ECLI:NL:RBAMS:2017:2166

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
13/650541-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere straatroven in Amsterdam en Diemen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 april 2017 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte, die wordt beschuldigd van het plegen van meerdere straatroven in de omgeving van metrostations in Amsterdam en Diemen. De zaak betreft in totaal negen ten laste gelegde feiten, waarbij de verdachte in de periode van augustus tot september 2016 verschillende slachtoffers heeft beroofd van hun telefoons en andere waardevolle goederen, vaak met geweld of bedreiging. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Lobregt, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. de Vos.

Tijdens de zitting op 20 maart 2017 zijn camerabeelden gepresenteerd die de verdachte in de nabijheid van de misdrijven tonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een patroon in de modus operandi van de verdachte, die telkens vrouwen als slachtoffers heeft gekozen. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet schuldig kan worden bevonden, omdat zijn aanwezigheid op de locaties van de misdrijven toevallig zou zijn geweest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de onder 3, 4, 5, 6, 7 en 9 ten laste gelegde feiten, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte ook is verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/650541-16 (promis)
Datum uitspraak: 3 april 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum] 1990
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting " [detentieplaats] " te [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. Lobregt, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. de Vos, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, zoals gewijzigd ter terechtzitting van de rechtbank van 22 december 2016, ten laste gelegd dat
1.
(ZAAK 2)
hij op of omstreeks 18 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (Hoptillepad), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon ( [slachtoffer 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte die [slachtoffer 2] met kracht met zijn, verdachtes vuist op/tegen de kaak/het gezicht heeft geslagen;
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 18 augustus 2016 tot en met 19 augustus 2016 te Amsterdam en/of Diemen, in elk geval in Nederland, een telefoon ( [slachtoffer 1] ) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
(ZAAK 3)
hij op of omstreeks 26 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (Foppingadreef), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (Samsung Grand Max), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte die [slachtoffer 3] van achteren heeft vastgepakt om haar middel en/of met kracht de telefoon van die [slachtoffer 3] uit haar hand heeft gerukt;
3.
(ZAAK 4)
hij op of omstreeks 29 augustus 2016 te Diemen, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (Bergwijkdreef), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (Samsung Galaxy S7), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte die [slachtoffer 4] bij de mond/het gezicht heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer 4] naar achteren heeft getrokken en/of met kracht de telefoon uit de hand van die [slachtoffer 4] heeft getrokken;
4.
(ZAAK 5)
hij op of omstreeks 4 september 2016 te Diemen, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (Roerdomppad), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een halsketting, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren, dicht tegen/bij voornoemde [slachtoffer 5] is gaan staan en/of met kracht aan de
halsketting van die [slachtoffer 5] heeft gerukt;
5.
(ZAAK 6)
hij op of omstreeks 4 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (Foppingadreef), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een handtas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd: "give me your telephone" en/of "don't speak"
en/of
- zijn hand op de mond van die [slachtoffer 6] heeft gelegd en/of
- met kracht de handtas uit de handen van die [slachtoffer 6] heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer 6] naar de grond heeft geduwd;
6.
(ZAAK 9)
hij op of omstreeks 25 september 2016 te Diemen, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (Roerdomppad), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (LG 5) en/of een of meer OV-chipkaart(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte met kracht de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 7] heeft getrokken;
7.
(ZAAK 9)
hij op of omstreeks 25 september 2016 te Diemen, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (Roerdomppad), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een halsketting, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, dicht tegen/bij voornoemde [slachtoffer 7] is gaan staan en/of met kracht aan de
halsketting van die [slachtoffer 7] heeft gerukt;
8.
(ZAAK 10)
hij op of omstreeks 1 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (Hoorneboeg), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (Samsung Galaxy S5), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte die [slachtoffer 8] heeft vastgepakt en/of zijn, verdachtes hand(en) op de mond/het gezicht van die [slachtoffer 8] heeft gelegd en/of die [slachtoffer 8] met kracht met zijn, verdachtes vuistop/tegen het gezicht van die [slachtoffer 8] heeft geslagen;
9.
