ECLI:NL:RBAMS:2017:2905

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
13/997051-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk in voorraad hebben van geneesmiddelen zonder handelsvergunning

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk in voorraad hebben van geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, in strijd met artikel 40, lid 2 van de Geneesmiddelenwet. De zaak kwam voor de rechtbank na meerdere terechtzittingen op 9 februari, 13 februari en 4 april 2017. De officier van justitie, mr. J. Plooij, heeft de vordering ingediend en de verdachte heeft zijn verdediging gevoerd. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk in voorraad hebben van een groot aantal verboden geneesmiddelen, waaronder anabole steroïden, en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte op 11 mei 2015 in Rotterdam opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid geneesmiddelen in voorraad heeft gehad, zonder dat hiervoor een handelsvergunning bestond. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de deelname aan een criminele organisatie niet bewezen kon worden, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat hij hand- en spandiensten verleende aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede tenlastegelegde feit, maar het eerste feit is bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, te betalen in vijf maandelijkse termijnen, en heeft geen voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak en de financiële situatie van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2017.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997051-15 (Promis)
Datum uitspraak: 18 april 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres verdachte]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 9 februari 2017, 13 februari 2017 en 4 april 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Plooij, en van wat verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2015 te Rotterdam in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer geneesmiddel(len) waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
-520 ampullen Alphabolin (bevattende methenolon enanthaat) en/of
-150 tabletten Clenbuterol Sopharma (bevattende clenbuterol) en/of
-4 flesjes Enantholic en/of 1 flesje Propioloc en/of 5 flesjes Testosterone enanthate en/of 1 doosje Testobolin en/of 25 ampullen Testocyp en/of 2 doosjes Testosterone compound en/of 7 doosjes Testerone enanthate en/of 100 tabletten Turinex (telkens bevattende testosteron enanthaat, testosteron propionaat, testosteron cypionaat, testosteron esters, testosteron enanthaat of 4-Chlorodehydromethyl testosteron) en/of
-160 flesjes Hygetropin (bevattende somatropine) en/of
-100 tabletten Mesterolone (bevattende mesterolon) en/of
-500 tabletten Methanabol en/of 200 tabletten Methandienone (telkens bevattende Methandiënon) en/of
-200 tabletten Oxanabol en/of400 tabletten Oxandrolone (telkens bevattende oxandrolon) en/of
-96 tabletten Oxymetholic (bevattende oxymetholon) en/of
-1 doosje Rexogin en/of 192 tabletten Stanolic en/of 10 ampullen Stanozolic en/of 1 doosje Stanozolol (telkens bevattende stanozolol) en/of
-600 tabletten Tamoxifen (bevattende tamoxifeen) en/of
-6 flesjes Trenabol depot en/of 3 doosjes Trenbolone en/of 10 ampullen Trenoid en/of 3 flesjes Tri-Trenabol en/of 20 ampullen Tritrenbolic (telkens bevattende Trenbolon hexahydro- benzylcarbonaat, trenbolon enanthaat of trenbolon esters)
opzettelijk in voorraad heeft gehad;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 april 2015 tot en met 11 mei 2015 te Spijkenisse en/of Rotterdam en/of Hoogvliet en/of Den Haag en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (onder meer):
- het opzettelijk in voorraad hebben, verkopen, afleveren, ter hand stellen, invoeren en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied brengen van een of meer geneesmiddel(en) waarvoor geen handelsvergunning geldt als bedoeld in artikel 40 lid 2 Geneesmiddelenwet en/of
- ( een gewoonte maken van het plegen van) witwassen, en/of
- een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voorbereiden of bevorderen door te trachten een ander te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen of uit te lokken, en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en/of door te trachten zich of een ander gelegenheid, middelen
of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen, en/of door voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, en/of
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A en/of onder B en/of onder C en/of onder D van de Opiumwet gegeven verbod, en/of
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder A en/of onder B en/of onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1. stelt de officier van justitie dat medeplegen van in voorraad hebben van verboden middelen op het woonadres van verdachte kan worden bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er anabolen van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) bij hem thuis lagen. De aangetroffen middelen zijn onderzocht door de Inspectie van de Gezondheidszorg en vallen alle onder het verbod van artikel 40 lid 1 en 2 van de Geneesmiddelenwet. Het gaat om een zodanige locatie en zodanige hoeveelheden dat, in de context van het onderzoek, gesproken kan worden van sterke aanwijzingen van verdere verspreiding. Het bestanddeel ‘in voorraad hebben’ in artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet moet worden verstaan als ‘in voorraad hebben met het oog op handelingen in het economisch verkeer’. Daaraan is in dit geval voldaan.
