ECLI:NL:RBAMS:2017:2349

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
13.751275-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van persoonsverwisseling in het kader van een Europees Arrestatiebevel

Op 14 maart 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering was gericht op de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 16 maart 2016 door de Spaanse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1960, werd verdacht van feiten die in het EAB werden genoemd. Tijdens de openbare zitting op 14 maart 2017 werd de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De officier van justitie, mr. J. Asbroek, stelde vast dat de vingerafdrukken van de opgeëiste persoon niet overeenkwamen met die van de persoon die in Spanje werd gezocht. Dit werd bevestigd door een rapport over dactyloscopische vergelijking dat op dezelfde dag was overgelegd aan de rechtbank. De opgeëiste persoon verklaarde dat hij al langere tijd last had van persoonsverwisseling en identiteitsfraude. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon die ter zitting was verschenen, niet de persoon was die door de Spaanse autoriteiten werd gezocht. Daarom werd de overlevering geweigerd en werd de geschorste overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. Enkelaar, voorzitter, en mrs. R.A.J. Hübel en M.M. Helmers, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.E. van Diepen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751275-16
RK-nummer: 17/367
Datum uitspraak: 14 maart 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 januari 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 maart 2016 door de
Central Examining Magistrate’s Court no. 4 of the National High Court(Spanje) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1960,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [GBA-adres] ;
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 maart 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman mr. E.J.W.F. Deen, advocaat te Den Haag en door een tolk in de Turkse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Turkse nationaliteit heeft.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verklaard dat de door de Spaanse autoriteiten verstrekte vingerafdrukken die aan de opgeëiste persoon [opgeëiste persoon] zijn gekoppeld, niet overeen komen met de vingerafdrukken van de persoon die is aangehouden en ter terechtzitting is verschenen. Het gaat dus niet om de persoon die in Spanje wordt gezocht. De officier van justitie heeft per e-mail het rapport ‘dactyloscopische vergelijking’ van 14 maart 2017 overgelegd aan de rechtbank, waarin dit wordt bevestigd. De officier van justitie verzoekt de overlevering dan ook te weigeren.
De raadsman heeft verklaard dat hij tot dezelfde conclusie als de officier van justitie is gekomen. De ter terechtzitting verschenen heer [opgeëiste persoon] heeft verklaard dat hij al langere tijd last heeft van persoonsverwisseling en/of identiteitsfraude.
De rechtbank oordeelt op het grond van het voorgaande dat de heer [opgeëiste persoon] die ter terechtzitting is verschenen, niet de persoon is die verdacht wordt van de in het EAB genoemde feiten. De overlevering dient te worden geweigerd.

3.Beslissing

WEIGERTde overlevering van [opgeëiste persoon] voor de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht.
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.E. van Diepen griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.