(ZAAK 11)
hij op of omstreeks 8 september 2016 te Diemen, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (Roerdomppad), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (iPhone 6), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte met veel kracht de hand van die [slachtoffer 9] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de telefoon uit de hand van die [slachtoffer 9] heeft gerukt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Volgens de officier van justitie kan de rechtbank in deze zaken gebruik maken van zogeheten ‘schakelbewijs’. In het kader van het schakelbewijs zijn de volgende punten van belang: de overeenkomsten in de signalementen van de dader, de gelijksoortige modus operandi, het korte tijdsbestek waarin de feiten zijn gepleegd en de nabije geografisch ligging van de plaatsen delict.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten.
Verdachte was weliswaar telkens aanwezig ten tijde van de aan hem ten laste gelegde feiten maar niet kan worden uitgesloten dat dit op toeval berust. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij op die metrostations aanwezig was om vrienden of vriendinnen te bezoeken. Voor wat betreft de bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde opzetheling refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Daarnaast voert de raadsvrouw aan dat voorafgaande aan de aanhouding buiten heterdaad van verdachte aan hem vragen zijn gesteld over wat hij daar op het metrostation deed zonder dat aan hem de cautie is gegeven. Hierdoor is sprake van een onherstelbaar vormverzuim en dient al het bewijs te worden uitgesloten, zodat tevens vrijspraak dient te volgen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
cautie
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verbalisanten verdachte op
26 september 2016 de cautie hadden moeten geven alvorens hem te bevragen over de reden van zijn aanwezigheid op het metrostation Diemen Zuid. Om die reden is sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Hetgeen verdachte in reactie op de vraag van verbalisanten naar voren heeft gebracht, voorzover al relevant voor de zaak, zal de rechtbank niet voor het bewijs gebruiken. Voor het overige is geen sprake van enig nadeel voor verdachte. Het voornoemde resulteert erin dat de rechtbank volstaat met de constatering van het verzuim.
vrijspraak ten aanzien van de onder 1 primair, 2 en 8 ten laste gelegde feiten
Ten aanzien van het gebruik van schakelbewijs, overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 11 januari 2000, NJ 2000, 194, ECLI:NL:HR:2000:ZD1146) is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten voor zover daaruit een gang van zaken blijkt die op essentiële punten overeenkomt met het tenlastegelegde feit.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de van de onder 1 primair, 2 en 8 ten laste gelegde feiten dat bij twee van deze zaken geen camerabeelden voorhanden zijn. Bij de zaak van feit 2 (zaak 3) zijn weliswaar camerabeelden aanwezig maar hierop is de afgebeelde persoon dusdanig vaag afgebeeld dat een herkenning op basis van deze foto's onmogelijk is. Verdachte heeft zichzelf ook niet herkend op de foto’s van de stills van deze camerabeelden. Op grond hiervan kan de rechtbank niet met zekerheid vaststellen dat verdachte aanwezig was ten tijde en in de buurt van de plek waar de onder 1 primair, 2 en 8 ten laste gelegde berovingen hebben plaatsgevonden.
Voorts acht de rechtbank schakelbewijs in deze zaken niet aan de orde omdat er weliswaar overeenkomsten zijn tussen de verschillende zaken (namelijk een negroïde man die in een kort tijdsbestek op of nabij metrostations in Amsterdam vrouwen van achteren nadert, waarna hij hen berooft ) maar zowel het betreffende signalement als de modi operandi zijn naar het oordeel van de rechtbank niet dermate onderscheidend dat dit het gebruik van schakelbewijs rechtvaardigt De rechtbank is met de verdediging en anders dan de officier van justitie van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair, 2 en 8 ten laste gelegde feiten.
