ECLI:NL:RBAMS:2017:4036

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
13/751266-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een Europees aanhoudingsbevel wegens ongenoegzaamheid

Op 16 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 23 maart 2017, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 27 september 2016 door Roemenië is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Roemenië, die momenteel gedetineerd is in Nederland.

Tijdens de openbare zitting op 16 mei 2017 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit bezit. De rechtbank heeft vervolgens de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld, waarbij het EAB melding maakt van een vrijheidsstraf van zes jaar, twee maanden en twintig dagen, die de opgeëiste persoon moet ondergaan in Roemenië.

De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat het EAB onduidelijk is over de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht. De officier van justitie heeft aangegeven dat er onduidelijkheden zijn over de informatie in het EAB, maar dat het antwoord van de Roemeense autoriteiten onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet, omdat het niet duidelijk is vermeld waaruit de ten uitvoer te leggen straf bestaat. Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751266-17
RK nummer: 17/2076
Datum uitspraak: 16 mei 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 maart 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 september 2016 door de
Judgevan de
Roman Court(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 mei 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt onder b) 1. en 2. melding gemaakt van een
Warrant of execution of imprisonment no. 444/2016van 16 september 2016, en een
Criminal sentence no. 240/20.05.2016 of Roman Court remained final by criminal decision no. 912/15/15.09.2016 given by Court of Appeal Bacau (reference case no 5723/291/2015)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaar, twee maanden en twintig dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog zes jaren, twee maanden en twintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) op blz. 3 en 4 van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Genoegzaamheid

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet duidelijk is voor welke feiten met dit EAB nu precies om overlevering wordt verzocht. Het EAB ziet niet enkel op de hierboven genoemde in onderdeel e) genoemde feiten, maar vermeldt ook vonnissen waarvoor de opgeëiste persoon eerder door Nederland naar Roemenië is overgeleverd. Onduidelijk is of hij niet al een deel van het genoemde resterende strafdeel heeft uitgezeten, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft meegedeeld dat aan de Roemeense autoriteiten toelichting is gevraagd op de door de raadsvrouw genoemde onduidelijkheden, maar dat het daarop ontvangen antwoord onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft en dit antwoord om die reden ook niet in het dossier is gevoegd. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het oordeel over de genoegzaamheid van het EAB gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die bepaling de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
De rechtbank stelt vast dat in het EAB niet duidelijk is vermeld waaruit de ten uitvoer te leggen straf bestaat. Naast de in onderdeel e) op pagina’s 3 en 4 vermelde vonnissen zijn op pagina’s 5 en 6 meerdere vonnissen genoemd. Uit de daarbij vermelde informatie is het de rechtbank niet duidelijk wat de grondslag is voor de gevangenisstraf waarvan de tenuitvoerlegging wordt verzocht. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van ten minste één van de genoemde vonnissen eerder aan de Roemeense justitiële autoriteiten is overgeleverd. Het EAB voldoet hiermee dan ook niet aan de daaraan gelet op artikel 2, tweede lid, OLW gestelde vereisten.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de in artikel 2 OLW gestelde vereisten, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 5 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van [opgeëiste persoon] aan de
Judgevan de
Roman Court(Roemenië).
Aldus gedaan door
mr. W.A.J.P. van den Reek, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 mei 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.