ECLI:NL:RBAMS:2017:228

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
C/13/587799 / HA ZA 15-513
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke geschil tussen CGI Nederland B.V. en Staalbankiers N.V. over de uitvoering van een Business Process Outsourcing overeenkomst en de gevolgen van een mislukte transitie

In deze civielrechtelijke zaak tussen CGI Nederland B.V. en Staalbankiers N.V. staat de uitvoering van een Business Process Outsourcing (BPO) overeenkomst centraal. De overeenkomst, die op 18 januari 2011 werd gesloten, betrof de transitie van IT-diensten van Centric naar CGI. Staalbankiers had eerder haar IT-voorzieningen uitbesteed aan Centric, maar besloot in 2010 de samenwerking met Centric te beëindigen en een nieuwe overeenkomst met CGI aan te gaan. De transitie verliep echter problematisch, met aanzienlijke vertragingen en een gebrek aan samenwerking van Centric, wat leidde tot een mislukte transitie. CGI vorderde betaling van een schadevergoeding van Staalbankiers, terwijl Staalbankiers zich beriep op tekortkomingen van CGI en de overeenkomst als ontbonden beschouwde. De rechtbank oordeelde dat CGI niet tekort was geschoten in haar zorgplicht en dat Staalbankiers de overeenkomst niet rechtsgeldig had ontbonden. De rechtbank verklaarde voor recht dat Staalbankiers gehouden is om eventuele btw-aanslagen aan CGI te vergoeden, maar wees de vorderingen van CGI en Staalbankiers in reconventie af. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/587799 / HA ZA 15-513
Vonnis van 18 januari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CGI NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.R. Ruygvoorn te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
STAALBANKIERS N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B.L.P. van Reeken te Amsterdam.
Partijen zullen hierna CGI en Staalbankiers worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 mei 2015, met producties,
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende de eis in reconventie, met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • de akte in het geding brenging getuigenverklaringen, tevens houdende akte na enquête,
  • de akte uitlating na getuigenverklaringen, tevens akte overlegging producties,
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 25 mei 2016 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 oktober 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
CGI, voorheen handelend onder de naam Logica Nederland B.V. (hierna in citaten daarom ook aangeduid als Logica), is een dienstverlener van business- en IT-diensten. Staalbankiers is een private bank gericht op dienstverlening aan vermogende particulieren en stichtingen. Zij is een 100% dochteronderneming van Achmea B.V. (hierna: Achmea). Haar dienstverlening bestaat vooral uit effectendienstverlening, maar ook uit het uitvoeren van betalingsverkeeropdrachten en kredietverlening.
2.2.
Vanaf 2004 heeft Staalbankiers op basis van een Back-office Outsourcing Agreement (BOA) haar IT-voorzieningen ten behoeve van het effecten- en betalingsverkeer, inclusief beheer van bijbehorende rekeningen, (samen de "back office") uitbesteed aan Centric Financial Systems & Solutions B.V. (verder: Centric). Centric was oorspronkelijk onderdeel van de Ordina groep (toen nog onder de naam Ordina BPO B.V.).
2.3.
Centric leverde diensten aan Staalbankiers door middel van een systeem dat gekenmerkt werd door veel maatwerk (Legacy Systemen). Centric heeft in het verleden zonder resultaat geprobeerd deze Legacy Systemen door Thaler software te vervangen. Dit is gebeurd onder de naam EDEN. Callataÿ & Wouters (hierna: C&W) is de leverancier van Thaler software. In dit kader heeft Centric een aantal documenten opgesteld met betrekking tot de wijze waarop de te ontwikkelen applicaties voor Staalbankiers konden interacteren met de IT-infrastructuur van Centric (inclusief generieke applicaties die ten behoeve van alle klanten van Centric zijn ontwikkeld). Deze documenten zijn tussen partijen bekend als de EDEN-deliverables.
2.4.
In 2009 heeft Staalbankiers een aanbesteding uitgeschreven voor IT-bedrijven om de dienstverlening van Centric over te nemen, waarbij gegadigden hun offerte moesten baseren op Thaler software. Voorafgaand aan en tijdens de aanbesteding is Staalbankiers bijgestaan door het consultancybureau Boer & Croon en Group Audit & Risk Services van Eureko (verder: GARS).
2.4.1.
In de door Boer & Croon opgestelde presentatie ‘Strategic Sourcing Staalbankiers’ is uiteengezet op welke wijze Staalbankiers haar toekomstige IT-infrastructuur wil laten implementeren en hoe de dienstverlening aan haar dient te worden uitgevoerd. In deze presentatie is melding gemaakt van de uitgangspunten van de door Staalbankiers gewenste architectuur voor haar nieuwe IT-infrastructuur:
“(…)
  • Minder complexe en efficiënte inrichting van de totale applicatie architectuur
  • Proven technologie
  • Multichannel view voor klant en medewerker
  • Implementatie op basis van Thaler
(…)”
2.4.2.
GARS heeft ten behoeve van de aanbesteding onderzoek gedaan naar de IT-infrastructuur zoals Centric die heeft ingericht voor Staalbankiers. Daarbij is aan de orde gekomen in welke mate de voor Staalbankiers ingerichte IT-infrastructuur is verweven met de IT-infrastructuren bij Centric voor haar andere klanten. GARS heeft op 12 juni 2009 over haar bevindingen gerapporteerd in het rapport Risico Inventarisatie ICT Infrastructuur Staalbankiers (verder: het GARS-rapport):
“(…)Management Samenvatting
Het onderzoek is gericht op het inventariseren van risico’s voor de technische continuïteit en ontvlechtbaarheid van de ICT infrastructuur voor Staalbankiers zoals deze bij Ordina BPO[Centric, rechtbank]
functioneert.
Huidige situatie
Sinds 2004 beheert Ordina BPO de IT infrastructuur van Staalbankiers. Indertijd is een stip op de muur geplaatst. Beoogd is een full Twin Datacenter (TDC) concept waarbinnen de dienstverlening van Ordina BPO aan Staalbankiers plaats zou gaan vinden. Echter voor het merendeel van de applicaties van Staalbankiers is deze stip niet bereikt.
In de huidige situatie functioneert een klein gedeelte van de applicaties in het TDC concept, maar het merendeel en ook de bedrijfskritieke applicaties niet. Oorzaken voor deze status zijn onder meer het stopzetten van het project EDEN en uitstel van het WINST project.
(…)
Ten aanzien van ontvlechtbaarheid en technische continuïteit komen we tot de volgende risico-inschatting.
Ontvlechtbaarheid
Ten aanzien van de bedrijfskritieke applicaties is onderzocht in hoeverre deze zijn geïntegreerd in de operatie van Ordina BPO en/of opgehangen zijn in het TDC concept. Hierbij komen wij tot de conclusie dat nagenoeg alle bedrijfskritieke systemen op dedicated hardware draaien exclusief ten behoeve van Staalbankiers en dat de vervlechting met andere klanten van Ordina BPO zeer beperkt is. Mede gezien de status van de documentatie rondom de IT Infrastructuur, de kennis die aanwezig is en nog inhuurbaar is voorzien wij geen onoverkomelijke technische risico’s voor ontvlechting. Wel willen we hierbij aangeven dat bovenstaande geen advies inhoud voor ontvlechting omdat bij daadwerkelijk ontvlechten vele andere factoren een belangrijke rol spelen.
Relevant is om te melden dat voor de overige niet bedrijfskritieke applicaties een enkele volledig wordt gedeeld met andere klanten van Ordina BPO zoals met name Stematch. Dit vormt echter niet per definitie een issue bij ontvlechting. In het geval van Stematch zijn bijvoorbeeld de gegevens van Staalbankiers op eenvoudige wijze te ontsluiten en daarmee overdraagbaar.
(…)
Management Reactie Ordina BPO / Centric
Ontvlechtbaarheid
De technische infrastructuur voor Staalbankiers is zoals aangegeven door GARS nog niet volledig samengevoegd met de algemene (applicatie-)infrastructuur van BPO en/of haar overige klanten. Bij een eventuele ontvlechting spelen echter diverse andere factoren die deels (nog) niet in het GARS onderzoek zijn geraakt. Hierbij valt met name te denken aan organisatorische aspecten van een ontvlechting (behoud kennis medewerkers) en fysieke overdracht. Zonder deze inventarisatie is een oordeel over de ontvlechtbaarheid niet goed te geven.
(…)”
2.5.
De BOA tussen Staalbankiers en Centric die van 2004 tot 2011 zou lopen, heeft Staalbankiers in september 2010 voortijdig ontbonden.
2.6.
Staalbankiers heeft in 2010 de opdracht van de aanbesteding gegund aan CGI. Partijen hebben op 18 januari 2011 een Business process outsourcingsovereenkomst (hierna: de Overeenkomst) getekend, voor een periode van ongeveer zes jaar tot en met 31 maart 2018. Op grond van de Overeenkomst zijn partijen overeengekomen dat CGI bepaalde bancaire processen op het gebied van met name betalingsverkeer, effectenverkeer, kredietverlening en treasury
as-isoverneemt, deze dienstverlening vervolgens uitvoert en ter optimalisering en verbetering van deze dienstverlening een nieuwe ICT-omgeving ontwerpt, implementeert en in productie neemt ten behoeve van Staalbankiers. Deze diensten (BPO Diensten) worden geleverd in verschillende fasen:
  • Transitie: de transitie is vastgelegd in een transitieplan en behelst de validatie van het Transitieplan en transitie van de bestaande IT-infrastructuur voor Staalbankiers bij Centric, eindigend op 1 juli 2011 (ook wel aangeduid als de Overgangsdatum);
  • Transformatie: de transformatie is vastgelegd in een transformatieplan en behelst de implementatie van de nieuwe IT-infrastructuur voor Staalbankiers, eindigend op 31 maart 2012;
  • Operationele Dienstverlening (of de Runfase): uitvoering van de dienstverlening, eerst op basis van de bestaande IT-systemen en na realisatie van de Transformatie op basis van de nieuw geïmplementeerde IT-infrastructuur, tot 31 maart 2018.
2.7.
Met betrekking tot de Transitie zijn partijen het volgende overeengekomen:
2.7.1.