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat aangeefster is beroofd van haar telefoon op 18 augustus 2016 rond 23:00 uur. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij deze telefoon in de ochtend van 19 augustus 2016 op straat heeft gekocht en de telefoon dezelfde ochtend bij Used Products heeft ingebracht. Voorts verklaart verdachte dat hij niet kan zeggen of de telefoon gestolen was of niet, maar dat 90 % van de telefoons die je op straat verkrijgt gestolen zijn. Verdachte heeft dan ook welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze telefoon gestolen was en de rechtbank zal hem dan ook veroordelen ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde opzetheling.
ten aanzien van de onder 3, 4, 5, 6, 7 en 9 ten laste gelegde feiten
De rechtbank leidt ten aanzien van deze zaken het volgende af uit de als bijlage I bij dit vonnis gevoegde bewijsmiddelen.
Verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van al deze zaken verklaard dat hij degene is die afgebeeld staat op de stills van de camerabeelden. Uit deze camerabeelden blijkt dat verdachte zich ten tijde of binnen een tijdspanne van enkele minuten van de gepleegde straatroven bevond op of rondom de plek waar de berovingen hebben plaatsgevonden. De gegeven signalementen van de dader komen bovendien overeen met de signalementen van verdachte, zoals deze op grond van de camerabeelden door de verbalisanten zijn waargenomen.
Daar komt bij dat in de zaken ten aanzien van de feiten 3, 6 en 7 aangeefsters onder meer in hun signalementen van verdachte vermelden dat hij een witte jas droeg. Op de camerabeelden in deze zaken is rondom het tijdstip van de straatroof een man zichtbaar, die aan de opgegeven signalementen voldoet en bovendien een witte jas met opvallend zwarte ritsen draagt. Een dergelijke witte jas met zwarte ritsen is tijdens de doorzoeking in de woning waar verdachte verbleef ( [verblijfplaats verdachte] ) aangetroffen. Voor de feiten 6 en 7 geldt dat bij verdachte tijdens zijn aanhouding een OV-chipkaart is aangetroffen waarmee hij volgens eigen zeggen ongeveer anderhalf uur na het tijdstip van de straatroof heeft ingecheckt en op grond van de sticker op deze kaart en de reisbewegingen, gaat de rechtbank ervan uit dat dit de kaart van aangeefster [slachtoffer 7] was.
Voor wat betreft de feiten 4 en 5 geldt dat de straatroven op verschillende metrostations binnen een half uur van elkaar hebben plaatsgevonden en dat op de camerabeelden van beide feiten verdachte rond het tijdstip van de straatroven duidelijk waarneembaar is en zichtbaar is dat verdachte op de verschillende metrostations hetzelfde shirt droeg met witte en blauwe banen en met op de linker borst een embleem. Een dergelijk shirt met groenkleurig embleem is ook aangetroffen bij de doorzoeking van de eerdergenoemde woning.
Voor wat betreft feit 4 verklaart aangeefster dat de dader een donker jack droeg. Op de camerabeelden van feit 4 is waarneembaar dat verdachte een donker jack droeg met op de linkermouw ter hoogte van de borst een embleem. Tijdens de doorzoeking is een soortgelijk donker blauw gewatteerde jas aangetroffen met een donkerbruin embleem op de linkermouw ter hoogte van de borst.
Ten aanzien van feit 9 is op de camerabeelden zichtbaar dat verdachte oranje Adidas schoenen draagt en een blauw shirt met zwarte opdruk. Een dergelijk blauw shirt is tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen. Bij de aanhouding van verdachte droeg verdachte vergelijkbare oranje Adidas schoenen als te zien op de camerabeelden van de zaak behorende bij feit 9. Dezelfde oranje schoenen zijn ten slotte ook zichtbaar op de camerabeelden van de zaken 3, 6 en 7.
De rechtbank is alles tezamen en in onderlinge samenhang beschouwd van oordeel dat verdachte de aan hem onder 3, 4, 5 6, 7 en 9 ten laste gelegde straatroven heeft begaan.
