ECLI:NL:RBAMS:2017:1625

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
15 maart 2017
Zaaknummer
13/845018-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude en valsheid in geschrift in vastgoedtransactie met schijnconstructie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1966 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was betrokken bij een vastgoedtransactie waarbij hij een fictieve koper inschoof om belasting te ontwijken en winst te maximaliseren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting heeft gedaan over de jaren 2004 en 2005, met als doel te weinig belasting te laten heffen. Daarnaast heeft hij valse authentieke akten laten opmaken en gebruikt, wat leidde tot een veroordeling voor valsheid in geschrift. De rechtbank hield rekening met een eerdere veroordeling in 2016 en de overschrijding van de redelijke termijn, wat resulteerde in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de grote financiële belangen en het ondermijnen van het vertrouwen in het Kadaster. De verdachte werd vrijgesproken van het zevende feit, dat betrekking had op witwassen, omdat niet bewezen kon worden dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/845018-12
Datum uitspraak: 15 maart 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] 1966,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
postadres [postadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Hart en van wat verdachte en zijn raadsman mr. D.V.A. Brouwer naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. Het doen van onjuiste of onvolledige aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2004, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven en/of
Valselijk opmaken van een aangifte inkomstenbelasting;
2. Als feitelijk leidinggevende (een) onjuiste aangifte(-n) vennootschapsbelasting (laten) doen over de jaren 2004 en/of 2005, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven en/of
Feitelijk leidinggeven aan het valselijk opmaken of laten opmaken van (een) aangifte(-n) vennootschapsbelasting;
3. Medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd in authentieke akten, meermalen gepleegd;
4. Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een valse of vervalste authentieke akte, meermalen gepleegd
5. Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
6. Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, meermalen gepleegd
7. Witwassen
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Feiten en omstandigheden

Stichting Huizenbezit HVO, verder HVO, heeft begin 2004 haar bedrijfspand aan de [adres] te [plaats] te koop aangeboden. Namens haar trad op makelaar [naam makelaar] . Deze heeft in maart 2004 met een zekere [naam 2] over een prijs van één miljoen euro overeenstemming bereikt. [naam 2] vertegenwoordigde hierbij verdachte.
Op 24 maart 2004 heeft verdachte aan medeverdachte [naam medeverdachte] , notaris te Amsterdam, een fax gestuurd waarin hij hem heeft gevraagd een koopakte voor het pand op te maken waarbij de koper zou zijn Vondel Vastgoed Holding BV, hierna Vondel BV, of een nader te noemen meester. Verdachte was via zijn Antilliaanse vennootschap Wolniar Investments NV, verder Wolniar NV, enig aandeelhouder van Vondel BV en had daarover feitelijk de leiding. Aan [naam medeverdachte] maakte verdachte tevens kenbaar dat het de bedoeling was het pand te splitsen opdat daarin verschillende voor bewoning geschikte appartementen zouden kunnen worden gesticht.
[naam medeverdachte] heeft vervolgens onder meer de gemeente Amsterdam gevraagd te bevestigen dat geen splitsingsvergunning was vereist. Voorts heeft hij een koopakte opgemaakt volgens welke [naam 2] voor zich of een nader te noemen meester het pand kocht voor de eerder genoemde prijs; levering zou plaatsvinden op 1 september 2004. [naam 2] en [naam makelaar] hebben de akte ondertekend en [naam medeverdachte] heeft deze op 10 mei 2004 in het kadaster laten inschrijven.
Op 30 augustus 2004 heeft [naam medeverdachte] een nota van afrekening opgemaakt ten aanzien van de levering van het pand op 1 september 2004. Deze nota is gericht aan HVO.
De levering is toen niet doorgegaan. Volgens twee door [naam medeverdachte] opgemaakte, maar niet gepasseerde leveringsakten zouden van de twaalf appartementsrechten waaruit het pand bestond, vijf voor een koopprijs van in totaal 100.000 euro worden geleverd aan verdachte en zeven voor een koopprijs van in totaal 900.000 euro aan een dochtervennootschap van Vondel BV, Sental Amsterdam BV, verder Sental BV. [naam makelaar] heeft verklaard dat hij de levering heeft belet omdat er geen zakelijke grond was om hieraan mee te werken.
