Op 17 maart 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. R.C. Honig, had de rechters N.A.J. Purcell, B. Vogel en M. Vaandrager gewraakt, omdat hij meende dat hun beslissing om getuigen niet te horen onbegrijpelijk was en getuigde van partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde echter dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De rechters hadden eerder in de procedure aangegeven dat de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen was gebaseerd op het verdedigingsbelang en dat de verzoeken tijdig ingediend hadden moeten worden. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechters niet onbegrijpelijk was en dat het feit dat verzoeker het niet eens was met de beslissing geen grond voor wraking opleverde. De wrakingskamer heeft de zaak behandeld tijdens een openbare zitting, waar zowel verzoeker als de rechters aanwezig waren. Na beraad werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de beslissing werd mondeling uitgesproken. De beslissing is schriftelijk vastgelegd en er staat geen voorziening open tegen deze uitspraak.