De projectorganisatie gedurende de Transitie is omschreven in Hoofdstuk 5 van het Transitieplan (Bijlage 2A bij de Overeenkomst):
“(…)
De organisatie wordt opgezet aan de hand van het strategisch, tactisch en operationeel niveau van de driehoeksrelatie tussen Staalbankiers, Centric FSS en Logica. Centric FSS voert haar rol uit in opdracht van Staalbankiers, onder Transitie aansturing van Logica. In de Transitie is de samenwerking tussen de Transitie Managers aan de zijde van Staalbankiers, Centric FSS en Logica cruciaal. Zij gaan gezamenlijk de voorbereidingen treffen voor de overgang van de verantwoordelijkheid van de dienstverlening (IT en BPO) naar Logica. De Transitie Managers rapporteren aan respectievelijk de financieel directeur bij Staalbankiers, de Client Service Director aan de zijde van Logica en bij Centric FSS aan haar eigen management.
(…)
De Transitie Managers van Logica en Staalbankiers rapporteren aan de Stuurgroep Transitie. De Stuurgroep Transitie wordt voorgezeten door de financieel directeur van Staalbankiers.
(…)
5.3
Rollen, taken en verantwoordelijkheden
Stuurgroep Transitie
De Stuurgroep Transitie is eindverantwoordelijk voor het overall eindresultaat van het project Transitie en voor het ter beschikking stellen van mensen en middelen. De Stuurgroep Transitie komt formeel alleen bij elkaar voor het bespreken van faseplanningen, risico's en uitzonderingrapportages.
(…)”
2.7.2.
In artikel 4.5 van de Overeenkomst is over de Transitie bepaald:
“(…)
Relatie Opdrachtnemer Centric FSS
4.5
In relatie tot Opdrachtnemer gelden de in het Transitieplan opgenomen verantwoordelijkheden van Centric FSS als verantwoordelijkheden van Staalbankiers. Staalbankiers zal haar rechten onder haar huidige overeenkomst met Centric FSS gebruiken om Opdrachtnemer bij de Transitie en Ontwikkeling te ondersteunen en Opdrachtnemer waar zinvol en mogelijk namens haar van die rechten gebruik te laten maken.
(…)”
2.7.3.
In bijlage 4 van de Overeenkomst hebben partijen de vergoedingen voor de dienstverlening van CGI vastgelegd. Voor de kosten van CGI in Fase 1 (Transitie tot 1 juli 2011) zijn partijen overeengekomen dat CGI de kosten daarvan zal dragen (Transitieplan artikel 2.4) en dat Staalbankiers een voorschot van € 5.400.000,00 op de vaste prijs voor de dienstverlening gedurende de tweede en derde fase zal voldoen aan CGI.
2.7.4.
In artikel 3.2 van de Overeenkomst is over het uitvoeren van een validatie van de aannames uit het Transitieplan bepaald:
“(…)Opschortende voorwaarden
(…)
3.2
Opdrachtnemer zal de aannames (…), verifiëren middels een onderzoek ten behoeve van de validatie van de aannames bij het Transitieplan bij Centric FSS. Dit onderzoek betreft tevens de uitvoerbaarheid van het Transitieplan zelf door het te toetsen aan het exitplan van Centric en het in gezamenlijkheid met Centric FSS overeenkomen van het definitieve Transitieplan. Opdrachtnemer zal dit onderzoek zo spoedig mogelijk verrichten en afronden.
Als uit het onderzoek validatie Transitieplan blijkt dat een of meer aannames en/of
uitgangspunten niet kloppen, en daardoor het totaal aan Vergoedingen dat over de initiële duur van de Overeenkomst naar verwachting verschuldigd zal zijn, met meer dan 1,5 miljoen Euro moet stijgen, dan treden Partijen te goeder trouw in overleg. In geval partijen in het genoemde overleg overeen komen om de Overeenkomst te beëindigen dan treedt het volgende beëindigingregime in werking:
(…)
(v) Indien Logica op enig moment voorziet dat het totaal aan kosten meer zal zijn dan € 1.250.000,= (zegge: een miljoen twee honderd vijftig duizend Euro) voordat de
validatie van de aannames van het Transitieplan zal zijn afgerond, dan meldt Opdrachtnemer dit aan Staalbankiers en treden partijen nader in overleg over het eventueel verrekenen van de meerkosten boven 1.250.000,= (zegge: een miljoen twee honderd vijftig duizend Euro).
Partijen zullen zich tot het uiterste inspannen om het onderzoek validatie Transitieplan gereed te hebben en middels ondertekening ervan te accorderen uiterlijk 15 februari 2011.
Zodra een partij voorziet of behoort te voorzien, dat een hierboven genoemd tijdstip zal
worden overschreden (bijvoorbeeld omdat de procesafspraken in het Transitieplan niet
worden gehaald), zal hij de andere partij hiervan adequaat kennis geven. Het effect hiervan
op de planning en de Vergoedingen zal middels de Wijzigingsprocedure worden
overeengekomen.
(…)
Onderdeel van het valideren van het Transitieplan is het in overleg met Centric FSS definitief vaststellen van de Overgangsdatum.
Zolang het onderzoek ten behoeve van de validatie Transitieplan bij Centric FSS niet is
afgerond, is Opdrachtnemer niet gehouden een aanvang te nemen met de uitvoering van de
BPO Diensten, behoudens met de dienstverlening zoals nader aangeduid in de bijlagen 2A
(Transitieplan) en 2.6 (Transformatieplan).
(…)”
2.7.5.
CGI is btw-plichtig over de door Staalbankiers te betalen vergoedingen. In artikel 12.9 is daarover bepaald:
“(…)BTW
12.9
De Vergoedingen zijn exclusief BTW. Partijen gaan er van uit, dat 20 % van de Vergoedingen onderworpen zijn aan BTW; in beginsel zal Staalbankiers daarover de wettelijke BTW aan Opdrachtnemer betalen. Opdrachtnemer zal terzake van deze Overeenkomst een ruling aanvragen. Als over meer dan 20% van de Vergoedingen BTW is verschuldigd, zal Opdrachtnemer die in rekening brengen en Staalbankiers die betalen. In Bijlage 4.A (BTW Ruling) is bepaald hoe Opdrachtnemer Staalbankiers compenseert als meer dan 20% van het bedrag aan Vergoedingen aan BTW is onderworpen.
(…)”
2.7.6.
Partijen zijn over een weer aansprakelijk voor schade die wordt veroorzaakt bij de wederpartij:
“(…) 17 BEPERK1NG VAN AANSPRAKELIJKHEID
Schades
17.1
ledere partij is aansprakelijk voor de schade die zij voor de andere partij veroorzaakt door haar onrechtmatige daad of haar tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst, doch slechts voor de schade en tot het maximum vervat in lid 2.
Schadelimiet
17.2
Het in lid 1 bedoelde maximum bedraagt EUR 10.000.000,— (zegge tien miljoen Euro) per kalenderjaar. Aansprakelijkheid geldt slechts ten aanzien van directe schade, (…).
(…)
17.4
Onverminderd hetgeen is bepaald in lid 2 zijn partijen jegens elkaar niet aansprakelijk voor bedrijfsschade (stilliggen, goodwill, gemiste omzet en winst) en alle andere schade die niet als directe schade is gedefinieerd in lid 2 van dit artikel.
Uitsluitingen
17.5
De beperkingen of uitsluitingen van aansprakelijkheid zoals uiteengezet in dit artikel zijn niet toepasselijk op schades die zijn veroorzaakt door opzet of grove schuld van een partij (incl. haar werknemers) (…).
(…)”
2.7.7.
Over tussentijdse beëindiging van de Overeenkomst is in artikel 19, voor zover hier van belang, opgenomen:
“(…)
Gronden voor beëindiging door Staalbankiers
19.2
Onverminderd andere rechten mag Staalbankiers deze Overeenkomst beëindigen door
schriftelijke mededeling aan Opdrachtnemer indien zich een van de volgende gevallen (een
“Beëindigingsgrond”) voordoet:
(…)
5. Opdrachtnemer is tekort gekomen in de nakoming van een wezenlijke verplichting uit
hoofde van deze Overeenkomst, en voor zover die nakoming niet definitief of tijdelijk
onmogelijk is, heeft nakoming ook niet plaatsgevonden binnen de Verzuimherstelperiode;
(…)
10. er zijn vierentwintig (24) maanden verstreken na de Aanvangsdatum;
11. Staalbankiers behoort niet langer tot de Eureko groep en er zijn minder dan vierentwintig (24) maanden verstreken na de Overgangsdatum.
Een beëindiging op basis van grond 10 vereist een opzegperiode van minimaal negen (9)
maanden, beëindiging op de gronden 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 11 zal slechts ingaan na een
opzeggingstermijn van minimaal drie maanden.
Bij beëindiging op basis van de gronden (…) 5, (…), 10 of 11 betaalt Staalbankiers aan Opdrachtnemer een vergoeding voor niet afgeschreven investeringen en (bij gronden 10 en 11) omzetderving conform de tabel in Artikel 4 van Bijlage 4 (Vergoedingen), (…).
Ongeacht de Beëindigingsgrond betaalt Staalbankiers Opdrachtnemer voor alle
werkzaamheden die uitgevoerd zijn of nog uitgevoerd worden tot en met de beëindigingdatum.
(…)”
2.7.8.
In artikel 5 (
“Vergoeding voor omzetderving bij tussentijdse beeindiging en gedeeltelijke opzegging”) van Bijlage 4 is opgenomen:
“(…)
Indien de Overeenkomst geheel wordt beëindigd in overeenstemming met artikel 19.2 op de gronden 10 of 11 van de Overeenkomst (…), dan zal Staalbankiers aan Opdrachtnemer
een vergoeding voor omzetderving verschuldigd zijn volgens de onderstaande tabel.
Jaar
(…)
totale BPO diensten
Aanvangsdatum
(…)
€ 10.000.000
2011
(…)
€ 9.000.000
2012
(…)
€ 7.500.000
2013
(…)
€ 6.000.000
(…)
De bedragen in de tabel zijn de bedragen zoals die verschuldigd zijn bij beëindiging aan het einde van het betreffende kalenderjaar. Voor beëindiging op een tussenliggend moment geldt een bedrag pro-rato van de dichtsbij gelegen jaareinden.