De verklaring dat verdachte toevallig op al die beelden aanwezig is rondom de metrostations op het tijdstip van de straatroven omdat hij daar precies op die momenten moest zijn vanwege vrienden en vriendinnen die daar in de buurt woonden danwel omdat hij op weg was naar de sportschool, acht de rechtbank niet geloofwaardig.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de aan dit vonnis als bijlage I gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit
op 19 augustus 2016 te Amsterdam een telefoon [slachtoffer 1] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit
op 29 augustus 2016 te Diemen op de openbare weg Bergwijkdreef, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon Samsung Galaxy S7 enig goed, toebehorende aan [slachtoffer 4] , welke diefstal werd vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat verdachte die [slachtoffer 4] bij de mond heeft vastgepakt en die [slachtoffer 4] naar achteren heeft getrokken en met kracht de telefoon uit de hand van die [slachtoffer 4] heeft getrokken;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit
op 4 september 2016 te Diemen op de openbare weg Roerdomppad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een halsketting, toebehorende aan [slachtoffer 5] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, dicht bij [slachtoffer 5] is gaan staan en met kracht aan de
halsketting van die [slachtoffer 5] heeft gerukt;
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit
op 4 september 2016 te Amsterdam op de openbare weg Foppingadreef met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een handtas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 6] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestonden, dat verdachte
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd: "give me your telephone" en "don't speak" en
- zijn hand op de mond van die [slachtoffer 6] heeft gelegd en
- met kracht de handtas uit de handen van die [slachtoffer 6] heeft getrokken en
- die [slachtoffer 6] naar de grond heeft geduwd;
ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde feit
op 25 september 2016 te Diemen, op de openbare weg Roerdomppad, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (LG 5) en een OV-chipkaart, toebehorende aan [slachtoffer 7] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat verdachte met kracht de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 7] heeft getrokken;
ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde feit
op 25 september 2016 te Diemen op de openbare weg Roerdomppad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een halsketting, toebehorende aan [slachtoffer 7] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer 7] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, dicht bij voornoemde [slachtoffer 7] is gaan staan en met kracht aan de halsketting van die [slachtoffer 7] heeft gerukt;
ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde feit
op 8 september 2016 te Diemen op de openbare weg Roerdomppad, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon iPhone 6, toebehorende aan [slachtoffer 9] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat verdachte met kracht de hand van die [slachtoffer 9] heeft vastgepakt en vervolgens de telefoon uit de hand van die [slachtoffer 9] heeft gerukt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 8] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] tot respectievelijk de bedragen € 679,-, € 582,79 en € 1.124,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] tot het bedrag van € 600,-, met de daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel en tot niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij [slachtoffer 4] in haar vordering.
8.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, behalve ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde opzetheling refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging verzoekt in verband hiermee alle vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen. De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich binnen ruim een maand schuldig gemaakt aan een zestal straatovervallen op of in de omgeving van de metrostations Diemen Zuid en Bullewijk. Hierbij werden telefoons buitgemaakt en in twee gevallen werd gepoogd een halsketting te stelen. Verdachte heeft er niet voor teruggedeinsd om geweld te gebruiken dat onder meer bestond uit het van achteren beetpakken van de slachtoffers, het uit de hand rukken van telefoons, het met kracht aftrekken van een halsketting en het leggen van een hand op de mond van de slachtoffers.
Dit betreffen ernstige feiten, nu de ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk misdrijf hiervan veelal langdurige ernstige psychische gevolgen ondervinden. Het is de rechtbank gebleken dat de de gebeurtenissen bij de slachtoffers veel angst en paniek hebben veroorzaakt. De benadeelde partij [slachtoffer 7] geeft bijvoorbeeld aan dat zij niet meer dezelfde metro durft te nemen en last heeft van angstklachten. Tevens blijkt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 5] dat zij sinds het voorval niet meer alleen naar Amsterdam durft en het vertrouwen in mensen kwijt is. De opbrengst van de buit, doorgaans enkele tientjes, staat in geen verhouding tot het leed dat verdachte de slachtoffers heeft aangedaan en hun verlies aan gevoel van vertrouwen en veiligheid. De rechtbank neemt het verdachte extra kwalijk dat hij telkens een vrouw als slachtoffer heeft uitgezocht. Door zijn laffe daden in de buurt van metrostations op de openbare weg te verrichten heeft hij daarnaast een algemeen gevoel van onveiligheid in de buurt veroorzaakt en in stand gehouden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht met het LOVS-oriëntatiepunt
straatroof met licht geweld of verbale bedreiging. Ter terechtzitting heeft verdachte geen enkel inzicht getoond in zijn motieven en heeft de rechtbank bij gebrek aan een over verdachte opgemaakt reclasseringsrapport, weinig inzicht gekregen in de persoon van verdachte.
