ECLI:NL:RBAMS:2017:2363

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
623692 HA RK 46.2017
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een bestuursrechter na uitspraak in verzet

Op 15 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker had op 9 februari 2017 een wrakingsverzoek ingediend tegen J.T. Kruis, de bestuursrechter die eerder op 12 januari 2017 een beslissing had genomen in een verzet tegen een eerdere uitspraak van 26 juli 2016. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek was ingediend na de uitspraak van de rechter, waardoor de behandeling van de zaak was geëindigd. De rechtbank stelde vast dat de wetgever geen rechtsmiddel had opengesteld tegen de beslissing op het verzet, en dat de wrakingsprocedure niet kon worden gebruikt om een beslissing aan te vechten waartegen geen rechtsmiddel meer openstond. De rechtbank concludeerde dat verzoeker zich bewust was van het feit dat zijn wrakingsverzoek na de uitspraak was gedaan, en dat de gronden van het verzoek zich richtten tegen de inhoud van de eerdere beslissing. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, en er stond geen voorziening open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 9 februari 2017 schriftelijk gedane en onder rekestnummer
C/13/623692/ HA RK 17/46 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van J.T. Kruis, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 Het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van 8 februari 2017.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Verzoeker heeft bij de rechtbank verzet ingesteld tegen een uitspraak van 26 juli 2016 waarbij een door klager ingesteld beroep niet-ontvankelijk is verklaard.
2.2
Bij beslissing van 12 januari 2017 heeft de rechter na onderzoek ter zitting het verzet ongegrond verklaard.
2.2
In artikel 8:16 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3
Uit voornoemd artikel 8:16 Awb blijkt dat een wrakingsverzoek slechts de rechter kan betreffen die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Dit brengt mee dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan nadat de rechter in de zaak een beslissing heeft genomen op het verzoek. De rechter heeft dan immers geen zaak van verzoeker meer in behandeling.
2.4
Het verzoek is gedaan na de op 12 januari 2017 gegeven beslissing. Daarmee is de behandeling van de zaak geëindigd (ECLI:NL:HR:1998:AD2977, sindsdien vaste rechtspraak). De rechter heeft geen zaak meer van verzoeker in behandeling. Verzoeker kan daarom niet in het door hem ingediende wrakingsverzoek worden ontvangen.
2.5
Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 8:18 Awb bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien het na de uitspraak is gedaan.
2.6
Ten overvloede wordt het volgende overwogen. Blijkens de inhoud van het wrakingsverzoek is verzoeker zich ervan bewust dat het verzoek is gedaan na de uitspraak. De gronden van het verzoek richten zich tegen de inhoud van de op 12 januari 2017 gegeven beslissing. Tegen de in verzet gegeven beslissing staat echter geen beroep open. De wetgever heeft er voor gekozen geen rechtsmiddel open te stellen tegen de beslissing op het verzet. De wrakingsprocedure, die is bedoeld te onderzoeken of de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, kan – gezien het gesloten stelsel van rechtsmiddelen - niet worden gebruikt om een beslissing waartegen geen rechtsmiddel meer open staat aan te vechten.
2.7
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort voorzitter, A.W.J. Ros en A.J. Dondorp, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2017
in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18, vijfde lid, Awb, geen voorziening open.