ECLI:NL:RBAMS:2017:4368

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
5450413 CV EXPL 16-30616
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling bemiddelingskosten op basis van artikel 7:417 BW

In deze zaak vorderden de eiseressen gezamenlijk, bestaande uit drie personen, terugbetaling van bemiddelingskosten die zij aan de gedaagde, handelend onder de naam Immuun Vastgoed, hadden betaald. De eiseressen stelden dat zij geen opdrachtgever waren van de gedaagde en dat de gedaagde op basis van artikel 7:417 BW geen kosten in rekening mocht brengen. De gedaagde voerde aan dat de eiseressen zich hadden ingeschreven op zijn website en akkoord waren gegaan met de algemene voorwaarden, waarin stond dat de woningen alleen bestemd waren voor ingeschreven kandidaten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde ten onrechte bemiddelingskosten in rekening had gebracht, omdat hij de eiseressen en de verhuurder van elkaar had afgeschermd en geen bemiddelingsovereenkomst had kunnen vaststellen. De kantonrechter wees de vordering van de eiseressen toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde de gedaagde tot betaling van de gevorderde bedragen. De uitspraak vond plaats op 14 maart 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5450413 CV EXPL 16-30616
vonnis van: 14 maart 2017
fno.: 21924

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiseres sub 1]

2. [eiseres sub 2]

3. [eiseres sub 3]

allen wonende te [woonplaats]
eiseressen
nader te noemen: [eiseressen gezamenlijk]
gemachtigde: [gemachtigde]
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 11 oktober 2016 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 15 februari 2017. Eiseressen 1 tot en met 3 zijn verschenen vergezeld van [naam 1] en de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen vergezeld van [naam 2] . Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] handelt onder de naam Immuun Vastgoed.
1.2.
[eiseres sub 2] heeft zich op 13 juni 2015 ingeschreven als woningzoekende via de website My Amsterdam Apartments, de website van Immuun Vastgoed/ [gedaagde] .
1.3.
Degenen die ingeschreven staan bij [gedaagde] ontvangen via de Facebookpagina van [gedaagde] informatie over woningen die door diverse verhuurders te huur worden aangeboden.
1.4.
Via de Facebook pagina van [gedaagde] heeft [eiseressen gezamenlijk] eind oktober 2015 een woning te huur gevonden aan de [adres] .
1.5.
[eiseressen gezamenlijk] heeft ter zake contact opgenomen met [gedaagde] op 29 oktober 2015 via zijn e-mail adres info@myamsterdamapartments.com.
1.6.
[eiseressen gezamenlijk] heeft de woning, gelegen aan nummer [adres] , in bijzijn van [gedaagde] bezichtigd op 30 oktober 2015.
1.7.
De woning is aan [eiseressen gezamenlijk] verhuurd met ingang van 9 november 2015.
1.8.
[gedaagde] heeft op 10 november 2015 aan [eiseres sub 2] een factuur gezonden van € 2.541,00 met als omschrijving ‘Commissie’. Deze factuur is door [eiseressen gezamenlijk] betaald.
1.9.
Per brief van 18 april 2016 heeft de gemachtigde van [eiseressen gezamenlijk] [gedaagde] gesommeerd € 2.541,00 binnen twee weken te betalen bij gebreke waarvan
€ 458,71 aan buitengerechtelijke kosten in rekening zouden worden gebracht.

Vordering en verweer

2. [eiseressen gezamenlijk] vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.541,00 aan hoofdsom;
b. € 458,71 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. wettelijke rente per 9 mei 2016 PM;
e. de proceskosten.
3. [eiseressen gezamenlijk] stelt daartoe – kort gezegd – dat zij betwist als opdrachtgever van [gedaagde] te gelden. Zij heeft enkel gereageerd op het woningaanbod als door [gedaagde] is aangeboden op het internet. Daarop reageren is geen opdracht tot bemiddeling of het verrichten van werkzaamheden. De verhuurder dient te worden aangemerkt als lastgever van [gedaagde] en artikel 7:417 lid 4 BW verbiedt – kort gezegd – [gedaagde] om kosten bij [eiseressen gezamenlijk] in rekening te brengen.
4. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en voert – kort gezegd – aan dat [eiseressen gezamenlijk] zich heeft ingeschreven via de website en akkoord is gegaan met de algemene voorwaarden waarin staat dat de woningen, vergaard via het netwerk van [gedaagde] waarbij hij actief verhuurders en makelaars etc. benadert, enkel bestemd zijn voor ingeschreven kandidaten. Deze woningen zijn te vinden via de Facebookpagina van [gedaagde] , waarbij ingeschreven kandidaten op de hoogte worden gehouden van het woningaanbod. Het betreft derhalve enkel een elektronisch prikbord ten behoeve van reeds ingeschreven kandidaten. Door bemiddeling van [gedaagde] heeft de verhuurder de voorkeur aan [eiseressen gezamenlijk] . gegeven en is haar het appartement te huur aangeboden. [gedaagde] betwist opdracht te heb ben gekregen van de verhuurder om haar belangen te behartigen en heeft niet als lasthebber van verhuurder te gelden. Artikel 7:417 BW is niet van toepassing nu [eiseressen gezamenlijk] niet is benadeeld.
5. De overige stellingen en verweren komen voor zover van belang bij de beoordeling aan de orde.

