ECLI:NL:RBAMS:2017:2906

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
13/997007-15 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugshandel, witwassen en deelname aan een criminele organisatie met betrekking tot anabole steroïden en harddrugs

Op 18 april 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder het medeplegen van drugshandel, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De zaak kwam voort uit een politieonderzoek naar een drugslab, waar de verdachte betrokken was bij de productie van synthetische drugs zoals MDMA en amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen een auto had verworven die van diefstal afkomstig was, en dat hij opzettelijk voorwerpen en stoffen voorhanden had die bestemd waren voor het plegen van misdrijven onder de Opiumwet. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen door grote contante bedragen op zijn rekening te storten, waarvan de herkomst uit criminele activiteiten bleek. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in verboden middelen en legde een gevangenisstraf van 21 maanden op, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Ook werd een taakstraf van 240 uur opgelegd en werden in beslag genomen goederen verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997007-15 (Promis)
Datum uitspraak: 18 april 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [GBA adres verdachte] ,
feitelijk verblijvende op het adres [verblijfadres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 6 februari 2017, 9 februari 2017, 13 februari 2017, 16 februari 2017 en
4 april 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Plooij, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G.J. Plat naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Op de inleidende dagvaarding zijn verdachte tien feiten ten laste gelegd. Blijkens de nadere omschrijving van de feiten op de zitting van 6 februari 2017 zijn de feiten 2 tot en met 7 komen te vervallen en de feiten 8, 9 en 10 vernummerd naar respectievelijk feit 2, feit 3 en feit 4.
2.2
Aan verdachte is ten laste gelegd - zoals op de zitting van 6 februari 2017 nader is omschreven - dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 februari 2015 tot en met 16 februari 2015 te Amsterdam en/of Spijkenisse en/of Rotterdam en/of Hellevoetsluis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto (merk BMW, kenteken [nummer 1] en/of [nummer 2] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat het een door diefstal, in elk geval een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 18 april 2015 te Hoogvliet, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of GHB en/of oxycodon en/of metamfetamine (telkens) zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en/of stoffen, voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders,
-(een) tabletteermachine(s), en/of
-(een) elektrische verwarmingsmantel(s) en/of
-(een) jerrycan(s) en/of
-(een) maalmachine(s) en/of
-(een) maatbeker(s) en/of
-(een) vacuümpomp(en) en/of
-(een) sluitmachine(s) en/of
-(een) vacuümvriesdroogmachine en/of
-(een) rondbodemkol(f)(ven) en/of
-(een) druppelflesje(s) en/of
-(een) sterilisatieketel(s) en/of
-(een) spiraalkoeler(s) en/of
-(een) vacuümfiltreersyste(e)m(en) en/of
-(een) vrieskist(en) en/of
-een of meer hoeveelhe(i)d(en) safrol en/of methanol en/of zuur en/of jood en/of natriumboorhydride en/of palladium en/of 2-fenylethylamine en/of coffeïne en/of microcellulose en/of methylamine en/of
-48 “Ibiza” pillen met MDMA en/of 23 gram voornamelijk groene pillen met MDMA en/of 380 gram geel poeder met MDMA en/of 230 gram bruine kristallen met MDMA en/of 130 ml GHB en/of 148 tabletten met oxycodon en/of 590 gram roze pasta met amfetamine en metamfetamine en/of 108 gram wit poeder met amfetamine en/of 190 gram crèmekleurig poeder met amfetamine en metamfetamine en/of 8 gram rode pillen en poeder met metamfetamine en MDMA en/of 8 gram crèmekleurig poeder met amfetamine en metamfetamine
voorhanden gehad waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wisten of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feiten;
3.
hij op of omstreeks 11 mei 2015 te Rotterdam en/of Spijkenisse, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 90 tabletten en/of 3 doosjes met tabletten bevattende oxazepam en/of 29 capsules met temazepam, zijnde oxazepam en/of temazepam een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op of omstreeks 11 mei 2015 te Rotterdam en/of Spijkenisse in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer geneesmiddel(len) waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
[locatie [naam locatie 1] ]
-520 ampullen Alphabolin (bevattende methenolon enanthaat) en/of
-150 tabletten Clenbuterol Sopharma (bevattende clenbuterol) en/of
-4 flesjes Enantholic en/of 1 flesje Propioloc en/of 5 flesjes Testosterone enanthate en/of 1 doosje Testobolin en/of 25 ampullen Testocyp en/of 2 doosjes Testosterone compound en/of 7 doosjes Testerone enanthate en/of 100 tabletten Turinex (telkens bevattende testosteron enanthaat, testosteron propionaat, testosteron cypionaat, testosteron esters, testosteron enanthaat of 4-Chlorodehydromethyl testosteron) en/of
-160 flesjes Hygetropin (bevattende somatropine) en/of
-100 tabletten Mesterolone (bevattende mesterolon) en/of
-500 tabletten Methanabol en/of 200 tabletten Methandienone (telkens bevattende Methandiënon) en/of
-200 tabletten Oxanabol en/of400 tabletten Oxandrolone (telkens bevattende oxandrolon) en/of
-96 tabletten Oxymetholic (bevattende oxymetholon) en/of
-1 doosje Rexogin en/of 192 tabletten Stanolic en/of 10 ampullen Stanozolic en/of 1 doosje Stanozolol (telkens bevattende stanozolol) en/of
-600 tabletten Tamoxifen (bevattende tamoxifeen) en/of
-6 flesjes Trenabol depot en/of 3 doosjes Trenbolone en/of 10 ampullen Trenoid en/of 3 flesjes Tri-Trenabol en/of 20 ampullen Tritrenbolic (telkens bevattende Trenbolon hexahydro- benzylcarbonaat, trenbolon enanthaat of trenbolon esters) en/of
[locatie [naam locatie 2] ]
-een hoeveelheid tabletten Boldenone undecylenate (bevattende Boldenon undecylenaat) en/of
