ECLI:NL:RBAMS:2017:2948

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
HA RK 17/98
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een bestuursrechter in Amsterdam afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid

Op 6 april 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. R. Hirzalla, bestuursrechter te Amsterdam. Het verzoek tot wraking werd niet-ontvankelijk verklaard. De verzoeker had aangevoerd dat er sprake was van systematische kromspraak en bevoordeling van de Nederlandse Staat en private partijen door de rechtbank Amsterdam. Hij stelde dat deze omstandigheden de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar zouden brengen. De rechtbank oordeelde echter dat de gronden van het verzoek niet specifiek genoeg waren en niet op de persoon van de rechter waren toegespitst. De rechtbank benadrukte dat wraking alleen mogelijk is op basis van concrete feiten die objectief gerechtvaardigd zijn. Aangezien het verzoek voornamelijk was gebaseerd op algemene klachten over de rechtbank als geheel, werd het verzoek niet in behandeling genomen. De rechtbank concludeerde dat er geen plaats was voor wrakingsverzoeken die berusten op veronderstellingen en dat het verzoeker niet was gelukt om relevante en specifieke gronden aan te voeren die de vrees voor vooringenomenheid van de rechter konden onderbouwen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen voorziening open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het bij brief van 21 maart 2017 gedane en onder rekestnummer C/13/626236 HA RK 17/98 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] , [land] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. R. Hirzalla , bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

Verzoeker is partij in twee bij de rechtbank onder zaaknummers AMS 16/7695 ZVW en AMS 7697 ZWV geregistreerde en aanhangige procedures. De rechter heeft beide zaken in behandeling.
Bij brief met bijlagen van 21 maart 2017 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan.

2.De gronden van het verzoek

2.1
Verzoeker voert – samengevat – het volgende aan. Bij de rechtbank Amsterdam is volgens verzoeker sprake van systematische kromspraak, systematisch oordelen ten faveure van de Nederlandse Staat en/of private partijen uit de financiële wereld, bij schnabbelende rechters, een exorbitant aantal raadsheerplaatsvervangers en de interactie met juristen uit de financiële wereld. Dat zijn zaken die volgens verzoeker de maatschappij direct of indirect schaden. Als de rechterlijke macht klaagt over haar tanend gezag, dan is zijzelf daarvan mede de oorzaak. Als de rechterlijke macht klaagt over slechte wetgeving, heeft de rechterlijke macht deze slechte wetgeving over zichzelf afgeroepen, mede door al tientallen jaren feitelijk Europees recht niet te erkennen als een nieuwe rechtsorde. Als de rechterlijke macht klaagt over een toename van het aantal verzoeken tot wraking, moet zij zichzelf beraden over nevenbaantjes, de totale vermenging van advocatuur en rechterlijke macht, haar eigen bevooroordeeldheid en de systematische bevoordeling van bepaalde advocatenkantoren bijvoorbeeld in de cassatierechtspraak.
2.2
Verder voert verzoeker aan dat geschillen die in het buitenland woonachtige gepensioneerden of grensarbeiders inzake de sociale wetgeving hebben, zijn geconcentreerd bij de rechtbank Amsterdam. Dit houdt volgens verzoeker in dat in de sector bestuursrecht deze zaken door een beperkt aantal rechters worden behandeld. Ook aan de kant van de bestuursorganen is het aantal medewerkers dat deze zaken behandelt, beperkt. Er ontstaat dus automatisch een situatie waarbij de rechters en medewerkers van de betreffende bestuursorganen elkaar vele malen per jaar in procedures ontmoeten. Door dit geheel aan indirecte en directe samenwerking met en beïnvloeding van de rechtbank Amsterdam door de bestuursorganen, is de bij verzoeker bestaande vrees voor vooringenomenheid gerechtvaardigd.
2.3
Ten aanzien van de persoon van de rechter voert verzoeker aan dat de hiervoor weergegeven achtergrond bij de rechtbank Amsterdam met betrekking tot vooringenomen standpunten (tunnelvisie en gebrek aan waarheidsvinding) zich dus ook voordoen bij de rechter.
2.4
De rechter is dus juist vooringenomen in die zin dat hij zich moet baseren op bewezen onjuiste rechtsopvattingen, op bewezen verdraaiingen en op uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, die systematisch de jurisprudentie van het Hof van Justitie schenden.
2.5
Verzoeker verzoekt het wrakingsverzoek - gegeven de aard van de gronden - te laten behandelen door een ander rechtscollege (art. 6 EVRM proof). Volgens verzoeker staat niets hieraan in de weg. Deze werkwijze is zelfs door de Raad voor de Rechtspraak voorgesteld.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1
De rechtbank ziet geen grond om de behandeling van het verzoek om wraking over te dragen aan een ander rechtscollege, omdat de Nederlandse wet- en regelgeving, behandeling door een kamer van dezelfde rechtbank voorschrijft. Gelet op dit gegeven, zal iedere behandeling door een Amsterdamse combinatie, dus ook de behandeling van de vraag of deze zaak naar een andere rechtbank moet worden doorverwezen aanleiding geven tot een nieuw wrakingsverzoek.
5.2
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
5.3
Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.4
Uit de wet en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat
de rechterjegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
5.5.
Het betoog van verzoeker als hiervoor weergegeven kan, wat daarvan ook zij, niet tot wraking leiden omdat het is gericht tegen de rechtbank Amsterdam als zodanig. Het verzoek kan in zoverre niet worden aangemerkt als een verzoek om wraking van de rechter en wordt om die reden niet in behandeling genomen.
5.6
Het betoog van verzoeker ziet niet op feiten of omstandigheden die verband houden met de rechterlijke onpartijdigheid van de rechter, maar zijn ontleend aan de tegen de rechtbank als geheel aangevoerde klachten waaruit door verzoeker de conclusie wordt getrokken dat een en ander zich ook bij de rechter voordoet. Er is geen plaats voor wrakingsverzoeken die uitsluitend berusten op veronderstellingen die worden ontleend aan algemene gronden. Dit zijn immers geen op de persoon van de rechter toegespitste, gronden die geobjectiveerd zouden doen vrezen voor diens vooringenomenheid.
5.7
Bij gebreke van een deugdelijke op de persoon van de rechter toegespitste motivering is het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk. Een mondelinge behandeling kan dan ook achterwege blijven.
5.8
Omdat door verzoeker het middel van wraking lichtvaardig, want zonder kenbare relevante grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. Daarnaast leidt de rechtbank uit het betoog van verzoeker af dat volgens hem geen enkele Amsterdamse rechter onpartijdig kan worden genoemd, waardoor te vrezen valt dat hij elke rechter die hem wordt toegewezen zal wraken. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter belast met de behandeling van de onderhavige zaak van verzoeker niet in behandeling wordt genomen.
5.9
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing
BESLISSING
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking als kennelijk niet-ontvankelijk af;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van de zaken van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter A.W.J. Ros en P.B. Martens, leden, in aanwezigheid van F.C.H. Krieger, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2017.
Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.