Op 2 september 2004 heeft [naam directeur] , directeur van Sental BV, ten kantore van [naam medeverdachte] een volmacht voor de aankoop van het pand voor één miljoen euro ondertekend.
Op instructie van verdachte heeft een medewerker van Vondel BV de volgende dag aan [naam medeverdachte] bericht dat een zekere [naam 1] het pand zou kopen en afnemen voor één miljoen euro en dat deze het pand dezelfde dag zou doorverkopen en leveren tegen een prijs van 1,85 miljoen euro aan Sental BV, waarbij Sental BV de door haar aan [naam 1] verschuldigde koopsom met hem zou verrekenen. [naam 1] heeft later verklaard en verdachte heeft bevestigd dat sprake was van een schijnconstructie omdat [naam 1] in werkelijkheid optrad voor verdachte.
Later heeft verdachte aan Sental BV de instructie doen geven een schuld van 850.000 euro (het verschil tussen de voor HVO bestemde koopsom en de door Sental BV volgens de met [naam 1] gesloten overeenkomst verschuldigde koopsom) te boeken ten gunste van Wolniar NV in de rekening-courant die Wolniar NV aanhield bij Sental BV.
[naam medeverdachte] heeft de koopakten en leveringsakten van de zojuist omschreven ABC transactie opgemaakt en op 6 september 2004 laten passeren, waarna hij de leveringsakten in het kadaster heeft doen inschrijven. Op 4 november 2004 is er nog een herstelakte opgemaakt en verleden omdat door een vergissing te weinig appartementsrechten waren geleverd.
In verband met de wijzigingen in de transacties zijn steeds nieuwe nota’s van afrekening opgemaakt en verzonden aan Sental BV. Ten slotte heeft [naam medeverdachte] voor zijn werkzaamheden declaraties verzonden die zijn betaald.
Verdachte heeft op 4 april 2006 zijn aangifte Inkomstenbelasting schriftelijk ingediend bij de Belastingdienst, welke aangifte op 7 april 2006 is ontvangen bij de Belastingdienst. Op 1 april 2006 heeft de Belastingdienst de aangifte Vennootschapsbelasting over het jaar 2004 van Vondel BV elektronisch ontvangen en op 18 juni 2007 is de aangifte Vennootschapsbelasting over het jaar 2005 van Vondel BV elektronisch ontvangen.
Uit de aangifte Inkomstenbelasting 2004 blijkt dat verdachte de winst over de transactie met de [adres] niet bij zijn inkomsten heeft opgegeven, noch heeft opgegeven dat hij vorderingen had. Uit de aangiften Vennootschapsbelasting van Vondel BV blijkt dat de transactie in 2004 (door werkmaatschappij Sental BV) tegen een aankoopprijs van 1,85 miljoen euro is opgenomen en geactiveerd, hetgeen ook gevolgen heeft voor de aangifte Vondel BV van 2005.

4.Voorvragen

4.1
Partiële nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 7
4.1.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft in haar requisitoir gesteld dat het evident is dat het verwijt van witwassen mede ziet op het bedrag dat verdachte aan fiscaal voordeel heeft genoten door de transactie met de [adres] niet op te nemen in zijn aangifte Inkomstenbelasting en de aangifte Vennootschapsbelasting. Van de gestelde nietigheid van de tenlastelegging van feit 7, voor zover het dit bedrag betreft, kan daarom geen sprake zijn.
4.1.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de tekst van de tenlastelegging ten aanzien van het witwassen niet kan worden begrepen dat de officier van justitie hiermee tevens heeft bedoeld het witwassen van het belastingvoordeel. De verdediging is er steeds vanuit gegaan dat de beschuldiging ziet op het bedrag van de vordering van Vondel BV die in rekening courant is geboekt bij Wolniar NV. Voor zover de tenlastelegging tevens ziet op het belastingvoordeel is de tenlastelegging nietig, nu de verdediging zich hierop niet heeft kunnen voorbereiden.