De rechtbank acht gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden gepast en geboden. Zij ziet gelet op de vrijspraken van de feiten 1 primair, 2 en 8 aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 82,54 aan materiële schadevergoeding en
een bedrag van € 500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gevorderde schadebedrag voor wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding van € 82,54 ter vergoeding van schade aan een halsketting en gemaakte reiskosten, voldoende onderbouwd en komt deze voor vergoeding in aanmerking.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat aan de benadeelde partij door het onder 4 bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht doordat een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade ten bedrage van € 500,-.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 874,- aan materiële schadevergoeding en
een bedrag van € 250,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gevorderde schadebedrag voor wat betreft de materiële schadevergoeding van € 874,- (ter vergoeding van een telefoon LGG5 voor het bedrag van € 699,- ter vergoeding van reparatiekosten van een beschadigde gouden halsketting voor het bedrag van € 150,- en ter vergoeding van telefoon- en reiskosten voor het bedrag van € 25,-) voldoende onderbouwd en komt deze voor vergoeding in aanmerking.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat aan de benadeelde partij door de onder 6 en 7 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht doordat een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade ten bedrage van € 250,-.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard)De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard omdat verdachte voor feit 8 zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 800,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gevorderde schadebedrag voor wat betreft de materiële schadevergoeding van € 600,- ter vergoeding van haar gestolen iPhone 6, voldoende onderbouwd en komt deze voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank acht echter de schade post
restant bedrag abonnement 2015voor het bedrag van
€ 200,- niet voor vergoeding in aanmerking komen aangezien deze kosten naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zijn onderbouwd.
Nu het restant van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de onder 1 primair, 2 en 8 tenlastegelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 3, 4, 5, 6, 7 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
opzetheling
ten aanzien van het onder 3, 5, 6 en 9 bewezenverklaarde:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 4 en 7 bewezenverklaarde:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaar en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
De benadeelde partij [slachtoffer 4]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
De benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, wonende op het adres [adres slachtoffer] toe tot het bedrag van
€ 582,54 (vijfhonderdentweeëntachtig euro en vierenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 4 september 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag en eventuele kosten aan voornoemde benadeelde partij.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij het bedrag van
van
€ 582,54 (vijfhonderdentweeëntachtig euro en vierenvijftig cent)aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 4 september 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van
11 (elf) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De benadeelde partij [slachtoffer 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, wonende op het adres [adres slachtoffer] , toe tot het bedrag van
€ 1.124,- (elfhonderdenvierentwintig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 25 september 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag en eventuele kosten aan voornoemde benadeelde partij.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij het bedrag van
€ 1.124,- (elfhonderdenvierentwintig euro)aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 25 september 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van
21 (eenentwintig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De benadeelde partij [slachtoffer 8]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
De benadeelde partij [slachtoffer 9]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, wonende op het adres [adres slachtoffer] , toe tot het bedrag van
€ 600,- (zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten
8 september 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag en eventuele kosten aan voornoemde benadeelde partij.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij het bedrag van
van
€ 600,- (zeshonderd euro)aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 8 september 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van
12 (twaalf) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
In beslag genomen goederen
Gelast de teruggave aan verdachte van de goederen met de nummers 1 tot en met 4 en 6 tot en met 19, zoals genummerd en nader omschreven op de als bijlage II aan dit vonnis aangehechte lijst van in beslag genomen goederen.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 7] van het goed met nummer 5, zoals genummerd en nader omschreven op de als bijlage II aan dit vonnis aangehechte lijst van inbeslaggenomen goederen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. J. Edgar en R.A.J. Hübel rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 april 2017.