8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Op 10 juni 2016 viert [slachtoffer 3] met haar familie haar 58ste verjaardag bij haar thuis op de [adres] te [woonplaats] . De verjaardag krijgt een andere wending wanneer in de nacht van 11 juni 2016 verdachte en zijn mededaders de woning binnendringen. De slachtoffers zien drie daders binnenkomen met een vuurwapen, een knuppel en een koevoet. [slachtoffer 3] ziet eerst hoe bij haar zoon, [slachtoffer 2] , zijn handen en mond worden afgeplakt met ducttape en bij haar dochter, [slachtoffer 1] haar mond. Daarna wordt ook haar mond afgeplakt, waardoor zij moeilijk adem kan halen. Vervolgens begint één van de daders haar genadeloos te slaan met een knuppel. [slachtoffer 1] heeft verklaard hoe machteloos zij zich voelde op het moment dat zij zag dat haar moeder en haar broer zoveel geweld moesten ondergaan. Kleindochter [slachtoffer 4] van 8 jaar moest aanzien hoe haar oma, tante en oom werden geslagen. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben als gevolg van het gebezigde geweld zwaar lichamelijk letsel opgelopen en als gevolg van de schokkende gebeurtenis allen een post traumatische stressstoornis. Dat laatste geldt ook voor [slachtoffer 4] .
Dat de impact van de overval nog steeds groot is, blijkt uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaringen. [slachtoffer 1] schrijft dat zij als gevolg van het opgelopen letsel vijf maanden niet in staat is geweest om te werken, terwijl zij wist dat zij in aanmerking kwam voor een vast contract. Dat leverde haar extra stress op. Door het letsel is zij veel kennis kwijtgeraakt en had zij moeite om zich te concentreren. Zij zegt door de overal een ander mens te zijn geworden. De angst voor de daders, waaronder de mededader die nog niet is opgepakt, speelt continu door haar hoofd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zijn uitweg heeft gezocht in drank en drugs, en ergens anders is gaan wonen omdat het thuis niet langer ging. Hij is de eerste weken twaalf kilo afgevallen en leeft nog steeds in angst, vooral ‘s nachts. Naast de behandeling die nodig is voor zijn neus ten gevolge van het opgelopen letsel, zegt hij ook psychische hulp nodig te hebben. Hij volgt nu EMDR-therapie. [slachtoffer 1] verklaart dat de overval haar gezin uit elkaar heeft gedreven. Zij ziet de pijn en het verdriet bij haar kinderen. Zij zijn niet in staat om elkaar te troosten, omdat het te zwaar is om het leed bij de ander aan te zien. Ook zij verklaart dat zij niet meer dezelfde vrouw is als daarvoor. Zowel lichamelijk als emotioneel heeft zij veel schade opgelopen. Zo is haar gezicht nog steeds gevoelloos en kan zij haar vingers niet goed gebruiken. Haar gehoor is beschadigd en binnenkort zal zij worden geopereerd aan haar kaken. Ten gevolge van het letsel is zij afhankelijk geworden van anderen en ‘s nachts heeft zij nachtmerries. Ook het jongste slachtoffer [slachtoffer 4] , 8 jaar oud, schrijft in haar slachtofferverklaring dat zij erg bang is voor de overvallers en nachtmerries heeft van de overval. Haar moeder gaat wekelijks met haar naar traumatherapie en zij zegt dat haar dochter is veranderd in een bang en teruggetrokken meisje. Ook is zij weer in haar bed gaan plassen. Voor alle slachtoffers geldt dus dat deze gebeurtenis enorm veel invloed heeft gehad op hun leven. Zoals blijkt uit hun verklaringen, worden zij nog steeds geconfronteerd met de lichamelijk en geestelijke gevolgen van wat hun is overkomen. Het valt helaas te verwachten dat zij daar nog lange tijd mee geconfronteerd zullen blijven worden.
Verdachte en zijn mededaders zijn voor deze enorme gevolgen verantwoordelijk. De rechtbank rekent deze gevolgen verdachte in volle omvang aan. Verdachte heeft op geen enkel moment zichtbaar stilgestaan bij het leed dat zijn handelen bij de slachtoffers zou kunnen veroorzaken. Hij heeft blijkbaar alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie van verdachte van 31 januari 2017 en de strafkaart van 17 februari 2017 blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan zowel vermogensdelicten als geweldsdelicten. Verdachte liep ten tijde van het bewezenverklaarde bovendien in een proeftijd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf allereerst acht geslagen op de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS geeft als oriëntatiepunt bij een overval van een woning met ander dan licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar De huidige woningoverval is dusdanig gewelddadig geweest, en de gevolgen voor de vier slachtoffers - waarvan er drie zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen en alle vier zwaar geestelijk letsel - zijn dusdanig ernstig, dat hier naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van zes jaar als uitgangspunt heeft te gelden.
Vervolgens heeft de rechtbank beoordeeld of er factoren zijn dat maken dat in het geval van verdachte naar boven of naar beneden toe van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat die factoren ofwel afwezig zijn, ofwel elkaar opheffen.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij niet heeft gezien dat zijn mededaders geweld gebruikten. Gegeven de verklaringen van de slachtoffers, het aanzienlijke letsel en de bloedvlekken op de broekspijpen van verdachte is dat volstrekt ongeloofwaardig. Wel lijkt aannemelijk – zo valt namelijk af te leiden uit de verklaring van de slachtoffers – dat de mededaders van verdachte, in het bijzonder mededader [medeverdachte] , zich aanzienlijk gewelddadiger hebben gedragen dan verdachte. In de rol die verdachte speelde bij de toepassing van het geweld ziet de rechtbank daarom geen reden om naar boven toe van het uitgangspunt af te wijken.
Verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten (diefstal, inbraak) en geweldsdelicten (huiselijk geweld), maar nog nooit voor diefstal met geweld of een daarmee vergelijkbaar misdrijf. Er bestaat daarom naar het oordeel van de rechtbank aanleiding om – zij het in een mindere mate dan bij mededader [medeverdachte] die net een half jaar was vrij gekomen na het uitzitten van een gevangenisstraf voor een woningoverval – wegens de recidive naar boven toe van het uitgangspunt af te wijken.
Het pleit ten slotte voor verdachte dat hij, al was het dan na confrontatie met bewijsmiddelen, uiteindelijk ter zitting over de overval heeft verklaard, heeft verteld waarom hij daaraan meedeed en enige spijt heeft betuigd aan de aanwezige slachtoffers, waarbij hij niet onoprecht op de rechtbank is overgekomen. Hij heeft daarmee blijk gegeven, zij het laat en beperkt, dat hij inzicht heeft in het uiterst kwalijke van zijn handelen. In de houding van verdachte ten aanzien van het delict ziet de rechtbank daarom aanleiding om enigszins naar beneden toe van het uitgangspunt af te wijken.
Alles afwegende acht de rechtbank daarom een iets lagere dan door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.