ECLI:NL:RBAMS:2017:4498

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
13/751138-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 Overleveringswet in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 23 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Het EAB was uitgevaardigd door de District Court in Wrocław en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en thans in Nederland gedetineerd is.

De behandeling van de vordering vond plaats op 14 april 2016 en werd voortgezet op 23 mei 2017. Tijdens de zittingen waren de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat zij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de inhoud van het EAB onderzocht, waarin melding wordt gemaakt van een vonnis van 15 juni 2009, waarbij een vrijheidsstraf van één jaar was opgelegd.

De rechtbank oordeelde dat het EAB niet voldeed aan de eisen van artikel 12 van de Overleveringswet. Er was onvoldoende bewijs dat de opgeëiste persoon op de hoogte was gesteld van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting, noch dat zij het vonnis had ontvangen of geïnformeerd was over haar recht op verzet of hoger beroep. Hierdoor werd de overlevering geweigerd en werd de overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door de rechters A.J. Dondorp, A.K. Glerum en A. van den Brink, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751138-16
RK nummer: 15/1827
Datum uitspraak: 23 mei 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 maart 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 februari 2016 door
the District Court in Wrocław III Penal Department, Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedatum] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [naam detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 april 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door haar raadsman, mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de in het kader van de beoordeling van artikel 12 OLW gestelde prejudiciële vragen (tussenuitspraak van 24 februari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:868).
De vordering is voortgezet op de openbare zitting van 23 mei 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door haar raadsman mr. Van der Brugge.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis (
final default judgment) van
the Regional Court for Wrocław-Śródmieścievan 15 juni 2009, met kenmerk: V K 209-/08.
Uit het EAB blijkt dat de bij dit vonnis opgelegde vrijheidsstraf voor de duur van één jaar aanvankelijk voorwaardelijk is opgelegd. Op 22 september 2011 heeft t
he Regional Court for Wrocław-Fabrycznade tenuitvoerlegging van deze straf bevolen, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden, met name niet aan de voorwaarde om zich onder toezicht te blijven stellen van de
probation officer.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Het vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond artikel 12 OLW

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het EAB en de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten niet kan worden afgeleid dat de opgeëiste persoon de informatie over de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting daadwerkelijk heeft ontvangen, noch dat zij het vonnis destijds heeft ontvangen en zij uitdrukkelijk is geïnformeerd over haar recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep. Het vonnis is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank ook van oordeel dat geen verzetgarantie zoals bedoeld in artikel 12 onder d OLW is verstrekt. Dit leidt ertoe dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 Overleveringswet.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Wrocław III Penal Department(Polen).
HEFT OPde overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en A. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.