Op 6 juli 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 11 mei 2017, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Berlin op 15 december 2016. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Algerije in 1987, die momenteel gedetineerd is in Nederland.
Tijdens de openbare zitting op 6 juli 2017 was de officier van justitie, mr. R. Vorrink, aanwezig, evenals de opgeëiste persoon, die werd bijgestaan door mr. W.A.P. Gerbrandij, advocaat te Amsterdam. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsman om aanhouding afgewezen, na de officier van justitie te hebben gehoord. De identiteit van de opgeëiste persoon werd bevestigd, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Algerijnse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een vonnis van het Kantongerecht Tiergarten van 11 maart 2015. De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar en negen maanden, verminderd met de voorlopige hechtenis. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon naar Duitsland zal worden overgeleverd voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.