In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. B.C.F. Kramer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. J.M. Boegborn. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van verweerder om de aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet niet in behandeling te nemen. Eiser had op 16 juni 2016 per e-mail een aanvraag ingediend voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, maar verweerder heeft deze aanvraag niet behandeld omdat de gevraagde informatie niet tijdig was aangeleverd. Verweerder had eiser verzocht om ontbrekende informatie te verstrekken, maar dit verzoek was alleen per e-mail naar de gemachtigde van eiser gestuurd. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet mocht volstaan met het per e-mail versturen van de brief, en dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, en bepaalt dat eiser opnieuw in de gelegenheid moet worden gesteld om de gevraagde informatie te verstrekken. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.