ECLI:NL:RBAMS:2017:4869
Rechtbank Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Vordering tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel en niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie
Op 6 juli 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 14 juli 2016, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 11 juli 2016 is uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des konings van Namen, België. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit heeft.
De zittingen vonden plaats op 13 september 2016, 13 december 2016, 24 januari 2017 en 6 juli 2017. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door verschillende raadsman, waaronder mr. M.M.R. Slaghekke en mr. B.J. Polman. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak meerdere keren verlengd, omdat zij niet in staat was om binnen de wettelijke termijn uitspraak te doen.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. In het EAB werd verwezen naar een verstekvonnis van de Correctionele Rechtbank van Namen van 6 januari 2016, waarbij een vrijheidsstraf van twee jaar was opgelegd. Echter, op 1 maart 2017 heeft de Rechtbank van Eerste Aanleg van Namen het vonnis vernietigd en een voorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat de grondslag van het EAB is komen te vervallen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. W.A.J.P. van den Reek en R.A. Sipkens, rechters, in tegenwoordigheid van griffier mr. R.R. Eijsten.