4.1.3
Oordeel van de rechtbank
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de tenlastelegging niet duidelijk blijkt dat de verweten gedraging witwassen mede zou zien op de hierboven vermelde door verdachte behaalde fiscale voordeel. Dit wordt niet anders wanneer de onderliggende stukken van het dossier worden meegenomen in de beoordeling. Dit betekent dat niet verwacht kan worden dat verdachte zich op dit verwijt heeft voorbereid, en dat het niet als onderdeel van de witwasbeschuldiging kan worden meegenomen. Dit leidt echter niet tot een partiele nietigverklaring van de ten laste legging, nu dit specifieke verwijt daar niet expliciet in vermeld staat.
4.2
Ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 en 2 tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde
4.2.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verklaard kennis te hebben genomen van eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 69, vierde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) ook van toepassing heeft verklaard ten aanzien van artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank heeft in deze eerdere zaken geoordeeld dat als het opmaken van de aangifte en het (elektronische) verzenden hiervan volledig met elkaar samenvallen, grond bestaat om de vervolgingsuitsluitingsgrond ook voor artikel 225 lid 1 Sr aan te nemen. In de onderhavige zaak is van een samenval van rechtsmomenten echter geen sprake. Artikel 225 lid 1 Sr ziet op het opmaken van de aangiften en dat is niet de indieningshandeling, die op een later moment heeft plaatsgevonden. Van niet ontvankelijkheid is dan ook geen sprake.
4.2.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de officier van justitie op grond van de zojuist bedoelde uitspraken van de rechtbank van Amsterdam niet ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van het onder 1 en 2 tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde feit.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de vervolging van verdachte op grond van valsheid in geschrifte ex artikel 225 eerste lid Sr op gespannen voet staat met de vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 69, vierde lid Awr, welke uitsluitingsgrond betrekking heeft op het gebruik maken van valse geschriften in de zin van artikel 225, tweede lid, Sr. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Artikel 69 lid 4 Awr houdt in dat indien het feit, ter zake waarvan de verdachte kan worden vervolgd, zowel valt onder een van de bepalingen van het eerste of het tweede lid, als onder die van artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, strafvervolging op grond van genoemd artikel 225, tweede lid, is uitgesloten. De eerste twee leden van artikel 69 Awr bezitten specialiteit ten opzichte van artikel 225, tweede lid, Sr. Strafvervolging op grond van dit artikellid is uitgesloten. De vraag is of de gedragingen die thans via artikel 225, eerste lid, Sr ten laste zijn gelegd ook onder het toepassingsbereik van de vervolgingsuitsluitingsgrond vallen. In beginsel staat genoemde vervolgingsuitsluitingsgrond aan een vervolging terzake artikel 225 lid 1 Sr niet in de weg.
In een aantal uitspraken (Rb Amsterdam, 27 juli 2016 en Rb Amsterdam, 21 februari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1083) waarbij de belastingaangiften via een elektronisch aangifteformulier zijn opgemaakt, heeft de rechtbank geoordeeld dat het gaat om gedragingen die volledig met elkaar samenvallen, zodat er grond bestaat om ten opzichte van het als tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde artikel 225 lid 1 Sr specialiteit van de Awr aan te nemen. In deze zaken is de officier van justitie ten aanzien van de tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde valsheid in geschrift niet ontvankelijk verklaard.
