ECLI:NL:RBAMS:2017:4731

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4173
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen besluit over persoonsgebonden budget en heroverweging bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw, eiseres, en Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., verweerder. Eiseres had een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, dat door verweerder per 3 december 2014 was stopgezet. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat door verweerder op 13 mei 2016 gegrond werd verklaard, waarbij het primaire besluit werd ingetrokken. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 12 juni 2017 heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder bij de heroverweging op bezwaar meer heeft beslist dan waartegen bezwaar was gemaakt, waardoor er nieuwe primaire besluiten zijn genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat eerst de bezwaarfase doorlopen moet worden voordat beroep bij de rechtbank mogelijk is. De rechtbank heeft het beroepschrift van eiseres als een tijdig ingediend bezwaarschrift doorgestuurd naar verweerder. Tevens is verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling toegewezen, omdat hierom niet was verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/4173

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

12 juni 2017 in de zaak tussen

[de vrouw] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. W.J.A. Vis),
en
Zilveren kruis Zorgkantoor N.V., rechtsopvolger van Achmea Zorgkantoor N.V.,verweerder
(gemachtigde: mr. S. Gezer).

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het persoonsgebonden budget (pgb) dat eiseres op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ontving, stopgezet per 3 december 2014.
Bij besluit van 13 mei 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit ingetrokken.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook is [de persoon] verschenen, die eiseres heeft ondersteund bij haar administratie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het bezwaarschrift van eiseres van 25 maart 2013 is gericht tegen het primaire besluit van 10 december 2014. Het bezwaarschrift is ook gericht op het vervolgbesluit van 17 december 2014, waarin het primaire besluit nader is toegelicht. Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar daarnaast opgevat als gericht tegen de beschikking met als onderwerp ‘administratief vooronderzoek’ van 3 december 2014.
3. Op de zitting is gebleken dat eiseres haar beroepsgrond, dat verweerder in zijn besluitvorming niet volledig is geweest doordat niet is besloten over de beslissingen van 3 december 2014 en 17 december 2014, niet langer handhaaft. Het beroep van eiseres ziet daardoor enkel nog op de stelling dat verweerder bij de heroverweging op bezwaar heeft gekeken naar de verantwoordingen over de jaren 2013 en 2014, terwijl het bezwaar daar niet op zag, zodat het beroepschrift van eiseres voor zover het zich hiertegen richt, moet worden aangemerkt als een bezwaarschrift.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond heeft verklaard en dat verweerder aan eiseres alsnog een pgb over de periode van 3 december 2014 tot en met 31 december 2014 heeft toegekend. Verweerder heeft vervolgens in het bezwaarschrift van eiseres aanleiding gezien om ook volledig te kijken naar de verantwoording van het pgb over de jaren 2013 en 2014. Eiseres is daarbij in de gelegenheid gesteld om nieuw bewijs te overleggen. Dit heeft geleid tot (nieuwe) besluiten over 2013 en 2014, die zijn vervat in het bestreden besluit, terwijl eiseres hier niet om heeft gevraagd in het bezwaarschrift.
5. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat, nu verweerder uit eigen beweging over de jaren 2013 en 2014 (nieuwe) primaire besluiten heeft genomen, de gebruikelijke rechtsmiddelengang als genoemd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) open staat. Dit betekent dat tegen de primaire besluiten eerst bezwaar moet worden gemaakt. Nadat verweerder hierop een beslissing heeft genomen, staat tegen deze beslissing op bezwaar voor eiseres alsnog de mogelijkheid open om beroep in te stellen bij de rechtbank.
6. Als verweerders standpunt zou worden gevolgd, namelijk dat de nieuwe besluiten onderdeel uitmaken van het bestreden besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, zouden die besluiten aan de bezwaarschriftprocedure worden onttrokken. Dat strookt niet met de bedoeling van de Awb. De stelling van verweerder dat over het jaar 2013 geen sprake is van een gewijzigde uitkomst, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank heeft over 2013 geen vaststellingsbesluit over het hele jaar aangetroffen, maar verweerder heeft wel, onbetwist, gesteld dat zo een besluit al eerder is genomen. Dat laat echter onverlet dat verweerder op eigen initiatief, op basis van nieuw opgevraagde stukken bij eiseres, een volledig nieuwe afweging, resulterend in een (nieuw) besluit over dat jaar heeft genomen, waartegen bezwaar kan worden ingesteld.
7. Gelet op het voorgaande betreft het bestreden besluit, voor zover het ziet op de verantwoording en de vaststelling van het pgb over de jaren 2013 en 2014, primaire besluiten waartegen bezwaar open staat. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk en zal het beroepschrift, dat tijdig is ingediend, als een tijdig ingediend bezwaarschrift doorzenden naar verweerder.
8. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt, omdat verweerder in het bestreden besluit een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing heeft opgenomen.
9. Die rechtbank ziet geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenveroordeling, nu daarom niet is verzocht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, voorzitter, en mr. P. Sloot en mr. E.J. Otten, leden, in aanwezigheid van mr. M. den Toom, griffier, op 12 juni 2017.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.