-een hoeveelheid tabletten Enanthal en/of Enantholic en/of Propioloc en/of een ampul Testosteron (telkens bevattende testosteron enanthaat, testosteron propionaat of testosteron) en/of
-twee ampullen Hygetropin (bevattende somatropine) en/of
-een hoeveelheid tabletten Methanabol (bevattende Methandiënon) en/of
-een hoeveelheid tabletten Oxandrolone (bevattende oxandrolon) en/of
-een hoeveelheid tabletten Oxymetholic (bevattende oxymetholon) en/of
-een hoeveelheid tabletten Tamoxifen (bevattende tamoxifeen) en/of
-een hoeveelheid ampullen Trenbolone (bevattende Trenbolon) en/of
[locatie [naam locatie 3] ]
-een bruine fles met vloeistof (bevattende benzylbenzoaat) en/of
-120 gram benzocaïne en/of
-995 gram dehydrochloromethyltestosteron en/of
-1005 gram en/of 510 gram en/of 505 gram en/of 491 gram en/of 505 gram en/of 494 gram van een mengsel van esters van testosteron en/of
-520 gram en/of 465 gram en/of 1000 gram metandrostenolon en/of
-500 gram en/of 1073 gram en/of 1045 gram en/of 495 gram en/of 171 gram oxandrolon en/of
-1010 gram en/of 990 gram en/of
-335 gram en/of 321 gram en/of 365 gram en/of 525 gram en/of 515 gram en/of 1000 gram en/of 235 gram stanozolol en/of
-1005 gram tamoxifen en/of
-125 gram testosteron esters en/of
-295 gram Trenbolon esters,
opzettelijk in voorraad heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 11 mei 2015, te Spijkenisse en/of Rotterdam en/of Hoogvliet en/of Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, in elk geval zich één of meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) in voornoemde periode, (van) meerdere geldbedragen, te weten:
een contante storting van 6.500 euro op 30 mei 2014 en/of 6.510 euro op 30 juni 2014 en/of 520 euro op 13 augustus 2014 en/of 6.200 op 13 oktober 2014 euro en/of 6.500 euro op 31 oktober 2014 en/of 850 euro op 7 november 2014 en/of 6.500 euro op 1 december 2014 en/of 1.450 euro op 30 januari 2015 en/of 2.100 euro op 2 maart 2015 en/of 9.050 euro op 18 maart 2015 en/of 700 euro op 20 maart 2015 (zijnde in totaal 46.880 euro) op rekening [banknummer] ten name van [naam verdachte]
-(telkens) de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van die geldbedragen was en/of
-(telkens) verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of gebruikt terwijl hij en/of zijn mededaders (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
6.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 11 mei 2015 te Spijkenisse en/of Rotterdam en/of Hoogvliet en/of Den Haag en/of (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (onder meer):
-het opzettelijk in voorraad hebben, verkopen, afleveren, ter hand stellen, invoeren en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied brengen van een of meer geneesmiddel(en) waarvoor geen handelsvergunning geldt als bedoeld in artikel 40 lid 2 Geneesmiddelenwet en/of
-(een gewoonte maken van het plegen van) witwassen, en/of
-een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voorbereiden of bevorderen door te trachten een ander te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen of uit te lokken, en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en/of door te trachten zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen, en/of door voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, en/of
-opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A en/of onder B en/of onder C en/of onder D van de Opiumwet gegeven verbod, en/of
-opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder A en/of onder B en/of onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten bewezen. Wel stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte ten aanzien van bepaalde onderdelen moet worden vrijgesproken. Dit geldt ten aanzien van feit 2 voor één van de volgens de tenlastelegging voorbereidde misdrijven, te weten de in- of uitvoer van harddrugs als bedoeld in artikel 2 onder A van de Opiumwet (hierna ook: Ow). Dit geldt ten aanzien van feit 4 voor de stoffen gevonden op de [naam locatie 2] en het medeplegen ten aanzien van de stoffen gevonden op de [naam locatie 3] . Dit geldt ten aanzien van feit 6 voor drie van de misdrijven waartoe de organisatie volgens de tenlastelegging het oogmerk had, te weten het verrichten van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a Ow, de in- en uitvoer van harddrugs als bedoeld in artikel 2 onder A Ow en de in- en uitvoer van softdrugs als bedoeld in artikel 3 onder A Ow.
Volgens de officier van justitie is gelet op alle omstandigheden geen sprake van een onrechtmatige doorzoeking in de loods op 18 april 2015. Op grond van artikel 96b Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en artikel 2 van de Politiewet
(de rechtbank begrijpt: artikel 3 van de Politiewet 2012)waren verbalisanten bevoegd de loods te doorzoeken. Als de rechtbank van oordeel is, dat wel sprake is van een vormverzuim, dan kan verdachte hierop geen beroep doen, omdat zijn belangen niet zijn geschonden.
Over het witwassen heeft de officier van justitie opgemerkt dat verdachte onder meer geld van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) heeft ontvangen, dit heeft gestort op zijn eigen rekening en vervolgens heeft overgemaakt naar de rekening van [naam BV] Met een verzonnen omschrijving is het geld vervolgens teruggegaan naar [medeverdachte 1] . Dit is onomstotelijk een verhullingshandeling.
De rechtbank betrekt in haar overwegingen, voor zover relevant en van toepassing, de door de officier van justitie aangevoerde standpunten, zoals weergegeven in het door hem overgelegde requisitoir, dat als bijlage I aan dit vonnis is gehecht, en wat hij daar in repliek aan heeft toegevoegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich – samengevat – op het standpunt dat de feiten 1 en 3 – behalve voor het medeplegen van feit 3 – kunnen worden bewezen, aangezien verdachte deze feiten bekent. De raadsvrouw bepleit dat verdachte voor de feiten 2, 4 – voor zover het gaat om de [naam locatie 2] –, 5 en 6 moet worden vrijgesproken. Voor feit 5 – voor zover het gaat om het onderdeel ‘verbergen en/of verhullen, verwerven, voorhanden hebben’ – bepleit de raadsvrouw subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging.