Ten aanzien van feit 2. stelt de officier van justitie dat [naam verdachte] in de tenlastegelegde periode, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, met het oogmerk van overtreding van de Geneesmiddelenwet, witwassen, en artikel 2 en 3, telkens sub B en D, van de Opiumwet. De officier van justitie heeft onder meer gewezen op diverse telefoongesprekken, documenten van Chinese bedrijven met betrekking tot bestellingen op naam van verdachte, de observatie waarbij is gezien dat verdachte een tas overgedragen kreeg van [medeverdachte 3] en het feit dat verdachte [medeverdachte 1] na de inval in diens loods op 18 april 2015 onderdak heeft geboden.
Dat verdachte geen contact onderhield met [medeverdachte 2] , is niet relevant. Verdachte verleende hand- en spandiensten aan [medeverdachte 1] , en daarmee aan het samenwerkingsverband.
4.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft op de terechtzittingen van 9 en 13 februari 2017 verklaard dat hij twee keer iets voor [medeverdachte 1] heeft weggebracht en één keer iets voor hem heeft opgehaald. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het om anabolen ging. Voor het ritje waarbij hij iets heeft opgehaald heeft hij € 30,- gekregen.
De spullen, die op 11 mei 2015 bij hem thuis zijn gevonden, waren van [medeverdachte 1] en diens vriendin. In hun huis werd geschilderd, daarom liet hij hen bij hem thuis verblijven. De tassen, die in de woning van verdachte in de ouderslaapkamer stonden, heeft hij daar zelf neergezet. Verdachte heeft verklaard dat hij wist wat er in de tassen zat. Hij wist dat [medeverdachte 1] in anabolen handelde.
Verdachte heeft verder verklaard dat [medeverdachte 1] zijn telefoon in de woning van verdachte had laten liggen en dat verdachte deze drie keer heeft opgenomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij zelf [medeverdachte 2] niet kende, anders dan als een vriend van [medeverdachte 1] .
Voorts heeft verdachte verklaard dat als hij ‘het allemaal had geweten’ hij ‘het nooit had gedaan’.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 2. ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Voor de rechtbank staat, mede gelet op verdachtes eigen verklaring hierover, vast dat verdachte opzettelijk hand- en spandiensten heeft verricht voor [medeverdachte 1] en dat hij wist dat deze diensten betrekking hadden op de handel in anabole steroïden. Voor de rechtbank is echter onvoldoende komen vast te staan dat verdachte wist of moest begrijpen dat hij deze diensten verrichtte voor een criminele organisatie. Uit de verklaring van verdachte en de rest van het dossier kan de rechtbank alleen afleiden dat hij wist dat [medeverdachte 1] zich met de handel in anabole steroïden bezig hield, maar niet dat hij wist dat [medeverdachte 1] in een structureel samenwerkingsverband stond met een ander dan wel anderen, en dat verdachte daaraan dus dienstbaar was. Zonder deze wetenschap kan niet worden bewezen dat hij aan het tenlastegelegde samenwerkingsverband heeft deelgenomen, hetgeen immers wetenschap van het bestaan van een criminele organisatie veronderstelt. Voor zover de tenlastelegging mede zou omvatten het verwijt dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit [medeverdachte 1] en hemzelf, geldt dat tussen hen geen samenwerkingsverband heeft bestaan met voldoende duurzaamheid en structuur om van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken.
