De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is van oordeel dat er thans geen aanleiding is om de RvdK of Jeugdzorg advies te vragen omtrent de belangen van [minderjarige] en de gevolgen van een eventuele verhuizing en acht zich, met hetgeen door partijen en de RvdK naar voren is gebracht en hetgeen [minderjarige] kenbaar heeft gemaakt voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen op de verzoeken van partijen.
Vooropgesteld dient te worden dat man in beginsel het recht heeft zijn leven (opnieuw) in te richten met zijn huidige vriendin en [minderjarige] in [plaats] , Zeeland, indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
De wens van de man om te verhuizen naar [plaats] is overwegend ingegeven door zijn persoonlijke wens om bij zijn huidige vriendin te gaan wonen, om met haar en [minderjarige] een nieuw leven op te bouwen. Daarnaast stelt de man per 7 april 2017 een baan te hebben gevonden in de buurt van [plaats] , te weten in [plaats] . De rechtbank acht de wens van de man om te willen verhuizen dan ook begrijpelijk.
Deze verhuizing brengt echter wel een verandering van de woon- en sociale leefomgeving van [minderjarige] met zich mee en de vraag is of dit in het belang is van [minderjarige] . De rechtbank neemt daarbij in overweging dat [minderjarige] thans met de man in [woonplaats 1] woont en vanaf het schooljaar 2016/2017 in [plaats] naar de middelbare school gaat. Ook laat de rechtbank meewegen dat [minderjarige] zelf stellig in het kinderverhoor heeft aangegeven graag met de man naar Zeeland te willen verhuizen, in de woning van de vriendin van de man en haar zoon te willen gaan wonen, hij er geen moeite mee heeft zijn vriendjes achter te laten en hij enthousiast is over de nieuwe school die de man in [plaats] voor hem heeft uitgezocht. Wel heeft [minderjarige] moeite met de pleegzoon die ook in het gezin woont, maar dat probleem lijkt wel te hanteren door de vriendin van de man. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verandering van de woon- en sociale leefomgeving van [minderjarige] , die de verhuizing met zich mee zal brengen, niet nadelig voor [minderjarige] .
Naast de verandering van de woon- en sociale leefomgeving van [minderjarige] , speelt ook de nakoming van de huidige zorgregeling door de man een rol bij de belangenafweging. Momenteel geldt de bij beschikking van 14 maart 2012 vastgestelde zorgregeling. Deze zorgregeling houdt in dat [minderjarige] eenmaal per twee weken van donderdag tot en met zondag bij de vrouw zal zijn. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat deze regeling in het afgelopen half jaar niet goed is gelopen, maar dat de regeling recent weer is opgestart. De man brengt [minderjarige] thans om het weekend op vrijdag naar de vrouw haalt hem zondag weer op bij de vrouw. De man heeft aangeboden deze ingekorte regeling op zijn kosten voort te zetten. Nu [minderjarige] zelf heeft opgemerkt dat zijn contact met de vrouw in de afgelopen periode niet altijd even goed is geweest en hij het liever niet te lang bij de vrouw wenst te verblijven, is de rechtbank van oordeel dat een verhuizing niet zal leiden tot problemen bij de nakoming van de thans lopende zorgregeling en tevens niet zal betekenen dat het contact dat de vrouw thans met [minderjarige] heeft onredelijk wordt beperkt.
De rechtbank overweegt verder dat de man de verhuizing goed heeft voorbereid en doordacht. De man stelt uitvoerig met [minderjarige] over de eventuele verhuizing te hebben gesproken en hem te hebben betrokken in de beslissing al dan niet te verhuizen. Dat blijkt ook uit hetgeen [minderjarige] heeft gezegd. De man heeft reeds een geschikte middelbare school voor [minderjarige] gevonden, hem daar ingeschreven en [minderjarige] kennis laten maken met deze school. Ook heeft de man zich verdiept in de mogelijkheden die er in de buurt zijn voor hulpverlening voor [minderjarige] , indien dit nodig mocht blijken. [minderjarige] heeft reeds een eigen kamer in de woning van de vriendin van de man, hij lijkt zich prettig te voelen in deze woning en stelt zelf goed contact te hebben met de vriendin van de man en haar zoon. Tevens heeft de man naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat hij op 7 april 2017 kan beginnen bij zij nieuwe werkgever in [plaats] .
Alle voornoemde belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegende, waarbij het belang van de minderjarigen centraal staat, maar niet doorslaggevend is, komt de rechtbank tot de conclusie dat het verzoek van de man om vervangende toestemming voor een verhuizing naar Zeeland toewijsbaar is. Daaruit volgt dat de verzoeken van de vrouw worden afgewezen.
Het verzoek van de man om de zorgregeling, zoals bepaald bij beschikking van 14 maart 2012 te wijzigen, en te bepalen dat de vrouw [minderjarige] eenmaal per twee weken van vrijdagavond tot en met zondagavond bij zich heeft, zal de rechtbank toewijzen. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] om de zorgregeling pas op vrijdagavond, in plaats van donderdag, te laten ingaan in verband met het feit dat [minderjarige] op vrijdag in [plaats] naar school zal gaan.
Nu er geen verzoek aan de rechtbank voorligt ten aanzien van de verdeling van de zorg tijdens de vakanties, zal de rechtbank hier thans geen beslissing over nemen. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen in onderling overleg alsnog afspraken zullen maken over de verdeling van de zorg over [minderjarige] tijdens de vakanties.
Het meer subsidiaire verzoek van de vrouw om te bepalen dat [minderjarige] aan haar wordt toegewezen bij een negatief advies ten aanzien van de verhuizing, waarmee wordt bedoeld dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij haar krijgt, zal de rechtbank gelet op het voorgaande afwijzen. [minderjarige] is geaard bij de man en wenst ook bij hem te blijven wonen.