De rechtbank betrekt in haar overwegingen, voor zover relevant en van toepassing, de door de raadsvrouw aangevoerde standpunten, zoals weergegeven in de door haar overgelegde pleitnotities, die als bijlage II aan dit vonnis zijn gehecht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Partiële vrijspraak feit 3 (aanwezig hebben lijst II-middelen)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van dit feit. Verdachte heeft op de zitting van 9 februari 2017 verklaard dat de tabletten oxazepam, die in zijn auto zijn gevonden, en de capsules met temazepam, die in zijn woning aan de [naam locatie 2] zijn gevonden, voor eigen gebruik waren. Het dossier bevat onvoldoende bewijs op grond waarvan deze verklaring onaannemelijk moet worden geacht, zodat de rechtbank van de juistheid daarvan zal uitgaan. Aangezien het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte bij het aanwezig hebben van deze middelen voor eigen gebruik nauw en bewust heeft samengewerkt met iemand anders, kan niet meer worden bewezen dan dat hij dit feit alleen heeft gepleegd.
4.3.2
Partiële vrijspraak feit 4 (in voorraad hebben geneesmiddelen)
De rechtbank acht feit 4 niet bewezen, voor zover dit ziet op de middelen die zijn aangetroffen op de [naam locatie 2] . Aan verdachte wordt verweten dat hij het tweede lid van artikel 40 van de Geneesmiddelenwet heeft overtreden door een groot aantal geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten anabole steroïden, aldaar in voorraad te hebben gehad. Het verbod van artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet spitst zich gelet op de Memorie van Toelichting toe op bedrijfsmatige activiteiten. Het strafbaar gestelde ‘in voorraad hebben’ strekt er in dat geval toe om de geneesmiddelen vervolgens te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen of in te voeren. In ieder geval dient het te gaan om een voorraad die wordt aangehouden met het oog op handelingen in het economisch verkeer.
Verdachte heeft verklaard dat hij de geneesmiddelen voor eigen gebruik in bezit had. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om uit te gaan van een ander scenario en evenmin kan worden gezegd dat de aangetroffen middelen deel uitmaken van de elders aangetroffen voorraad. Gelet hierop kan niet bewezen worden verklaard dat hij deze middelen in voorraad heeft gehad als bedoeld in de Geneesmiddelenwet en moet verdachte van dit onderdeel van feit 4 worden vrijgesproken.
Daarnaast acht de rechtbank feit 4 niet bewezen, voor zover dit ziet op de stoffen die zijn aangetroffen op de [naam locatie 3] . De rechtbank overweegt dat uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 22 juni 2016 volgt dat de onderzoeksmaterialen inbeslaggenomen aan de [naam locatie 3] voldoen aan de omschrijving van een
werkzame stofin artikel 1, eerste lid, onder x.1, van de Geneesmiddelenwet.
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet is het verboden om zonder registratie werkzame stoffen te bereiden, in te voeren, af te leveren, uit te voeren dan wel te verhandelen. Aan verdachte is echter ten laste gelegd dat hij op de [naam locatie 3] geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt opzettelijk in voorraad heeft gehad. Omdat sprake is van werkzame stoffen en niet van een of meer geneesmiddelen, zal verdachte van dit onderdeel worden vrijgesproken.
4.3.3
Feit 2 (voorbereiding lijst I-feiten)
Rechtmatigheid onderzoek loods
Na het openen en doorzoeken van een BMW, die vóór de loods geparkeerd stond, is de politie de loods binnengetreden en heeft deze doorzocht. De raadsvrouw heeft bepleit dat er geen redelijk vermoeden van schuld aan enig misdrijf was dat het openen en doorzoeken van de BMW rechtvaardigde, zodat dit onrechtmatig was. Dat wat uit dit onderzoek is voortgekomen, mag dan ook niet meewegen bij de vraag, of er een redelijk vermoeden van schuld aan enig misdrijf was dat vervolgens het binnentreden en doorzoeken van de loods rechtvaardigde. Als deze onderzoeksresultaten worden weggelaten, dan blijft er onvoldoende over om dit binnentreden en doorzoeken van de loods te rechtvaardigen, zodat ook dit onrechtmatig was, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 18 april 2015 volgt dat zij op die datum omstreeks 01:15 uur in een opvallende politieauto op het industrieterrein [naam industrieterrein 2] in Hoogvliet rijden. Op de [locatie 4] zien zij ter hoogte van nummer [huisnummer] verschillende personen en diverse voertuigen staan. Als de verbalisanten even verderop hun auto keren om terug te gaan richting die personen, zien zij die niet meer staan. De verbalisanten zien vervolgens verschillende voertuigen hun lichten aandoen en aanstalten maken om de [locatie 4] te verlaten. Dit is omstreeks 01:21 uur. De verbalisanten zien dan dat een BMW blijft staan. Deze BMW staat geparkeerd in een parkeervak behorend bij het bedrijfspand aan de [locatie 4] nummer [huisnummer] , dicht tegen de deur van de loods aan. In het voertuig zit geen bestuurder. Dit voertuig blijkt op naam te staan van mevrouw [naam] , geboren op [geboortedatum 2] en wonend aan de [adres] . [verbalisant 1] stelt hierop een onderzoek in. Zij loopt om het voertuig heen en kijkt erin. Aan de bestuurderskant op de grond staat een blauwe jerrycan en op de passagiersstoel ligt onder meer een plastic bakje met roze deksel, verpakt in een plastic zakje. Bij [verbalisant 1] ontstaat het vermoeden dat er misschien brandstof in de jerrycan zit, vanwege diverse dieseldiefstallen in het werkgebied. Zij trekt aan het portier van de bestuurderskant, waarop de deur opengaat.
