Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
vonnis van de kantonrechterkort geding
[eiseres]
[gedaagde]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Uitgangspunten
Vordering en verweer
a. € 3.515,15 bruto aan achterstallig loon over de maanden augustus 2014 tot en met december 2014, vermeerderd met alle emolumenten en vakantiegeld;
b. verstrekking van salarisspecificaties vanaf 1 augustus 2014 waarin de betalingen zijn verwerkt en op straffe van een dwangsom;
c. de wettelijke verhoging over het achterstallig salaris;
e. € 1.089,- aan kosten voor het forensisch onderzoek door het NFO;
worden;
Beoordeling
- [eiseres] niet aannemelijk heeft kunnen maken dat zij [gedaagde] eerder dan op 29 januari 2016, derhalve ruim anderhalf jaar nadat haar vermeende loonvordering (deels) opeisbaar werd, heeft aangesproken op het uitblijven van betaling en zij vervolgens nog ruim een jaar heeft gewacht met het entameren van deze procedure;
- niet zonder meer begrijpelijk is waarom [eiseres] ondanks uitblijven van de loonbetaling een vijftal maanden voor [gedaagde] is blijven werken;
- de arbeidsovereenkomst weliswaar bepaalt dat loonbetaling geschiedt per bank of giro, maar aannemelijk is dat - nu onweersproken is gebleven dat zij in de desbetreffende periode ook een WW-uitkering ontving zonder aan het UWV de bij [gedaagde] gewerkte uren op te geven en zij bovendien in scheiding lag - [eiseres] mogelijk belang had bij contante voldoening van haar loon;
- [gedaagde] een verklaring van een voormalig werknemer heeft overgelegd die verklaart het loon contant aan [eiseres] te hebben uitbetaald;
- en de verslaglegging, onderbouwing en conclusie van het in opdracht van [eiseres] verrichte handschriftonderzoek zeer summier is en door een ander forensisch instituut in twijfel is getrokken, wordt geoordeeld dat nader onderzoek moet worden verricht naar de vraag of het loon over de periode augustus 2014 tot en met december 2014 aan [eiseres] wel of niet is uitbetaald. Voor dergelijk onderzoek is in de onderhavige procedure naar zijn aard geen ruimte.