Op 18 april 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van opzetheling van een BMW. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 6 februari en 4 april 2017. De officier van justitie, mr. J. Plooij, vorderde een straf tegen de verdachte, die werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.L. Kuit. De tenlastelegging betrof het verwerven, voorhanden hebben en overdragen van een auto, waarvan de verdachte en zijn mededaders wisten dat deze door misdrijf verkregen was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als tussenpersoon had gefungeerd tussen de autodief en de afnemer, en dat hij feitelijke zeggenschap had gehad over de gestolen auto. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde bewezen en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De officier van justitie had een taakstraf van 40 uren geëist, met vervangende hechtenis van 20 dagen. De rechtbank volgde deze eis en legde de taakstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.