4.3.2
Het oordeel over het onder 1. ten laste gelegde
Aan verdachte wordt onder 1. verweten dat hij samen met anderen het tweede lid van artikel 40 van de Geneesmiddelenwet heeft overtreden door een groot aantal geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, in voorraad te hebben gehad. Dat er geneesmiddelen in het huis van verdachte zijn aangetroffen en dat daarvoor geen handelsvergunning gold, is door de Inspectie voor de Gezondheidszorg vastgesteld. Het verbod van artikel 40, lid 2 van de Geneesmiddelenwet spitst zich gelet op de Memorie van Toelichting toe op bedrijfsmatige activiteiten. Het strafbaar gestelde in voorraad hebben strekt er dan toe om de geneesmiddelen vervolgens te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen of in te voeren. In ieder geval dient het te gaan om een voorraad die wordt aangehouden met het oog op handelingen in het economisch verkeer.
Gelet op de verklaring van verdachte en de hoeveelheid aangetroffen geneesmiddelen bij verdachte thuis, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de middelen in voorraad heeft gehad in verband met de handel in anabole steroïden en dus met het oog op handelingen in het economisch verkeer.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
op 11 mei 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
-70 ampullen Alphabolin, bevattende methenolon enanthaat, en
-150 tabletten Clenbuterol Sopharma, bevattende clenbuterol, en
-4 flesjes Enantholic en 1 flesje Propiolic en 1 doosje Testobolin en 25 ampullen Testocyp en 2 doosjes Testosterone compound en 7 doosjes Testosterone enanthate en 100 tabletten Turinex, telkens bevattende testosteron enanthaat, testosteron propionaat, testosteron cypionaat, testosteron esters, testosteron enanthaat of 4-Chlorodehydromethyl testosteron, en
-160 flesjes Hygetropin, bevattende somatropine, en
-100 tabletten Mesterolone, bevattende mesterolon, en
-500 tabletten Methanabol en 200 tabletten Methandienone, telkens bevattende Methandiënon, en
-150 tabletten Oxanabol en 400 tabletten Oxandrolone, telkens bevattende oxandrolon, en
-96 tabletten Oxymetholic, bevattende oxymetholon, en
-1 doosje Rexogin en 192 tabletten Stanolic en 10 ampullen Stanazolic en 1 doosje Stanozolol, telkens bevattende stanozolol, en
-600 tabletten Tamoxifen, bevattende tamoxifeen, en
-6 flesjes Trenabol depot en 10 ampullen Trenoid en 3 flesjes Tri-Trenabol en 20 ampullen Tritrenbolic, telkens bevattende Trenbolon hexahydro- benzylcarbonaat, trenbolon enanthaat of trenbolon esters,
opzettelijk in voorraad heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1. en 2. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een geldboete van € 500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van tien dagen.
8.2
Het standpunt en strafmaatverweer van verdachte
Verdachte heeft, indien de rechtbank overgaat tot het opleggen van een geldboete, verzocht deze in termijnen te mogen betalen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, samen met anderen, een aanzienlijke hoeveelheid geneesmiddelen die niet verhandeld mogen worden in zijn huis in voorraad gehad. Het ging in dit geval om een voorraad zogenaamde anabole steroïden die voor de verkoop bestemd waren en waarmee verdachte zich op vrij achteloze wijze, maar welbewust heeft ingelaten. Het behoeft geen betoog dat het ongecontroleerd in voorraad hebben van dergelijke geneesmiddelen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. Zo kan het gebruik van geneesmiddelen, waarvoor geen vergunning is afgegeven, fatale gevolgen hebben.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 december 2016, waaruit blijkt dat hij nog nooit in aanraking is geweest met Justitie.
Nu de rechtbank deelname aan een criminele organisatie niet bewezen acht, bestaat er aanleiding bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht gelet op het voorgaande geen termen aanwezig om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij er voldoende van overtuigd is dat verdachte zich in de toekomst niet nog eens schuldig zal maken aan een dergelijk strafbaar feit. De rechtbank zal daarom volstaan met het opleggen van de door de officier van justitie geëiste geldboete. Deze mag verdachte betalen in vijf maandelijkse termijnen in verband met zijn slechte financiële situatie. Aftrek van de dagen die verdachte in verzekering gesteld is geweest, acht de rechtbank niet passend.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24a, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht, op artikel 40 van de Geneesmiddelenwet en op de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 2. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1. bewezen verklaarde
Medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 500,00(vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen.
Bepaalt dat de geldboete in
5 maandelijkse termijnen van elk € 100,00(honderd euro) mag worden voldaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en M.R.J. van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Noomen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2017.