(…)”
2.8.
Voorafgaand aan het ondertekenen van de Overeenkomst, heeft Centric op 15 januari 2011 een presentatie en een rapportage met de globale aanpak van de transitie van het ICT-landschap naar CGI toegezonden. Op 20 januari 2011 heeft hierover een overleg plaatsgevonden tussen Centric, Staalbankiers en CGI.
2.9.
Direct na het begin van de uitvoering van de Overeenkomst hebben zich problemen voorgedaan met de validatie van het Transitieplan.
2.9.1.
Bij e-mail van 25 januari 2011 heeft CGI aan Staalbankiers bericht:
“(…)
De planning en het budget van de transitie zijn gebaseerd op de mijlpaal dat er op uiterlijk 24 januari 2011 overeenstemming is over het scenario. (…)
Inmiddels is er een gesprek geweest met Centric FSS over de aansluiting van het exit plan van Centric FSS en het voorgestelde migratiescenario van Logica. De "globale aanpak transitie" van Centric FSS en het migratie scenario van Logica is door beide partijen in een technische setting toegelicht. Over de aanpak is echter geen overeenstemming bereikt. De mijlpaal is niet op tijd gehaald omdat er nog geen overeenstemming is bereikt over de richting van de aanpak, de randvoorwaarden, de uit te voeren acties door Centric FSS en de aanlevering van de overige deliverables die in het “boodschappenlijstje” in de presentatie van Logica van 20 januari 2010 is beschreven. Daarnaast dient – indien voor de aanpak van Logica wordt gekozen – het voorstel van Logica met Centric FSS verder te worden gedetailleerd.
Om het effect van de vertraging zo klein mogelijk te houden moeten nu zo snel mogelijk de volgende maatregelen genomen worden:
  • Commitment van het management van Centric FSS om op korte termijn een exit plan met Staalbankiers overeen te komen, waarbij met Logica wordt samengewerkt om exit en transitie optimaal in te vullen;
  • Detailleren van de voorgestelde aanpak door de architecten en technische deskundigen van Logica en Centric FSS zodat op inhoud overeenstemming wordt bereikt; hiervoor zijn inhoudelijke sessies met Centric FSS noodzakelijk, waarin - in gezamenlijkheid een globale mijlpalenplanning kan worden overeengekomen;
  • Door Staalbankiers zo spoedig mogelijk, overeenstemming verkrijgen over die onderwerpen die door Centric FSS als randvoorwaardelijk zijn benoemd
Ook als bovenstaande maatregelen worden genomen kan dit betekenen dat de planning niet meer haalbaar is en/of het budget wordt overschreden. Zodra er meer duidelijkheid is over het effect van de hierboven voorgestelde maatregelen en het scenario is vastgesteld zullen wij de definitieve balans opmaken voor de planning en het budget.
(…)”
2.9.2.
In een brief van 1 februari 2011 van CGI aan Staalbankiers staat dat de vragen die CGI heeft gesteld in het kader van het Due Dilligence onderzoek niet zijn beantwoord door Centric. In die brief heeft CGI verder bericht dat de volgende mijlpalen van de validatie van het Transitieplan (8 en 15 februari 2011) niet zullen worden gehaald.
2.9.3.
CGI heeft op 15 februari 2011 Wijzigingsvoorstel 001 bij de Stuurgroep ingediend, waarbij is gevraagd de in de Overeenkomst overeengekomen mijlpaal voor het accorderen van het Transitieplan (15 februari 2011) op te schuiven met 34 dagen omdat CGI verwacht de van Centric benodigde informatie op 18 maart 2011 te ontvangen (in plaats van 1 februari 2011).
2.9.4.
In februari 2011 heeft Staalbankiers een concept-kortgedingdagvaarding opgesteld waarbij Staalbankiers van Centric heeft gevorderd mee te werken aan de validatie van het Transitieplan. Het kort geding tegen Centric is niet ingesteld.
2.9.5.
Bij brief van 23 maart 2011 heeft Staalbankiers aan CGI bericht:
“(…)
Op 16 februari jl. ontving Staalbankiers van Logica een tweetal Wijzigingsverzoeken (No. 001 en No. 002). Op 17 februari jl. hebben[medewerkers van Staalbankiers, rechtbank]
deze verzoeken kort met jou besproken. Er is toen afgesproken dat de verzoeken, na jouw vakantie, verder met jou besproken zouden worden en dat Staalbankiers, indien dat dan nog nodig zou blijken, daarna met een formele schriftelijke reactie zou komen. Deze afspraak is door [naam] bevestigd in zijn email van 18 februari jl. Hoewel dit overleg nog niet heeft plaatsgevonden, zijn er ondertussen in de Stuurgroep van 10 maart jl. en 17 maart jl. aanvullende afspraken gemaakt over de tijdslijnen waaraan Wijzigingsverzoek No. 001 refereert. Wat ons betreft zijn deze afspraken in de Stuurgroep leidend en komt Wijzigingsverzoek No. 001 daarmee te vervallen.
Op vrijdag 18 maart jl. ontvingen wij van Logica het "Due Diligence rapport Bevindingen en Conclusies- en het "Transitieplan Respons Centric Exitplan". Met referentie aan de contractuele afspraken over oplevering van deliverables en de daaraan verbonden reactietermijnen, hierover het volgende.
In het Due Diligence rapport ontbreken de financiële consequenties. Hierdoor is het voor
Staalbankiers niet mogelijk op het rapport te reageren. Staalbankiers wacht daarom de
aanvullende rapportage inzake de financiële consequenties af en zal vervolgens binnen de
afgesproken termijn met haar reactie komen. Het opgeleverde Transitieplan voldoet naar de mening van Staalbankiers niet aan de afspraak die hierover in de conference call van 15 maart jl. en in de Stuurgroep van 17 maart jl. is gemaakt (…)”
2.10.
Gedurende de validatie van het Transitieplan en de uitvoering van de Transitie is gebleken dat de IT-infrastructuur voor Staalbankiers bij Centric in grote mate verweven is met de generieke IT-infrastructuur bij Centric ten behoeve van al haar bancaire klanten. De Transitie is niet geslaagd. Partijen hebben daarover uitvoerig gecommuniceerd.
2.11.
In augustus 2011 heeft Staalbankiers haar governance structuur gewijzigd, waardoor Achmea in het stuurgroepoverleg wordt geïntroduceerd als stakeholder.
2.12.
Op 29 augustus 2011 heeft CGI een wijzigingsvoorstel ingediend, waarin zij voorstelt de Overgangsdatum en go-live van Thaler te verzetten. Hierin zijn tevens additionele kosten voorgesteld die deze vertraging meebrengt.
2.13.
In een e-mail van CGI aan Staalbankiers van 13 september 2011 staat onder meer:
(...) Ongoing work
A decision must be taken about the ongoing work by both the Logica and C&W teams. At this moment around 90 professionals from Logica and C W are working on various aspects of the programme. In the past months, Staalbankiers and Logica/C&W teams have been working together on the boarding plan and master transformation plan, which have been summarised in our change proposal of 31 August. (…) In order to proceed, and to not endanger the timelines of the programme, we should formally decide to proceed with the work in accordance with the discussed change proposal. (…)
Process to agree on change proposal
In order to protect the interests of both Staalbankiers/Achmea and Logica we should also agree this Thursday on a firm process and timeline to discuss and agree on the details of any new change proposal. Currently Logica and C&W incur and will be incurring considerable costs, and we seek assurance from Staalbankiers/Achmea that these costs will be paid for by Achmea/Staalbankiers while we are discussing the details of the change proposal. We both identified that the contract that was signed on 18 January does not give this assurance as it is no longer aligned with the activities we are currently undertaking. (...)
2.14.
Bij brief van 29 september 2011 heeft CGI aan Staalbankiers geschreven:
“(…) Following our discussions on Monday and our update call on Wednesday, I am following up on the question of termination costs, as we agreed.
(…) Our willingness to provide the information as requested should not be interpreted as desire to enter into a termination scenario.
I want to note that our contract does not provide for either party to terminate for convenience prior to the beginning of 2013, so there needs to be specific agreement for this situation.
Nonetheless, for information purposes only, an indication of the costs incurred to date is € 7,2mio. To further inform you, our current expenditure to execute the transition boarding plan and the master transformation plan is around € 100k per day, and the estimated Logica wind-down costs in case of termination are € 400k. There would also be termination fees in accordance with clause 5 of schedule 4 of the agreement and termination fees and wind-down costs of C&W which need to be discussed and agreed with C&W. These costs referred to above would in our view contractually be for Staalbankiers.
To give you a complete picture of all costs it is important to note that the invoices already sent and paid for by Staalbankiers have been issued with a VAT rate of 15.2% assuming the expected VAT ruling of 80%. In case of an early termination, the normal VAT rate of 19% would of course apply.
(…)”
2.15.
Bij brief van 18 oktober 2011 heeft CGI aan Staalbankiers geschreven:
“(…)
Reeds geruime tijd werken de projectteams van Logica, Staalbankiers en C&W aan de
implementatie van genoemde plannen die tevens opgenomen zijn in het wijzigingsvoorstel van 31 augustus jl. De transitie aanpak, waaraan tevens uitvoering wordt gegeven, is reeds op 23 juni jl. aan Staalbankiers gepresenteerd. Ondanks het gegeven dat genoemde plannen tot stand zijn gekomen in nauwe samenwerking met Staalbankiers en dat daaraan uitvoering wordt gegeven door Logica en C&W met actieve deelname en medewerking van Staalbankiers, laat Staalbankiers tot op heden na formeel een besluit te nemen over het wijzigingsverzoek.
(…)
Door het telkenmale schenden van overeengekomen beslissingstermijnen en het uiteindelijk niet nemen van een besluit, komt Staalbankiers toerekenbaar tekort in de uitvoering van de
overeenkomst. Bij gebreke aan een akkoord op de plannen en de financiën, kan Logica zich
beroepen op het haar wettelijk toekomend opschortingsrecht alsmede haar plicht om
schadebeperkende maatregelen te treffen. Derhalve behoudt Logica zich uitdrukkelijk het recht voor per onmiddellijk het projectteam van zowel Logica als C&W terug te trekken.
