Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Central Examining Magistrate’s Court no. 4 of the National High Court(Spanje) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
Rechtbank Amsterdam
Op 14 maart 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering was gericht op de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 16 maart 2016 door de Spaanse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1960, werd verdacht van feiten die in het EAB werden genoemd. Tijdens de openbare zitting op 14 maart 2017 werd de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De officier van justitie, mr. J. Asbroek, stelde vast dat de vingerafdrukken van de opgeëiste persoon niet overeenkwamen met die van de persoon die in Spanje werd gezocht. Dit werd bevestigd door een rapport over dactyloscopische vergelijking dat op dezelfde dag was overgelegd aan de rechtbank. De opgeëiste persoon verklaarde dat hij al langere tijd last had van persoonsverwisseling en identiteitsfraude. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon die ter zitting was verschenen, niet de persoon was die door de Spaanse autoriteiten werd gezocht. Daarom werd de overlevering geweigerd en werd de geschorste overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. Enkelaar, voorzitter, en mrs. R.A.J. Hübel en M.M. Helmers, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.E. van Diepen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.