De rechtbank is van oordeel dat ook het openen van een niet afgesloten auto enige inbreuk op de privacy van de gebruiker van deze auto oplevert. Gelet echter op alle omstandigheden van het geval, namelijk het tijdstip, de locatie, de verschillende personen en voertuigen die vertrokken toen de opvallende politieauto omkeerde, de achtergebleven auto op naam van een 62-jarige, niet daar woonachtige vrouw en de plaats waar de jerrycan werd aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat deze inbreuk dusdanig klein is dat de verbalisanten gerechtigd waren om op basis van hun algemene politiebevoegdheid hiertoe over te gaan. Op grond van artikel 3 van de Politiewet 2012 heeft de politie immers tot taak te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval – op zijn minst genomen – mocht worden overgegaan tot enig nader onderzoek. Daarbij speelt voor de rechtbank het vermoeden dat er misschien sprake was van dieseldiefstal, zoals door [verbalisant 1] gerelateerd, geen rol. De omstandigheden waren ook zonder dat vermoeden dermate verdacht dat verder onderzoek noodzakelijk was.
Nadat de deur van de auto is geopend, [verbalisant 1] de dop van de jerrycan heeft losgedraaid, [verbalisant 2] aan de dop heeft geroken en geconstateerd wordt dat in het plastic bakje wit poeder zit, worden verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] erbij geroepen. Uit hun proces-verbaal van bevindingen van 18 april 2015 volgt dat de stoffen niet worden vertrouwd. Hierop wordt contact opgenomen met de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO), omdat het vermoeden bestaat dat het chemische stoffen zijn.
Uit de voornoemde processen-verbaal van bevindingen en het proces-verbaal van [verbalisant 6] van 28 april 2015 volgt dat [verbalisant 6] van de LFO ter plaatse komt. Hij onderzoekt de stoffen en het blijkt dat de stof uit de jerrycan zwavelzuur betreft en de stof in het plastic bakje pentaerythritol. [verbalisant 6] meldt aan [verbalisant 2] dat de jerrycan met 30 liter zwavelzuur kan wijzen op het voorbereiden van het bereiden van harddrugs. Gelet op de eerder waargenomen omstandigheden die nacht, de achtergebleven auto met de chemische stoffen die zeer dicht tegen de deur van het bedrijfspand met nummer [locatie 4] geparkeerd staat, het feit dat er twee beveiligingscamera’s aan pand nummer [locatie 4] zijn bevestigd die gericht zijn op de openbare weg, het feit dat de brievenbus van nummer [locatie 4] aan de binnenzijde blijkt te zijn dichtgeplakt, wordt vermoed dat daar een strafbaar feit als omschreven in de Opiumwet wordt begaan en wordt toestemming gegeven om op grond van artikel 9 lid 1 onder b Ow het pand binnen te gaan. Dit volgt uit eerder genoemd proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . In het pand constateert [verbalisant 6] dat sprake is van een drugslaboratorium. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] van 25 maart 2016 wordt de situatie vervolgens bevroren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet onrechtmatig is gehandeld door de verbalisanten. Gelet op het onderzoek aan de BMW en de overige omstandigheden met betrekking tot de loods bestond er voldoende verdenking om binnen te treden in de loods en deze vervolgens te doorzoeken. Omdat het binnentreden en het daarop gevolgde doorzoeken van de loods dus rechtmatig hebben plaatsgevonden, verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw.
Voorbereidingshandelingen
Door de raadsvrouw is bepleit dat nergens uit blijkt dat verdachte de tenlastegelegde goederen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dan wel ernstige reden had te vermoeden dat die goederen bestemd waren voor het plegen van een feit als bedoeld in artikel 10 lid 4 Ow.
De rechtbank overweegt dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen, als vaststaat dat de intentie van iemand op het Opiumwet-delict is gericht en hij aan die intentie ook uiting heeft gegeven door een of meer van de in artikel 10a lid 1 Ow omschreven voorbereidings- of bevorderingshandelingen te verrichten.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf januari 2015 de loods aan de [locatie 4] in Hoogvliet huurde en dat hij er is gaan klussen, ook samen met [medeverdachte 1] . Uit het dossier leidt de rechtbank af dat zich in de loods één open verdieping bevindt, bereikbaar via een trap. Eén en ander is zichtbaar op de foto op pagina 205, eerste map van zaakdossier 03. De rechtbank stelt vast dat de begane grond, met uitzondering van een aparte opslagruimte, in één oogopslag te overzien is. De begane grond blijkt te zijn ingericht en gebruikt voor het tabletteren van verdovende middelen zoals MDMA en (met)amfetamine. Op de begane grond worden onder andere twee tabletteermachines aangetroffen. Eén van deze machines betreft een Rotary Tablet Press, type ZP9A. Ook worden bovenstempels, opdruk ‘IBIZA’ en matrijzen, ovaal, gevonden. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] per mail onder meer contact heeft met ‘ [naam contact] ’ van [naam firma] . Het mailcontact gaat onder andere over een tabletteermachine ZP9A rotary, over stempels “Ibiza” en over een totaalprijs van $ 7.630,-. Dit bedrag (omgerekend in euro’s) wordt op 13 oktober 2014 via de bankrekening van verdachte overgemaakt naar China. Zowel op de [locatie 4] als bij verdachte thuis op de [naam locatie 2] zijn gele en roze pillen gevonden met indruk “Ibiza”. Deze pillen bevatten MDMA. Het NFI stelt vast dat de diepdruk ‘Ibiza’ weinig voorkomend is en in 2015 in hun database – buiten het politieonderzoek 26Patiel – niet voorkomt. Uit onderzoek van het NFI volgt bovendien dat het veel waarschijnlijker is dat de gele en roze pillen uit dezelfde productiepartij zijn gekomen, dan wanneer deze uit verschillende productiepartijen afkomstig zijn.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat ten aanzien van één van de twee items pillen, in beslag genomen in de woning van verdachte, de koppeling tussen het goed, het beslagnummer en het SIN-nummer niet klopt. Daarmee zou dan de conclusie niet opgaan dat alle pillen uit dezelfde partij komen. De rechtbank acht het proces-verbaal Sporenonderzoek op pagina 243 en verder van zaaksdossier 03, tweede aanvulling, in dit verband leidend. Uit dit proces-verbaal volgt wat op de [naam locatie 2] in beslag is genomen. Aan die goederen is een SIN-nummer toegekend en die nummers corresponderen vervolgens weer met de nummers van de items die door het NFI zijn onderzocht. Volgens de rechtbank is gelet hierop voldoende duidelijk dat het NFI heeft onderzocht wat op de [naam locatie 2] in beslag is genomen.