De gevolgen van deze maatregel, waaronder noodzakelijkerwijs verschuivende dan wel niet meer te realiseren tijdslijnen, vallen geheel binnen de risicosfeer van Staalbankiers. Logica geeft hier nadrukkelijk aan dat de onmogelijkheid dat de tijdslijnen van het wijzigingsverzoek van 31 augustus gerealiseerd kunnen warden, niet veroorzaakt wordt door deze opschorting, doch rechtstreeks het gevolg zijn van de door Staalbankiers gekozen lange doorlooptijd van besluitvorming en discussie over dit verzoek.
(…)”
2.16.
Daarop heeft Staalbankiers bij brief van 19 oktober 2011 gereageerd:
“(…) U heeft gelijk waar u stelt, dat wij al enkele maanden in overleg zijn over een aantal aanpassingen van onze overeenkomst, zonder dat Staalbankiers de voorstellen van Logica formeel heeft geaccepteerd. Hoewel wij uw zorg denken te begrijpen, zien wij geen reden tot die zorg. lk licht dat toe:
Logica heeft enkele formele voorstellen gedaan, waarvan Staalbankiers heeft aangegeven dat zij die niet in die vorm kan accepteren. Vervolgens hebben beide partijen gezocht naar verbeteringen, verbeteringsvoorstellen gedaan, deelaspecten (nader) onderzocht, verzoeken en voorstellen gedaan tot aanpassing, nader onderzoek gedaan, nieuwe problemen ontdekt, die besproken etc. Dat is naar onze indruk gebeurd in goede harmonie. Hoewel de uitdagingen groot zijn en onze belangen op onderdelen uiteenlopen, hebben beide partijen hun best gedaan om steeds meer duidelijkheid te creëren over de beste weg voorwaarts en zich meestentijds redelijk opgesteld. Daarbij is de in onze Overeenkomst voorziene procedure niet gevolgd. De voorliggende wijzigingsvoorstellen zijn inmiddels achterhaald door de inmiddels informeel gecommuniceerde inzichten. Wij dachten dat u wel nieuwe formele wijzigingsvoorstellen zou indienen, maar nu u formeel vraagt om beantwoording van de oorspronkelijke wijzigingsvoorstellen, zullen wij die geven zodra ons duidelijk is op welke wijzigingsvoorstellen u precies doelt. Wij hebben gisteren aan[medewerker CGI, rechtbank]
van Logica gevraagd om een overzicht van de wijzigingsvoorstellen waarop wij nog niet hebben geantwoord (…), maar dat overzicht nog niet ontvangen. Zodra wij dat hebben, zullen wij binnen twee werkdagen formeel reageren. Of, voor het geval uw brief bedoelt om te vragen om een formele reactie op uw informele voorstel van eind augustus, geven wij die ook, namelijk hieronder. Het is geenszins onze bedoeling de besluitvorming te vertragen.
Meer inhoudelijk lijkt er sprake van een aantal verschillende issues:
- Logica is geconfronteerd met tegenslagen, waardoor haar kosten hoger zijn dan aanvankelijk begroot, en Logica vraagt Staalbankiers om hogere vergoedingen te accepteren opdat die hogere kosten (althans deels) zijn gedekt;
- zowel Logica als Staalbankiers heeft op onderdelen minder adequaat gehandeld, waardoor vertraging is opgetreden, nog vertraging kan optreden, of oplossingen nog niet helder zijn;
- Logica wenst betaling van vergoedingen terwijl Staalbankiers denkt dat de overeenkomst leidt tot lagere vergoedingen en niet de indruk heeft dat de betreffende diensten haar worden geleverd;
- mogelijk is bij Logica de indruk ontstaan, dat Staalbankiers de gezamenlijke Overeenkomst liever zou beëindigen;
- de aanpak waarop u goedkeuring vraagt moet nog op een aantal punten warden aangepast (zie ook Logica's presentatie van vorige week, 12 oktober 2011).
Waar Logica hogere vergoedingen wenst voor dezelfde diensten (of bij verandering van de
diensten meer vergoeding verlangt dan toegelaten door artikel 12.5) is het antwoord van
Staalbankiers: neen.
Uw verwijt dat Staalbankiers zich onvoldoende zou hebben ingespannen om Centric tot
medewerking te bewegen, verbaast ons. Dat verwijt is ook te vaag om te beantwoorden. Mocht het hier gaan om de zogenaamde "Eden deliverables", dan is dit verwijt niet terecht. Uw medewerkers hebben ons laten weten, dat degene die ermee moet werken (Callatay & Wouters) daar al over beschikt, maar die niet durft te gebruiken, kennelijk vanwege haar contractuele afspraken met Centric. Zoals u bekend beschikken wij volgens onze outsourcingovereenkomst met Centric weliswaar over de intellectuele eigendomsrechten op de voor/met betrekking tot onze organisatie ontwikkelde documentatie, maar niet over een daadwerkelijke kopie. Nu Logica middels haar toeleverancier (de feitelijke opsteller van die documentatie) al over een kopie beschikt, hoeft Logica die ook niet van ons te krijgen. En aan de contractuele afspraken tussen Centric en Callatay & Wouters kunnen wij weinig veranderen met een beroep op onze overeenkomst met Centric. Wij begrijpen niet goed waarom u daarvoor naar ons kijkt.
Staalbankiers is uiteraard bereid om te betalen, wat zij heeft afgesproken te betalen voor wat is afgesproken dat ze krijgt. Logica vraagt om betaling van vergoedingen die in de Overeenkomst werden voorzien voor de periode na ingang van de reguliere dienstverlening. Van reguliere dienstverlening is echter nog geen sprake. Logica beredeneert daarom dat nu zou moeten worden betaald het totale oorspronkelijk voorziene maandbedrag verminderd met de vergoeding voor de reguliere diensten. Hoewel wij die gedachtegang begrijpen, volgen wij haar niet helemaal. In de eerste plaats is nu voorzien, dat levering van de transitie- en transformatie gerelateerde diensten gespreid wordt over een periode van bijna 16 maanden in plaats van acht (als aanvankelijk voorzien). Waar dezelfde diensten worden uitgesmeerd over een periode die twee keer zo lang is, ligt het voor de hand om ook dezelfde vergoedingen uit te smeren over een periode die twee keer zo lang is en dus per maand te halveren. Dus: het surplus van de vergoedingen boven de vergoeding voor reguliere dienstverlening te halveren.
Daarbij bepaalt artikel 12.1 van onze Overeenkomst, dat Staalbankiers niet hoeft te betalen voor niet geleverde diensten. Staalbankiers heeft de afgelopen maanden al 5,4 miljoen Euro
voorgefinancierd en niet ervaren dat haar diensten zijn geleverd. Wij begrijpen wel dat Logica aanzienlijke kosten heeft gemaakt. Maar op onze vragen om specificatie en documentatie van de tot op heden geleverde diensten hebben we tot nu toe slechts (high level) kostenoverzichten ontvangen (bijvoorbeeld het door Logica op vrijdag 14 oktober 2011 gestuurde overzicht).
Staalbankiers ziet graag als onderdeel van de documentatie een gedetailleerde onderverdeling naar de verschillende onderdelen van Transformatie (Transformatieplanning, Blue print, Specificatie, Realisatie en Overig), met een specificatie bij Realisatie van welk percentage per onderdeel van de Realisatie inmiddels gereed is. Wij voelen ons jegens onze aandeelhouder verplicht om slechts betalingen te doen, die worden gerechtvaardigd door diensten die daadwerkelijk aan ons zijn verleend. Zou u ons daarom alsnog willen voorzien van de documenten (of andere bewijsstukken), waaruit blijkt dat ons ter waarde van de door u verlangde bedragen diensten zijn verleend? (Voor de duidelijkheid: we betwisten dus Logica meer verschuldigd te zijn, dan we tot op heden hebben betaald.)
Voor de duidelijkheid: Staalbankiers heeft niet de intentie om onze gezamenlijke Overeenkomst te beëindigen.
(…)
Voor de goede orde: Logica heeft volgens artikel 11.25 geen opschortingsrecht.
(…)”
2.17.
Op 10 november 2011 heeft Staalbankiers aan de Stuurgroep gemeld dat zij jaarlijks € 3.000.000,00 wil besparen op betalingsverkeer. Staalbankiers heeft te kennen gegeven zich te willen herbezinnen op haar strategie ten aanzien van betalingsverkeer voor particuliere relaties. In verband daarmee is onderzocht welke gevolgen deze heroriëntatie heeft voor het pakket Thaler. Naar aanleiding hiervan is vanaf begin 2012 onderzoek verricht naar de gevolgen van deze heroriëntatie voor het gebruik van het pakket Thaler. CGI heeft onder meer de mogelijkheid onderzocht om een uitgeklede variant van Thaler te gaan gebruiken of een alternatief te kiezen.
2.18.
Staalbankiers heeft tot en met december 2011 in totaal € 14.324.400,00 (inclusief btw) aan CGI betaald.
2.19.
In 2012 hebben partijen veelvuldig met elkaar gecommuniceerd over de wijze waarop het project zou moeten worden voortgezet.
2.20.
Op 10 februari 2012 zijn partijen overeengekomen de Transformatie op te schorten en de betreffende activiteiten (nagenoeg) stil te leggen “because of the delayed Centric dependencies and the Package scenario evaluation”.
2.21.
Op 23 februari 2012 heeft Centric aan de Stuurgroep laten weten dat zij niet van plan is de transitie mogelijk te maken indien Staalbankiers niet wil afzien van een claim wegens “non-performance” in het verleden.
2.22.
Verder hebben partijen in de zomer van 2012 onderhandeld over een schikking om uit de ontstane impasse te geraken.
2.23.
Bij brief van 27 april 2012 heeft CGI Staalbankiers bericht dat indien Staalbankiers de Overeenkomst wenst te beëindigen dat uitsluitend kan met wederzijds goedvinden waarbij CGI aanspraak maakt op een vergoeding van ruim € 13.000.000,00. In diezelfde brief heeft CGI Staalbankiers in gebreke gesteld vanwege het niet voldoen aan haar betalingsverplichtingen.
2.24.
