarheid van zijn slachtoffer, zonder zich te bekommeren om de financiële en emotionele schade die zijn slachtoffer hierdoor zou lijden. De rechtbank vindt dit laf.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diverse bedreigingen en beledigingen van politieambtenaren, tijdens de uitoefening van hun werk. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op het ambtelijk gezag van de betreffende politieambtenaren, die zich door zijn uitlatingen bedreigd althans in hun eer en goede naam aangetast voelden. Verdachte doet het voorkomen dat de politie het aan zichzelf heeft te danken dat hij hen bedreigt en beledigt. De rechtbank vindt dat een egoïstische en kortzichtige benadering van deze feiten door verdachte. Het is zijn keuze om deze woorden te gebruiken, de agenten hebben daar niet om gevraagd, zij doen eenvoudigweg hun werk. Het is zaak dat verdachte gaat inzien dat dit gedrag niet acceptabel is en dat hij de verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen gedrag, reden waarom de rechtbank hem een behandelverplichting zal opleggen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 juni 2017, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder (poging tot) afpersing, bedreiging en belediging.
Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat verdachte na het plegen van de bewezen verklaarde afpersing (en de pogingen daartoe) in 2015, meerdere malen is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank houdt gelet op voornoemde veroordelingen bij het bepalen van de straf in deze zaak dan ook rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede met het tijdsverloop.
Verder houdt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de straffen die gebruikelijk worden opgelegd in vergelijkbare zaken.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gebleken is dat verdachte momenteel in het kader van een eerdere veroordeling in een hulpverleningstraject zit dat goed loopt. Verdachte heeft net een nieuwe woning toegewezen gekregen, is bezig met het organiseren van een uitkering en staat aangemeld voor een behandeling bij De Waag. Met het oog hierop heeft de heer [reclasseringswerker] van het Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering, ter terechtzitting geadviseerd geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, nu dit voormeld hulpverleningstraject zou verstoren.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding een (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zij het voor kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd. Mede in aanmerking genomen de hoeveelheid feiten en de aard en ernst van met name de bewezenverklaarde afpersing (en de pogingen daartoe), acht de rechtbank het – conform de eis van de officier van justitie – passend daarnaast een forse taakstraf op te leggen.
De rechtbank zal verdachte derhalve – mede gelet op artikel 22b, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht – veroordelen tot een gevangenisstraf van 1 jaar en 1 week, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van na te melden bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapport van 1 december 2016, almede tot een taakstraf van 200 uren.
8.3.2
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie van 7 september 2016 in de zaak met parketnummer 13/741010-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 10 juni 2016 van de meervoudige kamer in deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 170 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De tenuitvoerlegging hiervan kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Bij de stukken bevindt zich ook een geschrift, waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet in het bepaalde in artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht en de verklaring van de heer [reclasseringswerker] van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering ter terechtzitting, aanleiding de proeftijd met één jaar te verlengen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen zoals door de officier van justitie verzocht, zodat verdachte in de gelegenheid wordt gesteld het advies van de reclassering in haar rapport van 1 december 2016 te volgen. De bijzondere voorwaarden zullen vanaf nu in beide zaken gelijk luiden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 45, 57, 63, 266, 267, 285, 300, 304 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde inzake parketnummer 13/741122-17 en het onder 2 ten laste gelegde inzake parketnummer 13/741135-17 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde inzake parketnummer 13/684425-16, het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde inzake parketnummer 13/741122-17 en het onder 1 ten laste gelegde inzake parketnummer 13/741135-17 heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
inzake parketnummer 13/684425-16
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Afpersing, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Poging tot afpersing, meermalen gepleegd.
inzake parketnummer 13/741122-17
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Bedreiging, met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Bedreiging, met zware mishandeling.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
inzake parketnummer 13/741135-17
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Bedreiging, met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 (één) jaar en 1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
1 (één) jaar, van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijlater anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

1.meldplicht en zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering

De veroordeelde moet zich binnen vijf werkdagen na veroordeling melden bij het kantoor van Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering aan de Weesperzijde 70 te Amsterdam. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en hij dient zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.

2.opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang

De veroordeelde wordt verplicht om in de RIBW Steunende Huisvesting van het Leger des Heils te verblijven en zich te houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.

3.Behandelverplichting

De veroordeelde is verplicht zich te laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke inrichting zolang voornoemde reclasseringsinstelling dat nodig acht en zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van een behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft aan Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
100 (honderd) dagen.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling:
Beveelt dat de bij voornoemd vonnis van 10 juni 2016 (parketnummer 13/741010-16) bepaalde
proeftijd met 1 (één) jaar wordt verlengden dat de bijzondere voorwaarden als volgt worden gewijzigd:

1.meldplicht en zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering

De veroordeelde moet zich binnen vijf werkdagen na veroordeling melden bij het kantoor van Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering aan de Weesperzijde 70 te Amsterdam. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en hij dient zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.

2.opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang

De veroordeelde wordt verplicht om in de RIBW Steunende Huisvesting van het Leger des Heils te verblijven en zich te houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.

3.Behandelverplichting

De veroordeelde is verplicht zich te laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke inrichting en zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van een behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft aan Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis:
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Edgar, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juli 2017.