Van [medeverdachte 1] is een paar werkschoenen in beslag genomen en onderzocht. [medeverdachte 1] heeft over deze schoenen verklaard, dat hij die in de loods heeft gedragen. Op de bovenkant van de schoenen is MDMA aangetroffen.
Na de aanhouding van verdachte wordt in zijn woning een Blackberry in beslag genomen, voorzien van een Pretty Good Privacy-versleuteling (hierna: PGP). Deze telefoon bevat berichtenverkeer tussen verdachte en onder anderen [medeverdachte 1] . De berichten gaan onder andere over ‘het pand’ en over een pilmachine die zou moeten worden teruggegeven. Gelet op de strekking van de berichten begrijpt de rechtbank dat hiermee de loods aan de [locatie 4] en de inbeslaggenomen tabletteermachine worden bedoeld. Verdachte heeft ter zitting geen enkele verklaring willen afleggen over de PGP-telefoon en het berichtenverkeer, zodat de rechtbank deze berichten uitlegt in de meest voor de hand liggende, en dat is de hierboven geschetste belastende, zin.
Verdachte heeft op de zitting van 9 februari 2017 verklaard dat hij in zee is gegaan met jongens die hun spullen in de loods wilden opslaan. Daarmee verdiende hij een zakcentje.
Deze jongens hadden een sleutel van de loods. Deze verklaring van verdachte vindt op geen enkele manier steun in het dossier. Uit de inhoud van de PGP-berichten kan juist worden afgeleid dat verdachte en [medeverdachte 1] nauw betrokken zijn geweest bij de loods en de spullen die zich daarin bevonden. Uit geen van de berichten blijkt dat anderen bemoeienis hadden met de loods of dat iemand ‘boven’ hen zou hebben gestaan.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte 1] , in nauwe en bewuste samenwerking, de intentie hebben gehad op het bewerken van (met)amfetamine en MDMA, en het vervaardigen van metamfetamine, en daartoe strafbare voorbereidingshandelingen hebben verricht.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] voorwerpen en stoffen voorhanden hebben gehad, waarvan zij wisten dat deze bestemd waren tot het plegen van één of meer misdrijven als bedoeld in artikel 2 onder B en D Ow, maar niet tot het plegen van één of meer misdrijven als bedoeld in artikel 2 onder A Ow (in- en uitvoer van harddrugs). Van dit laatste onderdeel wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van het voorhanden hebben van safrol, palladium en 2-fenylethylamine, omdat deze stoffen niet zijn gebruikt ten behoeve van het bewerken van (met)amfetamine en MDMA dan wel het vervaardigen van metamfetamine.
Ten slotte komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring ten aanzien van de tenlastegelegde pillen, tabletten en GHB, omdat verdachte ook deze middelen niet voorhanden heeft gehad voor het opzettelijk bewerken dan wel vervaardigen van harddrugs. De rechtbank is van oordeel dat deze middelen juist zijn aan te merken als het eindproduct.
4.3.4
Feit 6 (lidmaatschap criminele organisatie)
Criminele organisatie
Onder organisatie, als bedoeld in artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht wordt verstaan een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is in het algemeen vereist, dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat de verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met, de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Gelet op de bewijsmiddelen, die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht, en op wat hierna wordt overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode, samen met [medeverdachte 1] en één of meer anderen, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Oogmerk organisatie
Uit e-mail- en PGP-berichten, en verklaringen van kopers volgt dat de organisatie gedurende lange tijd anabole steroïden in voorraad had en verkocht in binnen- en buitenland in strijd met de Geneesmiddelenwet. Daarnaast hield de organisatie zich bezig met feiten die strafbaar zijn gesteld in de Opiumwet. Zo zijn in de loods, naast geneesmiddelen, ook middelen aangetroffen die staan vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en II, en werden daar middelen van deze lijst I bewerkt en vervaardigd. Verder heeft de organisatie lijst I en II-middelen verkocht, zoals blijkt uit de verklaringen van (pseudo)kopers. De organisatie had tot doel om geld te verdienen met het plegen van bovenbedoelde misdrijven. De manier waarop en de periode waarin de leden van deze organisatie hun werkzaamheden en verdiensten probeerden te verhullen en te verbergen wijzen ten slotte op een oogmerk gericht op gewoontewitwassen.
Voor een oogmerk gericht op de opzettelijke in- of uitvoer van hard- of softdrugs is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs. De rechtbank spreekt verdachte dan ook van deze onderdelen vrij. Vrijspraak dient naar het oordeel van de rechtbank ook te volgen voor het oogmerk van de organisatie op voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a Ow. De rechtbank houdt het ervoor dat de organisatie voltooide misdrijven heeft beoogd, niet slechts de voorbereiding daarvan.
Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat gewoontewitwassen ook tot het oogmerk van de organisatie behoorde. Vooropgesteld wordt dat gewoontewitwassen welhaast inherent is aan een organisatie die zich bezighoudt met handel in verboden middelen. Daarnaast geldt wat hierna met betrekking tot feit 5 wordt overwogen.