Staalbankiers heeft bij brief van 4 mei 2012 laten weten geen plannen hebben de Overeenkomst te beëindigen en verder CGI in gebreke gesteld betreffende haar verplichtingen uit de Overeenkomst en betaling verlangd door CGI van de volgens Staalbankiers te veel aan CGI betaalde vergoedingen afgezet tegen hetgeen CGI heeft geleverd tot dat moment.
2.25.
Op 7/8 januari 2013 hebben partijen een Letter of Intent (verder: “LoI”) ondertekend waarbij zij zich hebben gecommitteerd om te onderhandelen over een nieuwe overeenkomst voor de opdracht. In deze LoI is verder opgenomen dat de relatie met C&W (producenten en leverancier van de Thaler-software) met instemming van Staalbankiers en CGI zal worden beëindigd. In artikel 2.4 van de LoI is daarover opgenomen:
“(…)
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de condities waaronder de relatie van Logica met onderaannemer Callataÿ & Wouters ("C&W) zal worden beëindigd.
De totale kosten voor beëindiging bedragen Euro 1.775.088 (bovenop de projectkosten van
Euro 4.109.224 die onderdeel zijn van de transformatie sunk costs) en zijn opgenomen in de
kosten van de Overeenkomst zoals beschreven in bijlage B. Staalbankiers stemt in met de
beëindiging van het subcontract met C&W per 31 december 2012. Alle door C&W aan
Logica in rekening gebrachte kosten (inclusief de niet-verrekenbare BTW daarop onder de
BTW ruling) worden aangemerkt als kosten van uitgevoerde werkzaamheden zoals bedoeld
in artikel 19.2 van de BPO, indien en voor zover deze kosten niet reeds onder de
Overeenkomst daadwerkelijk door Staalbankiers zijn betaald.
(…)”
2.26.
Bij brief van 5 augustus 2013 heeft Staalbankiers aan CGI bericht:
“(…)
De afgelopen maanden hebben CGI Nederland B.V. (hierna CGI) en Staalbankiers NV, (hierna Staalbankiers) op basis van een Letter of Intent gesloten tussen CGI, Staalbankiers en Achmea Interne Diensten N.V., ondertekend op 7 en 8 januari 2013 (hierna Letter of Intent), gesproken over het voornemen om de business process outsourcingsovereenkomst d.d. 18 januari 2011 (hierna Outsourcingsovereenkomst) te vernieuwen. Op 31 mei 2013 is de Letter of Intent geëindigd. Hierdoor wordt de relatie tussen CGI en Staalbankiers weer uitsluitend beheerst door de Outsourcingovereenkomst en het BW.
Zoals CGI bekend is, heeft Staalbankiers CGI op 4 mei 2012 in gebreke gesteld op een aantal punten welke alle kwalificeren als een wezenlijke tekortkoming van CGI in de nakoming van de Outsourcingsovereenkomst. Daarmee begon op 5 mei 2012 de Verzuimherstelperiode van 30 dagen te lopen (welke onder voorwaarden – waar niet aan is voldaan – eventueel verlengd mag worden met 20 dagen). Door de "Overeenkomst schikkingsonderhandelingen" van 4 juni 2012 is de Verzuimherstelperiode opgeschort gedurende de periode van 31 mei 2012 tot en met 15 november 2012, de dag van beëindiging van de "Overeenkomst schikkingsonderhandelingen" door CG1. De Verzuimherstelperiode liep daardoor af per 19 of 20 november 2012. Omdat de gebreken
ook na 15 november 2012 niet zijn hersteld, is CGI dus al sinds 20 of 21 november 2012 in
verzuim.
De aldus gebrekkige nakoming door CG1 van de Outsourcingsovereenkomst geeft Staalbankiers dus al enige tijd het recht de Outsourcingsovereenkomst wegens een tekortkoming in de nakoming van een wezenlijke contractuele verplichting van CGI, dus op grond van artikel 6:265 BW en artikel 19.2 sub 5 van de Outsourcingsovereenkomst, te beëindigen. Gezien de Letter of Intent en de onderhandelingen (…) heeft Staalbankiers dat tot op heden niet gedaan.
Door de thans ontstane situatie ziet Staalbankiers geen andere mogelijkheid dan ontbinding van de Outsourcingsovereenkomst op grond van wezenlijke tekortkomingen door CGI in de nakoming van de Outsourcingsovereenkomst. Twee langdurige onderhandelingsperioden hebben immers niet geleid tot een minnelijke regeling.
Staalbankiers ontbindt de Outsourcingsovereenkomst per 6 november 2013 wegens een
tekortkoming in de nakoming van wezenlijke contractuele verplichtingen van CGI, (…).
(…)”
2.27.
Bij brief van 19 augustus 2013 heeft CGI aan Staalbankiers bericht over beëindiging van de Overeenkomst te willen onderhandelen:
“(…) Nu ontbinding van de BPO niet mogelijk is, maar Staalbankiers wel de wil heeft getoond om de BPO te beëindigen, heeft uw brief d.d. 5 augustus 2013 als enige effect een beëindiging van de BPO op grond van artikel 19.2 sub 10 BPO. Eerder heeft CGI zich in haar brief van 16 november 2012 op het standpunt gesteld dat de BPO feitelijk als beëindigd door Staalbankiers moet worden beschouwd per 1 juli 2012. Komt deze beëindigingsdatum niet voor recht te gelden, dan is de BPO in ieder geval door Staalbankiers beëindigd per 5 augustus 2013.
Een en ander brengt met zich dat CG1 recht heeft op een vergoeding die overeenkomt met hetgeen Staalbankiers haar verschuldigd is in het geval de BPO eindigt op grond van artikel 19.2 onder 10 en, voor zover deze vergoedingen haar schade niet dekken, aanvullende schadevergoeding.
Staalbankiers dient uit dien hoofde de volgende bedragen aan CG1 te voldoen:
  • vergoeding van de nog niet betaalde kosten voor uitgevoerde werkzaamheden 'uit het verleden' ad € 6,126 miljoen inclusief 21% BTW ; en
  • betaling van de vergoeding wegens gederfde omzet conform de tabel in Bijlage 4 ad € 8,375 miljoen exclusief BTW is 9,388 miljoen inclusief BTW.; en
  • betaling van een vergoeding voor kosten van het contracting team van CGI ad € 278.000,= inclusief BTW; en
  • vergoeding van kosten externe juridische bijstand tot op heden ten bedrage van € 78.000,= inclusief BTW.
Hiernaast stelt CGI Staalbankiers aansprakelijk voor de vergoeding aan CG1 van het positief contractsbelang van de nieuw te sluiten overeenkomst. De door Staalbankiers gecommitteerde omzet onder deze overeenkomst zou € 60 miljoen bedragen, waardoor CG1 haar winstmarge hierop thans minimaal begroot op € 3 miljoen (dus 3,630 miljoen inclusief BTW).
(…)”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
CGI vordert, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Staalbankiers te veroordelen om aan CGI te betalen € 22.709.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW), althans ex artikel 6:119 BW, vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening, zulks ten titel van schadevergoeding en met dien verstande dat indien het toe te wijzen bedrag ten titel van schadevergoeding lager zou zijn dan € 8.250.000,00, zijnde het bedrag waarop CCI overeenkomstig het bepaalde in artikel 19.2 van de Overeenkomst juncto artikel 4 [bedoeld zal zijn artikel 5, rechtbank] van Bijlage 4 van de Overeenkomst recht heeft, Staalbankiers tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot betaling van dit bedrag aan CGI, alsdan te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans ex artikel 6:119 BW, vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum,
te verklaren voor recht dat indien de belastingdienst ter zake van de door CGI reeds aan Staalbankiers in rekening gebrachte bedragen onder de Overeenkomst en/of ter zake van de krachtens het in deze te wijzen vonnis nog in rekening te brengen bedragen (alsnog) een aanslag aan CGI oplegt voor additioneel af te dragen btw over die bedragen, Staalbankiers gehouden is om binnen 30 kalenderdagen na dagtekening van daartoe door CGI verzonden daartoe strekkende facturen, de additioneel door CGI af te dragen en in rekening gebrachte btw aan CGI te voldoen, en
Staalbankiers te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief de nakosten.
3.2.
CGI stelt daartoe – samengevat – dat het niet kunnen uitvoeren van de Overeenkomst volledig te wijten is aan Staalbankiers. Zij heeft ten onrechte de Overeenkomst beëindigd. CGI heeft daarom recht op het positief contractsbelang, dan wel een vergoeding bij tussentijdse beëindiging als overeengekomen in artikel 5 van Bijlage 4 bij de Overeenkomst. Het primair gevorderde bedrag is het niet gerealiseerde positief contractsbelang (zijnde € 18.745.000,00) plus de door CGI voldane afkoopsom van C&W (€ 1.775.000,00) minus het door Staalbankiers reeds voldane bedrag van in totaal € 14.201.000,00.
3.3.
Staalbankiers voert – samengevat – aan dat de Overeenkomst met CGI vernietigbaar is op grond van dwaling dan wel bedrog zijdens CGI, en verder dat CGI tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht als IT-deskundige bij de uitvoering van de samenwerking. De overeenkomst is daarom terecht ontbonden. CGI heeft geen recht op een vergoeding als overeengekomen. De door Staalbankiers gedane betalingen zijn als voorschot op de verschuldigde vaste prijs voor de werkzaamheden verricht. Hoe de belastingdienst daar tegenaan heeft gekeken of zal kijken, ligt niet in haar risicosfeer, aldus steeds Staalbankiers.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Staalbankiers vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad:
voor zover dit niet reeds in conventie is gebeurd: de Overeenkomst te vernietigt;
CGI veroordeelt tot (terug)betaling aan Staalbankiers van al wat Staalbankiers in verband met de Overeenkomst heeft betaald, te weten € 14.324.400,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW steeds vanaf de dag dat Staalbankiers de betreffende betaling heeft gedaan, althans vanaf zodanige datum als de rechtbank in goede justitie oordeelt;
voor recht verklaart dat de Overeenkomst is ontbonden per 5 augustus 2013, 23 september 2013, althans 8 november 2013 op grond van artikel 6:265 BW, althans per 6 november 2013, 24 december 2013, althans 9 februari 2014 op grond van artikel 19.2 sub 5 Overeenkomst, althans (subsidiair, voor het geval dat de ontbindingen van Staalbankiers niet het daarmee beoogde rechtsgevolg zou hebben gehad): de Overeenkomst (voor het overige) per heden te ontbinden;
voor recht verklaart dat Staalbankiers uit hoofde van de Overeenkomst geen financiële of andere verplichtingen meer heeft jegens CGI;
voor recht verklaart dat Staalbankiers uit hoofde van de Overeenkomst geen verplichting had of heeft om te betalen voor de door CGI onder of in verband met de Overeenkomst verrichte werkzaamheden, waaronder, maar niet beperkt tot de werkzaamheden in verband met de Transitie en de Transformatie;
CGI veroordeelt tot betaling aan Staalbankiers van primair een som van € 14.324.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW, althans 6:119 BW, vanaf 5 augustus 2013, althans vanaf zodanige datum als de rechtbank in goede justitie oordeelt;
CGI veroordeelt tot vergoeding aan Staalbankiers van de door haar geleden schade in verband met de in het lichaam van de conclusie van antwoord beschreven gedragingen en handelingen van CGI voorafgaand en na ondertekening van de Overeenkomst en de tekortkomingen door CGI in de nakoming van de Overeenkomst, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
CGI veroordeelt tot betaling van een voorschot op de onder g) bedoelde schadevergoeding van € 10.000.000,00 te betalen uiterlijk veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis;
CGI veroordeelt in de kosten van het voorlopig getuigenverhoor, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis;
CGI veroordeelt in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
3.6.
