Op 6 april 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. R. Hirzalla, bestuursrechter te Amsterdam. Het verzoek tot wraking werd niet-ontvankelijk verklaard. De verzoeker had aangevoerd dat er sprake was van systematische kromspraak en bevoordeling van de Nederlandse Staat en private partijen door de rechtbank Amsterdam. Hij stelde dat deze omstandigheden de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar zouden brengen. De rechtbank oordeelde echter dat de gronden van het verzoek niet specifiek genoeg waren en niet op de persoon van de rechter waren toegespitst. De rechtbank benadrukte dat wraking alleen mogelijk is op basis van concrete feiten die objectief gerechtvaardigd zijn. Aangezien het verzoek voornamelijk was gebaseerd op algemene klachten over de rechtbank als geheel, werd het verzoek niet in behandeling genomen. De rechtbank concludeerde dat er geen plaats was voor wrakingsverzoeken die berusten op veronderstellingen en dat het verzoeker niet was gelukt om relevante en specifieke gronden aan te voeren die de vrees voor vooringenomenheid van de rechter konden onderbouwen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen voorziening open tegen deze uitspraak.