4.3.5
Feit 5 (witwassen)
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij van 1 mei 2014 tot 11 mei 2015 met elf contante stortingen op zijn rekening van in totaal € 46.880,00 witwasgedragingen heeft verricht.
Criminele herkomst en wetenschap
Onder verwijzing naar dat wat is overwogen over de handel in anabole steroïden en drugs, is het aannemelijk dat verdachte van 1 mei 2014 tot 11 mei 2015 kon beschikken over grote hoeveelheden contant geld. Verdachte heeft op zitting echter verklaard dat het geld, dat hij in deze periode op zijn rekening stortte, slechts ten dele afkomstig was uit deze handel.
Voor een deel bestond dit geld volgens hem namelijk uit geld dat hij terugkreeg van kennissen waarvoor hij anabole steroïden had voorgeschoten, aangezien hij kortingen kon bedingen. Voor een ander deel bestond dit geld volgens hem uit geld dat [medeverdachte 1] had verdiend met pokeren en zijn werkzaamheden als deejay, en dat hij op verzoek van [medeverdachte 1] op zijn rekening stortte om over te boeken naar [naam BV] De rechtbank acht deze verklaringen van verdachte niet aannemelijk en overweegt daartoe als volgt.
Voor zowel de verklaring over het geld van kennissen als voor de verklaring over het geld van [medeverdachte 1] geldt dat verdachte deze verklaringen voor het eerst tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak heeft afgelegd. Aangezien hij over dit onderwerp meerdere keren is ondervraagd door de politie en er meerdere pro forma-behandelingen van zijn strafzaak hebben plaatsgevonden, kan worden vastgesteld dat verdachte niet van meet af aan tegengewicht heeft geboden tegen de tegen hem bestaande witwasverdenking. Weliswaar heeft verdachte in zijn politieverhoor van 1 juli 2015 al verklaard over de overboekingen naar [naam BV] , maar deze verklaring hield in dat [medeverdachte 1] tijdens deze overboekingen gebruik maakte van zijn rekening en dat hij pas nadien had uitgezocht dat deze overboekingen onderdeel uitmaakten van een verhullende salarisconstructie. Gelet hierop kan dus ook worden vastgesteld dat verdachte gedurende zijn strafzaak wisselend heeft verklaard. Bovendien vallen de huidige verklaringen, door het late stadium waarin ze zijn afgelegd, niet meer te verifiëren, anders dan door aanhouding van de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak. De rechtbank ziet voor zo’n aanhouding echter geen aanleiding, omdat de verklaringen van verdachte op geen enkele wijze steun vinden in het dossier. Het feit dat [medeverdachte 1] de door verdachte gestelde inkomsten niet heeft opgegeven aan de Belastingdienst vormt in dit verband bijvoorbeeld een duidelijke contra-indicatie. Daarnaast geldt dat verdachte geen verifieerbare gegevens heeft verschaft op punten die eenvoudig te achterhalen moeten zijn en van belang zijn om aan zijn stellingen een begin van geloofwaardigheid te verlenen. Verdachte heeft bijvoorbeeld verzuimd de geldbedragen die zijn voorgeschoten, de contactgegevens van zijn kennissen of de data waarop een en ander zou zijn voorgeschoten en teruggekregen te verschaffen. Evenmin heeft hij bijvoorbeeld nadere gegevens verschaft over de geldbedragen die [medeverdachte 1] verdiende, de personen met wie hij pokerde of door wie hij werd ingehuurd als deejay en de data waarop dit gebeurde. Bovendien heeft verdachte zijn verklaringen op geen enkele wijze met objectief bewijsmateriaal onderbouwd. Gelet hierop zijn de verklaringen van verdachte niet concreet en niet verifieerbaar.
Uit het dossier volgt dat verdachte in de tenlastegelegde periode legale inkomsten had uit loon en uitkering van in totaal € 14.116,21. Het is aannemelijk dat hij deze inkomsten direct op zijn rekening ontving en dat het contant op zijn rekening gestorte geld dus niet uit deze inkomstenbronnen afkomstig is.
Gelet op al het bovenstaande kan dan ook worden bewezen dat de elf contante stortingen op de rekening van verdachte afkomstig zijn uit mede door hemzelf gepleegde misdrijven. Daarmee is verdachtes wetenschap van deze criminele herkomst gegeven.
Witwasgedragingen
Op de afschriften van de rekening van verdachte is te zien dat de geldbedragen na storting worden overgeboekt naar andere rekeningen, opgenomen bij geldautomaten en gebruikt voor betalingen via betaalautomaten. Gelet hierop heeft verdachte deze geldbedragen niet enkel verworven en voorhanden gehad, maar ook omgezet, overgedragen en gebruikt. Door welbewust geldbedragen van [medeverdachte 1] aan te nemen, te storten op zijn eigen rekening en over te boeken naar [naam BV] , heeft verdachte bovendien ten aanzien van een deel van de gestorte geldbedragen de werkelijke aard en de herkomst verhuld, en verhuld wie de rechthebbende op deze geldbedragen is.