Staalbankiers stelt daartoe overeenkomstig hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd.
3.7.
CGI voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van CGI in conventie vinden hun grondslag in een gestelde toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Staalbankiers. De gestelde tekortkoming betreft de niet nakoming van betalingsverplichtingen, het structureel tekortschieten in de medewerking aan de uitvoering van de overeenkomst en de onterechte ontbinding. Staalbankiers verweert zich tegen deze vorderingen met een beroep op vernietiging dan wel ontbinding van de Overeenkomst. Alvorens toegekomen kan worden aan beoordeling van de vorderingen van CGI zal derhalve moeten worden beoordeeld of één van deze verweren slaagt. Gelet daarop leent deze zaak zich voor een gelijktijdige behandeling van conventie en de reconventie.
in conventie en in reconventie
4.2.
Het verwijt dat Staalbankiers CGI maakt, komt in de kern erop neer dat CGI wist dan wel had moeten weten dat de Overeenkomst en de plannen voor de Transitie en Transformatie niet haalbaar waren en hierover zowel voorafgaand als tijdens de Overeenkomst bij Staalbankiers aan de bel had moeten trekken. Dit betekent volgens Staalbankiers dat sprake is van bedrog of dwaling en een schending van de zorgplicht, waardoor CGI onrechtmatig heeft gehandeld dan wel is tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst.
4.3.
Staalbankiers heeft in dit verband, samengevat, het volgende aangevoerd. Staalbankiers is de Overeenkomst aangegaan op basis van door CGI gepresenteerde plannen voor het overnemen van de dienstverlening van Centric en het vervolgens vervangen van de IT-systemen. Het Transitieplan en het Transformatieplan waren van groot belang voor de totstandkoming van de Overeenkomst, omdat Staalbankiers haast had bij het vervangen van de bestaande dienstverlener en de bestaande systemen. Uit deze plannen volgde dat de dienstverlening kon worden overgenomen, dat CGI dat binnen een redelijke periode kon doen en dat het mogelijk was om de Thaler software binnen een redelijke periode voor Staalbankiers te implementeren. Achteraf blijken deze plannen volstrekt onrealistisch en de Overeenkomst niet uitvoerbaar binnen de toegezegde termijn en voor de overeengekomen prijs. Gezien het grote aantal evidente misslagen in deze plannen, moet CGI zich hiervan toen al bewust zijn geweest. Staalbankiers moest voor de haalbaarheid van de door CGI vastgestelde tijdslijnen afgaan op de door CGI verstrekte informatie. CGI had Staalbankiers anders moeten adviseren. Primair is sprake van bedrog dan wel dwaling, aangezien CGI zich als deskundige al bij het sluiten van de Overeenkomst realiseerde dat haar plannen niet tijdig en conform de afspraken konden worden gerealiseerd en hierover bewust heeft gezwegen. Voor zover zij zich dat niet realiseerde, heeft CGI haar plannen niet met de juiste zorgvuldigheid opgesteld en had zij Staalbankiers beter moeten informeren. In dat geval heeft CGI onrechtmatig jegens Staalbankiers gehandeld, aangezien de misslagen gegeven de destijds bekende feiten zo serieus zijn dat de precontractuele zorgplicht van CGI haar had moeten weerhouden dergelijke gebrekkige plannen als reëel voor te stellen. Van een deskundige leverancier van IT-diensten mag immers worden verwacht dat diens plan van aanpak deugdelijk doordacht is. CGI had Staalbankiers ongevraagd voor het aangaan van de Overeenkomst negatief moeten adviseren over onder meer de geschiktheid van Thaler en de mogelijke risico’s en had haar moeten adviseren de Overeenkomst niet op die basis aan te gaan. In ieder geval had CGI Staalbankiers moeten waarschuwen dat het beter was de uitvoering te staken toen CGI naar eigen zeggen geconfronteerd werd met een aanzienlijk grotere vervlechting, een onverplaatsbaar IT-systeem, een onvoldoende meewerkend Centric, het ontbreken van de EDEN-deliverables en een in de visie van CGI te besluiteloos of verkeerd handelend Staalbankiers. Dit levert na het aangaan van de Overeenkomst een centrale tekortkoming in de nakoming van de Overeenkomst op.
4.4.
CGI voert tegen het beroep op bedrog en dwaling allereerst aan dat dit is verjaard. De rechtbank volgt CGI hierin niet. Dit verweer is in conventie niet verjaard omdat een dergelijk verweer te allen tijde kan worden opgeworpen (artikel 3:51 BW). Bovendien heeft Staalbankiers gemotiveerd betwist – en CGI daartegenover onvoldoende onderbouwd weersproken – dat zij in 2011 en 2012 al wist van feiten en omstandigheden die een beroep op dwaling en bedrog rechtvaardigen, waarbij Staalbankiers terecht erop wijst dat de verjaringstermijn aanvangt vanaf het moment van daadwerkelijke (subjectieve) bekendheid.
4.5.
CGI betwist verder dat sprake is van bedrog of dwaling en dat zij de precontractuele zorgplicht heeft geschonden en uit dien hoofde onrechtmatig heeft gehandeld. CGI wijst in dit verband onder meer op het volgende. Staalbankiers wist heel goed waarmee zij bezig was. Zij had zelf wellicht een kleine IT-afdeling, maar kon gebruik maken van de substantiële IT-afdeling van haar moeder (Achmea) en zij liet zich, voor wat betreft de keuze van het pakket, bijstaan door deskundigen. Er diende te worden ingeschreven op basis van Thaler. Van CGI kon dus niet worden verwacht dat zij nader onderzoek naar de geschiktheid van Thaler had moeten doen en daarbij de adviezen van de door Staalbankiers zelf ingeschakelde deskundigen had moeten negeren en tegen haar eigen ervaringen in een ander product had moeten adviseren. Thaler zou ook een uitstekend functionerend pakket hebben kunnen opleveren, indien Staalbankiers tijdig en doortastend van Centric medewerking aan de transitie zou hebben afgedwongen, op verzoek van CGI tijdig knopen zou hebben doorgehakt en keuzes had gemaakt, het beschikbare budget niet tussentijds zou hebben teruggesnoeid en het productaanbod niet fors zou zijn gaan verkleinen. CGI zag zich geconfronteerd met Centric als zittende leverancier die de Transitie frustreerde en met Staalbankiers die niet richting Centric durfde door te pakken en tijdens de uitvoering van het project kenbaar maakte op het hele project miljoenen te moeten besparen en die vervolgens, toen in het project in volle gang was, doorkreeg dat haar uitgangspunten die zij aan haar uitvraag ten grondslag had gelegd niet meer klopten omdat zij voorzag dat in de toekomst haar activiteiten zouden gaan wijzigen, aldus steeds CGI.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. De Overeenkomst is het resultaat van een aanbesteding waarin Staalbankiers van verschillende IT-bedrijven een offerte en een uitvoeringsplan heeft gevraagd voor het overnemen van de voor haar bij Centric ingerichte IT-infrastructuur en het vervolgens implementeren van een nieuwe IT-infrastructuur ten behoeve van de klanten van Staalbankiers. Daarbij heeft Staalbankiers de offrerende IT-bedrijven (onder meer) voorzien van een pakket van eisen en een rapport van GARS over de bij Centric ten behoeve van de klanten van Staalbankiers ingerichte IT-infrastructuur. Gelet op deze wijze van uitvraging is CGI bij het opstellen van de offerte en uitvoeringsplan gebonden aan deze eisen van de opdrachtgever en mag zij deze in zijn algemeenheid tot uitgangspunt nemen. Vast staat dat Staalbankiers bij het opstellen van haar pakket van eisen en de verdere informatie betreffende het project, is bijgestaan door een consultancybedrijf (Boer & Croon), door een IT-onderzoeksbureau (GARS) en door de leverancier van Thaler software (C&W). Terecht wijst CGI erop dat Staalbankiers zich dus door verschillende deskundigen heeft laten bijstaan en dat Staalbankiers met behulp van deze deskundigen zelf reeds de keuze voor Thaler had gemaakt. CGI heeft er als offrerende partij van mogen uitgaan dat dit door Staalbankiers verzorgde informatiepakket voldeed aan de visie en het beleid van de opdrachtgever.
4.7.