Beoordeling

6. Vaststaat dat [eiseres sub 2] zich op 13 juni 2015 heeft ingeschreven bij [gedaagde] , dat zij in oktober 2015 haar interesse kenbaar heeft gemaakt in een door [gedaagde] op zijn Facebook pagina te huur aangeboden woning en dat die woning alleen bezichtigd kon worden na inschrijving bij [gedaagde] , waarbij akkoord moest worden gegaan met het betalen van een bemiddelingsvergoeding. Die Facebook pagina was ook inzichtelijk voor mensen die niet waren ingeschreven bij [gedaagde] . [gedaagde] heeft ter comparitie verklaard dat hij de verhuurders altijd benadert met de vraag of ze nog aanbod hebben en of hij dat op zijn Facebook pagina mag plaatsen. Hij plaatst ze dan zonder vermelding van de gegevens van de verhuurder, omdat – zoals hij zelf ter comparitie heeft verklaard – niemand zich meer bij hem in zou schrijven en iedereen dan zelf rechtstreeks de verhuurder zou benaderen.
7. De vraag is of [gedaagde] gelet op artikel 7:417 BW wel bemiddelingskosten aan [eiseressen gezamenlijk] in rekening mocht brengen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3099) ter beantwoording van prejudiciële vragen overwogen dat wanneer de bemiddelaar om niet de woonruimte die een verhuurder wenst te verhuren op een website mag plaatsen dit in beginsel heeft te gelden als een bemiddelingsovereenkomst tussen verhuurder en bemiddelaar. Daarbij is niet relevant of de bemiddelaar de verhuurder zelf actief heeft benaderd met de vraag of er aanbod is dat op de site mag worden vermeld of dat het initiatief van de verhuurder is uitgegaan. Voornoemd beginsel lijdt uitzondering als de bemiddelaar de aspirant verhuurder en huurder niet van elkaar afschermt en niet verhindert dat zij rechtstreeks met elkaar in onderhandeling treden.
8. Aangezien [gedaagde] de betreffende woonruimte na contact met de verhuurder om niet op zijn openbaar toegankelijke Facebook pagina heeft geplaatst, moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat er sprake is van een bemiddelingsovereenkomst tussen de verhuurder en [gedaagde] . Hieraan doet niet af dat het [gedaagde] is geweest die de verhuurder heeft benaderd noch dat de verhuurder per e-mail van 16 juli 2016 heeft aangegeven [gedaagde] geen opdracht tot bemiddeling te hebben gegeven. Niet ter discussie staat dat er van een expliciete overeenkomst tussen [gedaagde] en de verhuurder geen sprake is, maar [gedaagde] heeft de belangen van de verhuurder gediend door werkzaamheden te verrichten ten behoeve van het vinden van een huurder. Daarbij komt dat [gedaagde] de verhuurder en [eiseressen gezamenlijk] . van elkaar heeft afgeschermd en juist heeft willen voorkomen dat zij rechtstreeks met elkaar in contact zouden treden, omdat hij anders zijn eigen dienst overbodig zou maken. Door aan de bezichtiging voorts de eis te verbinden dat [eiseressen gezamenlijk] . was ingeschreven waarbij tevens akkoord moest worden gegaan met het betalen van bemiddelingskosten, heeft hij [eiseres sub 1] ter zake van deze woning geen vrije keus gelaten. Gelet op het voorgaande moet er – gelet op de hiervoor weergegeven overwegingen van de Hoge Raad – naar het oordeel van de kantonrechter in beginsel van uit worden gegaan dat [gedaagde] gelet op artikel 7:417 BW geen bemiddelingskosten aan [eiseressen gezamenlijk] in rekening mocht brengen.
9. De kantonrechter ziet geen aanleiding dit beginsel in het onderhavige geval te verlaten, op grond van de door [gedaagde] (bij conclusie van antwoord) betrokken stelling dat hij specifieke werkzaamheden heeft verricht voor en in het belang van [eiseressen gezamenlijk] . Dat [gedaagde] met de verhuurder heeft onderhandeld over de voorwaarden voor het sluiten van de huurovereenkomst en daarbij de belangen van [eiseressen gezamenlijk] . heeft behartigd, is niet gebleken. Ter comparitie hebben partijen eenstemmig verklaard dat er niet is onderhandeld en dat de huurprijs die verhuurder wilde hebben ook feitelijk is overeengekomen en reeds in het Facebook bericht stond. Ook heeft [gedaagde] ter zitting erkend dat hij geen gerichte zoektocht heeft verricht voor of aanbiedingen heeft verstuurd aan [eiseressen gezamenlijk] .
10. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde] ten onrecht bemiddelingskosten bij [eiseres sub 1] in rekening heeft gebracht en dat hij gehouden is het door [eiseres sub 1] betaalde bedrag terug te betalen. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden toegewezen evenals de daarover gevorderde, onvoldoende bestreden rente.
11. [eiseressen gezamenlijk] . heeft [gedaagde] in gebreke gesteld, in ieder geval bij brief van 18 april 2016 en een redelijke termijn vergund om de bemiddelingskosten te voldoen, waarbij de incassokosten zijn aangezegd. Door daaraan niet tegemoet te komen is [gedaagde] in verzuim geraakt en zijn de gevorderde incassokosten, waarbij op goede gronden aansluiting is gezocht bij het tarief gehanteerd in het Besluit vergoeding Buitengerechtelijke kosten. De door [eiseressen gezamenlijk] gevorderde btw is echter niet toewijsbaar zodat een bedrag van € 379,10 toewijsbaar is.
12. Bij deze uitkomst wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van de procedure als hierna te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseressen gezamenlijk] van:
- € 2.541,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2016 tot aan de voldoening;
- € 379,10 aan buitengerechtelijke kosten.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseressen gezamenlijk] begroot op:
exploot € 96,02
salaris € 350,00
griffierecht € 223,00
-----------------
totaal € 669,02
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.