Gewoonte
Blijkens de wetsgeschiedenis is sprake van een gewoonte bij een pluraliteit van feiten die niet slechts toevallig op elkaar volgen, maar onderling in zeker verband staan, zowel voor wat betreft de objectieve aard van de feiten als voor wat betreft de subjectieve gerichtheid van de dader, zijnde de neiging van de dader om het feit steeds weer te begaan. Gelet op de wijze waarop verdachte de gestorte geldbedragen heeft overgeboekt en besteed, en de lange periode waarbinnen dit herhaaldelijk plaatsvond, is sprake van een gewoonte.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in bijlage III zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
in de periode van 10 februari 2015 tot en met 16 februari 2015 te Spijkenisse en Hellevoetsluis, tezamen en in vereniging met anderen, een auto, merk BMW, kenteken [nummer 1] of [nummer 2] , heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van die auto wisten, dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
op 18 april 2015 te Hoogvliet, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken van amfetamine en MDMA en metamfetamine en het opzettelijk vervaardigen van metamfetamine, voor te bereiden, voorwerpen en stoffen, voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededader wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader,
- tabletteermachines, en/of
- een elektrische verwarmingsmantel en/of
- jerrycans en/of
- een maalmachine en/of
- maatbekers en/of
- een vacuümpomp en/of
- een sluitmachine en/of
- een vacuümvriesdroogmachine en/of
- rondbodemkolven en/of
- druppelflesjes en/of
- een sterilisatieketel en/of
- spiraalkoelers en/of
- vacuümfiltreersystemen en/of
- een vrieskist en/of
- methanol en/of zuur en/of jood en/of natriumboorhydride en/of coffeïne en/of microcellulose en/of methylamine en/of
- 380 gram geel poeder met MDMA en/of 230 gram bruine kristallen met MDMA en/of 590 gram roze pasta met amfetamine en metamfetamine en/of 108 gram wit poeder met amfetamine en/of 190 gram crèmekleurig poeder met amfetamine en metamfetamine en/of 7,34 gram crèmekleurig poeder met amfetamine en metamfetamine

voorhanden gehad;

ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
op 11 mei 2015 te Spijkenisse, opzettelijk aanwezig heeft gehad 90 tabletten bevattende oxazepam en 29 capsules met temazepam;
ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde
op 11 mei 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
[locatie [naam locatie 1] ]
-70 ampullen Alphabolin, bevattende methenolon enanthaat, en
-150 tabletten Clenbuterol Sopharma, bevattende clenbuterol, en
-4 flesjes Enantholic en 1 flesje Propiolic en 1 doosje Testobolin en 25 ampullen Testocyp en 2 doosjes Testosterone compound en 7 doosjes Testosterone enanthate en 100 tabletten Turinex, telkens bevattende testosteron enanthaat, testosteron propionaat, testosteron cypionaat, testosteron esters, testosteron enanthaat of 4-Chlorodehydromethyl testosteron, en
-160 flesjes Hygetropin, bevattende somatropine, en
-100 tabletten Mesterolone, bevattende mesterolon, en
-500 tabletten Methanabol en 200 tabletten Methandienone, telkens bevattende Methandiënon, en
-150 tabletten Oxanabol en 400 tabletten Oxandrolone, telkens bevattende oxandrolon, en
-96 tabletten Oxymetholic, bevattende oxymetholon, en
-1 doosje Rexogin en 192 tabletten Stanolic en 10 ampullen Stanazolic en 1 doosje Stanozolol, telkens bevattende stanozolol, en
-600 tabletten Tamoxifen, bevattende tamoxifeen, en
-6 flesjes Trenabol depot en 10 ampullen Trenoid en 3 flesjes Tri-Trenabol en 20 ampullen Tritrenbolic, telkens bevattende Trenbolon hexahydro- benzylcarbonaat, trenbolon enanthaat of trenbolon esters,
opzettelijk in voorraad heeft gehad;
ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
in de periode van 1 mei 2014 tot en met 11 mei 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij en zijn mededader in voornoemde periode, van meerdere geldbedragen, te weten:
een contante storting van 6.500 euro op 30 mei 2014 en/of 6.510 euro op 30 juni 2014 en/of 520 euro op 13 augustus 2014 en/of 6.200 op 13 oktober 2014 euro en/of 6.500 euro op 31 oktober 2014 en/of 850 euro op 7 november 2014 en/of 6.500 euro op 1 december 2014 en/of 1.450 euro op 30 januari 2015 en/of 2.100 euro op 2 maart 2015 en/of 9.050 euro op 18 maart 2015 en/of 700 euro op 20 maart 2015, zijnde in totaal 46.880 euro, op rekening [banknummer] ten name van [naam verdachte] ,
-de werkelijke aard, herkomst, heeft verhuld, en verhuld wie de rechthebbende van die geldbedragen was en
-verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en gebruikt
terwijl hij en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
ten aanzien van het onder 6. ten laste gelegde
in de periode van 1 mei 2014 tot en met 11 mei 2015 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem verdachte en [medeverdachte 1] en één of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
-het opzettelijk in voorraad hebben, verkopen, afleveren, ter hand stellen, en buiten het Nederlands grondgebied brengen van geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt als bedoeld in artikel 40 lid 2 Geneesmiddelenwet en
-een gewoonte maken van het plegen van witwassen, en
-opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B en onder C en onder D van de Opiumwet gegeven verbod, en/of
-opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de op de beslaglijst, die als bijlage IV aan dit vonnis is gehecht, onder de nummers 1, 6 tot en met 17, 20, 21, 23 tot en met 28, 32 en 33 vermelde inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard. De middelen onder de nummers 29, 30 en 34 moeten onttrokken worden aan het verkeer.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de omstandigheid dat de voorlopige hechtenis van verdachte op 6 november 2015 is geschorst en dat hij inmiddels ruim vijftien maanden loopt in deze schorsing, met de daaraan verbonden voorwaarden meldplicht bij de reclassering en een avondklok. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat met deze, voor verdachte belastende, omstandigheid rekening te houden. Als de rechtbank de eis van de officier van justitie volgt en verdachte terug dient te keren naar de gevangenis, dan zal hij zeer waarschijnlijk zijn baan verliezen. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte, gelet op het advies van de reclassering, naast de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, een werkstraf op te leggen, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, beziggehouden met voorbereidingshandelingen gericht op het bewerken, dan wel vervaardigen, van MDMA, amfetamine en metamfetamine.
Hij heeft daarvoor stoffen en voorwerpen voorhanden gehad in een door hem gehuurde loods. Het is algemeen bekend dat de bewerking, vervaardiging én het gebruik van deze synthetische drugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormen en kunnen leiden tot een verslaving aan het gebruik daarvan.