Staalbankiers heeft in het licht van de gemotiveerde betwisting van CGI onvoldoende onderbouwd dat de informatie die voorafgaand aan de Overeenkomst ter beschikking is gesteld van dien aard was, dat CGI daaruit reeds had moeten afleiden dat de uitvoering van de Overeenkomst bij voorbaat niet haalbaar was. Staalbankiers heeft in dit verband onvoldoende onderbouwd dat ten tijde van het sluiten van de Overeenkomst bij partijen bekend was dat de Thaler software een ongeschikte keuze was. Hetzelfde geldt voor de achteraf gebleken mate van de vervlechting van de verschillende IT-infrastructuren bij Centric. Daarbij is ook nog van belang dat in het rapport van GARS (zie hiervoor onder 2.4.2) is vermeld dat die vervlechting overzichtelijk was en dat sprake was van een ‘dedicated’ omgeving van de voor Staalbankiers ingerichte IT-infrastructuur binnen het gehele systeem van IT-infrastructuren bij Centric voor de klanten van Centric. CGI heeft in redelijkheid erop mogen vertrouwen dat deze informatie in het rapport van GARS correct was. De rechtbank volgt Staalbankiers niet in haar betoog dat nu in het rapport ook is opgenomen dat de infrastructuur “nog niet volledig” is samengevoegd met de infrastructuur van BPO en/of overige klanten en dat CGI daaruit dus had moeten concluderen dat dit anderhalf jaar later wel het geval zou zijn. Staalbankiers heeft immers dit rapport voorafgaand aan de Overeenkomst aan CGI ter beschikking gesteld en voor zover dit rapport niet meer een juiste weergave gaf van de feitelijke stand van zaken, had het op haar weg gelegen om CGI hierop te wijzen.
4.8.
De op 15 en 20 januari 2011 verstrekte informatie in het kader van het overleg tussen Staalbankiers, Centric en CGI (zie hiervoor onder 2.8) doet aan het voorgaande niet af. Staalbankiers heeft zich op het standpunt gesteld dat uit deze informatie van Centric is gebleken dat sprake was van een grotere vervlechting van IT-infrastructuren in het systeem van Centric dan uit het rapport van GARS blijkt en dat zij de Overeenkomst niet met CGI zou hebben gesloten op 18 januari 2011 indien CGI haar correct en volledig had geïnformeerd over de gevolgen van de nadere informatie verkregen op 15 januari 2011 voor de uitvoerbaarheid van het Transitieplan. In plaats daarvan heeft CGI volgens Staalbankiers de opdrachtovereenkomst zonder nadere waarschuwingen op 18 januari 2011 ondertekend. Dit verweer faalt. Uit het feit dat CGI de e-mail van 15 januari 2011 ook heeft ontvangen ten behoeve van het te houden overleg tussen Centric, Staalbankiers en CGI, kan niet anders worden afgeleid dan dat de overeenkomst tussen CGI en Staalbankiers reeds was gesloten. Het gaat immers om bedrijfsgevoelige informatie van Centric waarvan kan worden aangenomen dat Centric die informatie niet met een concurrent zal delen als niet zeker is dat die concurrent in de plaats treedt van Centric. Daarom, en bij gebreke van aanknopingspunten voor het tegendeel, wordt ervan uitgegaan dat de Overeenkomst reeds aan CGI is gegund door Staalbankiers vóór de e-mail van 15 januari 2011 tussen partijen en Centric, en dat de ondertekening van de Overeenkomst op 18 januari 2011 slechts een formalisering is geweest van wat tussen Staalbankiers en CGI op dat moment reeds was overeengekomen. Bovendien leidt de rechtbank uit de stukken af dat het overleg pas heeft plaatsgevonden op 20 januari 2011, dus na het ondertekenen van de Overeenkomst. Daarnaast heeft Staalbankiers onvoldoende onderbouwd dat op basis van de van Centric verkregen informatie over de vervlechting van de Centric IT-infrastructuren CGI had moeten concluderen dat de geplande ontvlechting onmogelijk zou zijn.
4.9.
De slotsom is dat het standpunt van Staalbankiers niet wordt gedeeld dat de Overeenkomst vernietigbaar is op grond van bedrog of dwaling en dat CGI gedurende de gunning en onderhandelingsfase over de Overeenkomst in strijd heeft gehandeld met haar (precontractuele) zorgplicht jegens Staalbankiers. Staalbankiers kan zich dus niet tegen de vorderingen van CGI verweren met een vernietiging van de Overeenkomst.
4.10.
CGI betwist verder dat Staalbankiers de Overeenkomst heeft kunnen ontbinden omdat zij haar zorgplicht voorafgaand aan de totstandkoming en gedurende de uitvoering van de Overeenkomst heeft geschonden.
4.11.
De rechtbank stelt bij de beoordeling hiervan het volgende voorop. Het management van de uitvoering van de Overeenkomst hebben partijen in handen gelegd van een gezamenlijk overlegorgaan (de Stuurgroep). In de uitvoering dient CGI te handelen als redelijk bekwaam en redelijk handelend IT-deskundige. Dit houdt onder meer in dat zij de Stuurgroep, en daardoor ook Staalbankiers, op een begrijpelijke en overzichtelijke wijze adequaat dient te informeren over de voortgang van de (deel)projecten en daarbij redelijkerwijs ook het belang van de opdrachtgever in het oog houdt met betrekking tot het bereiken van toegezegde mijlpalen en kostenbeheersing van de uit te voeren taken. De rechtbank zal hierna beoordelen of CGI aan haar zorgplicht heeft voldaan, waarbij eerst de periode voor 1 juli 2011 aan bod komt en vervolgens de periode daarna.
De periode tot 1 juli 2011 (validatie van het Transitieplan en de Transitie)
4.12.
Uit de stukken blijkt over de voortgang van het project het volgende. De validatie van het Transitieplan en de Transitie zelf zijn onmiddellijk na het begin van de uitvoering, kort na 18 januari 2011, moeizaam verlopen. CGI ondervond daarbij last van de weigerachtige houding van Centric om mee te werken aan de validatie van het transitieplan. Zo was er geen plan voor vertrek van Centric bij Staalbankiers en behoefde CGI meer inzage in de door Centric ontwikkelde en beheerde hardware- en software infrastructuur voor de bankenmarkt. Over dit gebrek aan medewerking heeft zij per e-mail van 25 januari 2011 (zie 2.9.1) en brief van 1 februari 2011 (zie 2.9.2) aan de Stuurgroep bericht en op 15 februari 2011 een Wijzigingsvoorstel ingediend (zie 2.9.3). Uit de brief van 23 maart 2011 (zie 2.9.5) van Staalbankiers wordt afgeleid dat zij de waarschuwingen van CGI over de voortgang van de validatie van het Transitieplan heeft begrepen en dat zij een nadere financiële onderbouwing van de gevolgen van de weinige voortgang verwachtte.
4.13.
Daarnaast heeft Staalbankiers in februari 2011 een concept-kortgedingdagvaarding laten opstellen waarin – zo is tussen partijen niet in geschil – van Centric onder meer een betere en nauwere samenwerking met CGI werd gevorderd. Daaruit volgt dat de Stuurgroep (en dus Staalbankiers) kennelijk op basis van informatie van CGI had besloten Centric aan te spreken op de problemen waarmee CGI is geconfronteerd bij de validatie van het Transitieplan in de periode na 18 januari 2011.
4.14.
Verder is van belang dat Centric eind februari 2011 in maart 2011 in tien sessies nadere informatie over de door haar ingerichte IT-infrastructuur voor Staalbankiers heeft gegeven aan CGI. Uit die informatieoverdracht is gebleken dat de voor Staalbankiers gebruikte hard- en software in grotere mate is vervlochten met die voor andere klanten van Centric dan voorzien in het Transitieplan.
4.15.
Staalbankiers heeft betoogd dat zij heeft aangedrongen op de wijzigingsvoorstellen van de zijde van CGI omdat zij zich zorgen maakte over de hiervoor genoemde waarschuwingen van CGI dat de kosten van de Validatie en Transitie opliepen, dit laatste met het oog op de in artikel 3.2 van de Overeenkomst bepaalde maximering van die kosten. Daaruit wordt afgeleid dat Staalbankiers uit die waarschuwingen van CGI heeft begrepen dat sprake was van een grotere complexiteit van de Transitie dan vooraf is aangenomen door partijen, van de moeizame vooruitgang die CGI heeft kunnen maken en van oplopende kosten voor CGI van de validatie van het Transitieplan. Daaruit volgt dat CGI in deze periode kennelijk voldoende informatie heeft verschaft aan de Stuurgroep (en dus Staalbankiers) over die ontdekte complexiteit en de beperkte voortgang die is gemaakt met de Transitie (dan wel het Validatieonderzoek) gedurende de maanden februari tot en met juni 2011.
4.16.
Het beeld dat aldus naar voren komt is dat de Stuurgroep, geconfronteerd met een situatie waarin de geplande Transitie onmogelijk bleek te zijn, gezamenlijk onvoldoende actie heeft kunnen nemen om de ontstane situatie te veranderen. De Stuurgroep is er niet in geslaagd om het project in de juiste richting te duwen. Aan de ene kant is hierbij van belang dat CGI met name voorstellen heeft gedaan om dekking te krijgen van de voor haar oplopende haar kosten van de Validatie. Aan de andere kant heeft Staalbankiers, via de Stuurgroep op de hoogte van de opgetreden problemen, niet willen of kunnen optreden tegen Centric om meer en betere samenwerking uit die hoek te verzorgen (bijvoorbeeld door de zogenaamde EDEN-deliverables over te dragen zodat CGI gebruik kon maken van deze analysedocumenten over de ins en outs van de IT-infrastructuur die Centric heeft ontwikkeld voor Staalbankiers). CGI heeft daarbij voldoende duidelijk te kennen gegeven welke obstakels, zoals de vervlechting, zij tegenkwam en wat de gevolgen van die obstakels betekenden voor de einddatum van de Transitie (1 juli 2011) en welke eventuele meerkosten dat mee zou brengen. Dat zij niet voldaan heeft aan haar zorgplicht is daarmee niet komen vast te staan. Bij deze stand van zaken is in deze fase niet gebleken van een tekortkoming door CGI, en daarmee kan geen wezenlijke tekortkoming in de zin van artikel 19.2 lid 5 van de Overeenkomst worden vastgesteld. Op deze grond heeft Staalbankiers dus geen ontbinding van de Overeenkomst kunnen baseren.
De periode na 1 juli 2011
4.17.
