In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen meerdere eisers en een gedaagde in het kader van een erfrechtprocedure. De rechtbank heeft op 22 maart 2017 uitspraak gedaan in een zaak die voortvloeit uit een eerder tussenvonnis van 27 juli 2016. De eisers, die gezamenlijk optreden, hebben schadevergoeding gevorderd van de gedaagde, die als executeur van de nalatenschap heeft gefunctioneerd. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde tekort is geschoten in haar zorgplicht als executeur, wat heeft geleid tot een onrechtmatige daad jegens de eisers. De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding toe, maar matigt deze op basis van de omstandigheden van het geval. De wettelijke rente over de schadevergoeding wordt toegewezen met ingang van 6 augustus 2010, omdat de verjaringstermijn is gaan lopen vanaf dat moment. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagde niet in aanmerking komt voor een executeursloon, gezien haar tekortkomingen in de uitvoering van haar taken. De proceskosten worden toegewezen aan de eisers, waarbij de gedaagde als grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt. De rechtbank heeft de vorderingen in reconventie van de gedaagde afgewezen.