Daarnaast heeft verdachte, samen met een ander, een aanzienlijke hoeveelheid geneesmiddelen die niet verhandeld mogen worden in voorraad gehad. Het ging om een voorraad zogenaamde anabole steroïden die voor de verkoop bestemd waren. Het behoeft geen betoog dat het ongecontroleerd in voorraad hebben van dergelijke geneesmiddelen een bedreiging voor de volksgezondheid vormt. Zo kan het gebruik van geneesmiddelen, waarvoor geen vergunning is afgegeven, ernstige, zelfs fatale gevolgen hebben.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van tabletten oxazepam en capsules temazepam. Ook deze middelen kunnen – indien ze worden gebruikt zonder dat ze door een arts zijn voorgeschreven – schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers en leiden tot verslaving.
Verdachte heeft gedurende een jaar deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich, naast gewoontewitwassen met name heeft bezig gehouden met de verkoop van anabole steroïden en middelen die voor komen op de lijsten I en II van de Opiumwet. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een centrale rol in deze organisatie had.
Gedurende dit jaar heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen door duizenden euro’s, waarvan hij wist dat deze uit de handel in verboden middelen afkomstig waren, te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen, om te zetten en te gebruiken, zodat deze bedragen aan het zicht van de autoriteiten werden onttrokken. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van heling van een auto. Hierdoor heeft hij geprofiteerd van diefstal, waardoor hij heeft bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt van gestolen auto’s.
De rechtbank stelt vast dat verdachte al deze feiten heeft gepleegd, enkel en alleen om daar financieel beter van te worden. Over bijvoorbeeld de gevolgen voor afnemers van de diverse middelen en voor de samenleving in het algemeen lijkt verdachte zich totaal niet te hebben bekommerd. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
Verdachte heeft lange tijd gekozen voor een leven in de criminaliteit. Voor hem was het vanzelfsprekend om te handelen in verboden waar. Deze levensvorm is niet alleen ontwrichtend voor de maatschappij, maar ook compromitterend voor de mensen om hem heen. Vrienden, familie en geliefden worden ongewild door verdachte meegezogen in zijn kwade opzet. Verboden middelen worden in andermans woningen opgeslagen. De namen en bankrekeningen van dierbaren worden gebruikt om zichzelf buiten schot te houden. List en bedrog voerden de boventoon in verdachtes leven en ook anderen zijn uiteindelijk de dupe. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Om recht te doen aan de ernst van dit soort strafbare feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur naar het oordeel van de rechtbank in beginsel ook passend en geboden.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij zijn criminele leven inmiddels achter zich heeft gelaten en een baan heeft gevonden waarin hij het zeer naar zijn zin heeft. Hoewel de rechtbank enige zorgen heeft over de oprechtheid van verdachte, gelet op zijn proceshouding ter zitting, biedt de rechtbank verdachte een kans om te laten zien dat het hem inderdaad menens is op het rechte pad te blijven. De rechtbank acht een vrijheidsbenemende straf van langere duur dan de voorlopige hechtenis dan ook niet wenselijk. In die zin zal de rechtbank afwijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 december 2016 over verdachte. Hieruit volgt dat hij nooit eerder wegens een soortgelijk feit is veroordeeld. Sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft verdachte zich ook goed gedragen en zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden, zoals blijkt uit het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 19 januari 2017.
Voor de bewezenverklaarde handel in en productie van illegale middelen neemt de rechtbank, evenals de officier van justitie, als uitgangspunt een gevangenisstraf van 24 maanden. Voor de heling van de auto wordt daarbij 1 maand gevangenisstraf opgeteld. De rechtbank komt dan tot de volgende strafoplegging.
Naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van de voorlopige hechtenis van 6 maanden zal de rechtbank verdachte de maximale werkstraf van 240 uur opleggen. Deze werkstraf wordt gelet op de vervangende hechtenis gelijkgesteld aan 4 maanden gevangenisstraf. Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst weer zal schuldig maken aan het plegen van strafbare feiten, zal de rechtbank het restant van de straf, 15 maanden, in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank stelt de proeftijd daarbij op drie jaar.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de op de beslaglijst, die als bijlage IV aan dit vonnis is gehecht, onder de nummers 1, 3 tot en met 38 vermelde voorwerpen en geldbedragen in beslag genomen.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met de nummers 1, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 32 en 33, die aan verdachte toebehoren, moeten worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen feit 6 is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
Omdat met betrekking tot de voorwerpen onder de nummers 29, 30 en 34 respectievelijk feiten 2, 3 en 4 zijn begaan, en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 63, 140, 416 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 3, 10a en 11 van de Opiumwet, op artikel 40 van de Geneesmiddelenwet en op de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1. bewezen verklaarde
medeplegen van opzetheling;
ten aanzien van het onder 2. bewezen verklaarde
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van het onder 3. bewezen verklaarde
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 4. bewezen verklaarde
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
ten aanzien van het onder 5. bewezen verklaarde
medeplegen van gewoontewitwassen;
ten aanzien van het onder 6. bewezen verklaarde
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
21 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
15 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Verklaart
verbeurdde op de als bijlage IV aan dit vonnis gehechte beslaglijst vermelde goederen met de nummers 1, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 32 en 33.
Verklaart
onttrokken aan het verkeerde op de als bijlage IV aan dit vonnis gehechte beslaglijst vermelde goederen met de nummers 29, 30 en 34.
Gelast de
teruggave aan veroordeeldevan de op de als bijlage IV aan dit vonnis gehechte beslaglijst vermelde goederen met de nummers 3, 4, 5, 18, 19, 22, 31, 35, 36, 37 en 38.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het op de als bijlage IV aan dit vonnis gehechte beslaglijst vermelde goed met nummer 13.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en M.R.J. van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Noomen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2017.