Het hiervoor onder 4.16 geschetste onvermogen van de Stuurgroep om het project vlot te trekken, heeft zich voortgezet in het verdere verloop van de samenwerking tussen partijen. CGI heeft uiteindelijk de Transitie niet afgerond. De rechtbank is van oordeel dat in het najaar van 2011 steeds duidelijker werd dat het project niet zou gaan lukken, althans niet op de wijze die partijen bij het aangaan van de Overeenkomst voor ogen stond. Partijen stellen over en weer dat dit is veroorzaakt door de tekortkomingen van de andere partij. Partijen betwisten echter eveneens over en weer gemotiveerd die gestelde tekortkomingen. Voor de rechtbank is niet vast te stellen dat de oorzaak van het mislukken van het project (enkel) is gelegen in een tekortkoming aan de zijde van CGI of Staalbankiers.
4.18.
Wel is het zo dat van CGI als professionele dienstverlener in de gegeven situatie mag worden verwacht dat zij Staalbankiers voldoende duidelijk zou wijzen op de ontstane problemen en gevolgen (vgl. 4.11) en dat zij, als het niet zou lukken om verandering aan te brengen in de bestaande patstelling, tegenover een twijfelende opdrachtgever aan zou sturen op het opschorten of beëindigen van de overeenkomst. Het project was in deze periode immers op een punt aanbeland dat inmiddels hoge kosten waren gemaakt terwijl nog geen tot weinig werk was opgeleverd waarmee Staalbankiers daadwerkelijk haar voordeel kon doen en daarop ook geen direct uitzicht bestond. Uit de brief van 29 september 2011 van CGI (zie onder 2.14) volgt dat partijen in september 2011 ook hebben gesproken over een mogelijke beëindiging van de Overeenkomst. Daarnaast heeft CGI in haar brief van 18 oktober 2011 (zie 2.15) te kennen gegeven al haar activiteiten voor Staalbankiers te willen opschorten om op die wijze de voor haar oplopende kosten van de Validatie te beperken. Deze twee brieven worden beschouwd als een voldoende duidelijke waarschuwing van CGI aan Staalbankiers dat de problemen waarmee zij is geconfronteerd bij de Transitie niet langer beheersbaar waren en dat de gevolgen van die problemen te groot werden. Staalbankiers heeft CGI toen echter gehouden aan haar verplichtingen uit de Overeenkomst. Op 27 april 2012 heeft CGI wederom aangeboden de samenwerking te beëindigen tegen betaling van een vergoeding door Staalbankiers met toepassing van hetgeen tussen partijen is overeengekomen in artikel 19 van de Overeenkomst (zie 2.23). Ook hierop heeft Staalbankiers afwijzend gereageerd.
4.19.
Het lijkt bovendien erop dat toen (eind 2011/begin 2012) Staalbankiers haar beleidskeuzes voor de dienstverlening aan haar klanten veranderde, Thaler niet langer de geschikte software was voor de door Staalbankiers verlangde IT-toepassingen voor haar klanten (zie 2.17). Daardoor heeft Staalbankiers een van de aan de Overeenkomst ten grondslag liggende uitgangspunten aangepast. Dit ligt in de risicosfeer van Staalbankiers. CGI is immers niet verantwoordelijk voor veranderende beleidskeuzes van de opdrachtgever.
4.20.
Bij deze stand van zaken kan, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door CGI, een (wezenlijke) tekortkoming van CGI op dit punt niet worden vastgesteld. Vastgesteld is immers dat CGI bij herhaling in de Stuurgroep melding heeft gemaakt van de aan de orde zijnde problemen, dat Staalbankiers niet wilde ingaan op voorstellen van CGI tot opschorting of beëindiging, dat Staalbankiers zich intussen heroriënteerde op haar eigen IT-uitgangspunten en dat Centric ook in februari 2012 nog niet wenste mee te werken aan de transitie. Ook op deze grond heeft Staalbankiers dus de Overeenkomst niet kunnen ontbinden. De verweren van Staalbankiers, voor zover deze erop neerkomen dat de Overeenkomst was vernietigd dan wel ontbonden, slagen daarmee geen van alle.
4.21.
Een (wezenlijke) tekortkoming van Staalbankiers kan echter evenmin worden vastgesteld. Tegen de hiervoor geschetste achtergrond waarbij partijen samen verstrikt raakten in een steeds uitzichtlozere situatie kan immers – zonder nadere toelichting die ontbreekt – niet worden geoordeeld dat meer medewerking van Staalbankiers ertoe had geleid dat de Transitie wel was gelukt. Dit geldt temeer nu een besluitvaardiger Staalbankiers dat meer druk uitoefende op Centric, de verwevenheid van de IT-infrastructuur bij Centric onverlet laat. Daarbij is reeds overwogen dat het project op een punt was aanbeland waar hoge kosten werden gemaakt terwijl nog geen tot weinig werk was opgeleverd waarmee Staalbankiers daadwerkelijk haar voordeel kon doen en daarop ook geen direct uitzicht bestond. Dat Staalbankiers vervolgens op enig moment is opgehouden te betalen en juridische posities heeft ingenomen die achteraf wellicht niet houdbaar zijn gebleken, kan tegen deze achtergrond niet als een toerekenbare tekortkoming in de nakoming worden aangemerkt. De vorderingen van CGI, voor zover gebaseerd op een toerekenbare tekortkoming, stranden daarmee.
4.22.
Beoordeeld moet vervolgens worden of de vorderingen van CGI in conventie voor toewijzing vatbaar zijn voor zover deze gebaseerd zijn op nakoming. Nu hiervoor is vastgesteld dat Staalbankiers zich niet op vernietiging of ontbinding kon beroepen en CGI geen beroep op ontbinding heeft gedaan, wordt vastgesteld dat partijen gehouden waren hun verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst na te komen, zolang deze bleef voortbestaan.
4.23.
Uit de stellingen van partijen leidt de rechtbank echter af dat zij ervan uitgaan dat de Overeenkomst, ook indien deze (zoals hier het geval) niet rechtsgeldig is ontbonden, inmiddels (in elk geval partieel) is beëindigd. CGI heeft immers al geruime tijd geen uitvoering meer gegeven aan de Overeenkomst door geen BPO diensten meer te verlenen, en Staalbankiers heeft dat aanvaard (en ook geen betalingen meer verricht). Uit de handelwijze van partijen valt dus af te leiden dat de Overeenkomst (in elk geval partieel) met wederzijds goedvinden op enig moment stilzwijgend is beëindigd.
4.24.
CGI neemt, zo begrijpt de rechtbank haar stellingen, deze beëindiging als uitgangspunt en maakt uitsluitend aanspraak op de vergoeding van € 8.250.000,00, hetgeen het bedrag is dat Staalbankiers op grond van artikel 19.2 van de Overeenkomst verschuldigd zou zijn geweest indien Staalbankiers zelf de Overeenkomst tussentijds zou hebben beëindigd. Daarbij gaat CGI uit van een beëindigingsdatum van 1 juli 2012 (zijnde de dag na de ingangsdatum van de tussen partijen gesloten schikkingsonderhandelingsovereenkomst). Staalbankiers stelt hiertegenover dat, als zij al een vergoeding aan CGI verschuldigd zou zijn, deze gelijk zou zijn aan de verschuldigde vergoeding bij beëindiging op grond van artikel 19.2 sub 10 van de Overeenkomst. Daarbij gaat Staalbankiers uit van een beëindigingsdatum van 6 mei 2014. De rechtbank begrijpt Staalbankiers aldus, dat zij primair betwist een vergoeding verschuldigd te zijn. De rechtbank stelt vast dat geen van de in artikel 19.2 genoemde situaties aan de orde is. In de Overeenkomst is geen regeling opgenomen voor een vergoeding wegens beëindiging bij wederzijds goedvinden. Dit standpunt is door CGI zelf ook ingenomen in haar brief van 29 september 2011 (zie hiervoor onder 2.14). CGI heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld ter onderbouwing van haar kennelijke standpunt dat dan op grond van de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid aansluiting zou moeten worden gezocht bij de vergoeding die Staalbankiers bij reguliere tussentijdse beëindiging verschuldigd zou zijn, nog afgezien van de omstandigheid dat Staalbankiers gemotiveerd 1 juli 2012 als uitgangspunt voor de berekening heeft betwist.
4.25.
Het voorgaande betekent dat de vordering in conventie onder 1 en alle vorderingen in reconventie niet voor toewijzing in aanmerking komen.
Verklaring voor recht (de tweede vordering in conventie)
4.26.
Ten aanzien van de vordering in conventie onder 2 overweegt de rechtbank als volgt. Partijen hebben in artikel 12.9 van de Overeenkomst bepaald dat Staalbankiers de eventueel door CGI verschuldigde btw zal voldoen (zie 2.7.5). Staalbankiers heeft geen (nadere) feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat deze afspraak tussen partijen niet langer zou gelden. Nu niet is vast komen te staan dat het een volstrekt hypothetische mogelijkheid is dat de belastingdienst alsnog van zich laat horen, is het belang, anders dan Staalbankiers aanvoert, bij de verzochte verklaring een gegeven. Evenmin kan worden aangenomen dat de gevorderde verklaring voor recht onbegrensd is nu wordt aangeknoopt bij de tussen partijen gemaakte afspraak. De door CGI gevorderde verklaring van recht (de tweede vordering) dat Staalbankiers een eventuele naheffing van de Belastingdienst met betrekking tot de af te dragen btw aan CGI dient te vergoeden, is dan ook toewijsbaar, op de wijze als in de beslissing vermeld.
Proceskosten
4.27.
Aangezien partijen over en weer in conventie in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in conventie te compenseren.
4.28.
Staalbankiers zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Gelet op de samenhang van de standpunten van partijen in conventie en die in reconventie worden de kosten aan de zijde van CGI tot op heden begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat indien de belastingdienst terzake van de door CGI reeds aan Staalbankiers in rekening gebrachte bedragen onder de Overeenkomst (alsnog) een aanslag aan CGI oplegt voor additioneel af te dragen btw over die bedragen, Staalbankiers gehouden is om binnen 30 kalenderdagen na dagtekening van daartoe door CGI verzonden daartoe strekkende facturen, de additioneel door CGI af te dragen en in rekening gebrachte btw aan CGI tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen,
5.2.
compenseert de kosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.4.
wijst het gevorderde af,
5.5.
veroordeelt Staalbankiers in de proceskosten, aan de zijde van CGI tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T. Beuving, mr. C.H. Rombouts en mr. C. Bakker, rechters, bijgestaan door mr. R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2017. [1]

Voetnoten

1.**