In de onderhavige zaak wordt verdachte onder meer verweten dat hij de aangifte Inkomstenbelasting 2004 en de aangiften Vennootschapsbelasting 2004 en 2005 valselijk heeft opgemaakt of laten opmaken en vervolgens heeft ingediend of laten indienen bij de Belastingdienst. Deze aangiften zijn opgemaakt met het enige doel om ze bij de Belastingdienst in te dienen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit, het opmaken en indienen van de onjuiste aangifte Inkomstenbelasting, is de aangifte niet via een elektronisch aangifteformulier ingediend. Feitelijk betekent dit dat er verschillende, elkaar opvolgende maar van elkaar te onderscheiden, wilsbesluiten zijn aan te wijzen die tot het opmaken en tot het versturen van de aangiften hebben geleid. Daardoor vallen de handelingen van het opmaken van de aangifte en het indienen ervan bij de Belastingdienst niet samen in één rechtsmoment. Er is daarom, geen sprake van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit acht de rechtbank de officier van justitie eveneens ontvankelijk in de vervolging voor het tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde artikel 225 lid 1 Sr. Zij overweegt hierover als volgt. Feitelijk vereist het opstellen van een aangifte Vennootschapsbelasting, gelet op de hoeveelheid gegevens en de complexiteit van de gemiddelde bedrijfsboekhouding, meerdere wilsbesluiten van de opsteller, alsook van diegene die de aangifte ondertekent, c.q. goedkeurt. Pas na voltooiing van dit proces kan het wilsbesluit om de aangifte in te dienen worden genomen. Gelet daarop is hier evenmin sprake van samenvallende rechtsmomenten, ook al is de aangifte elektronisch verzonden.
4.3
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Waardering van het bewijs

5.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
5.2
Het standpunt van de verdediging
5.2.1
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak van dit feit bepleit. Verdachte bestrijdt dat hij de aangifte Inkomstenbelasting onjuist heeft ingevuld. Hij heeft geen persoonlijk voordeel gehad uit de transactie [adres] . Deze transactie heeft geleid tot een boeking in de administratie van Vondel BV, waarbij de rekening-courantpositie van Wolniar NV is gecrediteerd. Er heeft geen verandering plaatsgevonden in de rekening-courantverhouding tussen Wolniar NV en verdachte. Er kan niet bewezen worden dat verdachte enig geldbedrag of enige vordering in privé heeft genoten of ontvangen.
Indien moet worden aangenomen dat, omdat verdachte aandeelhouder is van Wolniar NV, het bedrag waarmee de rekening-courant van Wolniar NV werd gecrediteerd toch tot het inkomen van verdachte moet worden gerekend, dan is de vraag aan de orde of verdachte opzet had op de onjuistheid van het invullen van de aangifte en dat hij zich hiervan bewust was. Deze bewustheid zou volgens de officier van justitie moeten blijken uit een kruistabel (D-142) opgemaakt in november 2006. Dit document kan niet dienen tot enig bewijs, nu dit is opgemaakt na onderhavige feiten. Dat verdachte zich op dat moment bewust was van mogelijke fiscale consequenties wil nog niet zeggen dat hij dat ook was ten tijde van het opmaken en indienen van de aangifte.
5.2.2
Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van de aangifte Vennootschapsbelasting 2004 meent verdachte dat alles was rechtgetrokken door de transactie op Wolniar NV te boeken. Hij meent ook dat hij in het kader van de vaststellingsovereenkomst hierover transparant is geweest naar de Belastingdienst, zodat hij in geen van de beide aangiften iets verwijtbaars heeft gedaan.
5.2.3
Ten aanzien van de feiten 3, 4, 5 en 6
Deze feiten zijn alle een uitvloeisel van één wilsbesluit, te weten het besluit om [naam 1] aan te wijzen als koper en hem vervolgens het pand door te laten verkopen aan Sental BV. Op grond van dit wilsbesluit zijn de diverse akten opgemaakt, zijn deze aan partijen verstrekt en zijn de akten ingeschreven in het Kadaster. Ook op grond van dit wilsbesluit zijn door de notaris de nota’s van afrekening opgemaakt, zijn deze naar partijen gezonden waardoor zij de nota’s voorhanden hebben gehad.
5.2.4
Ten aanzien van feit 7
De raadsman heeft voor dit feit primair vrijspraak bepleit.
Niet bewezen kan worden dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. Volgens het openbaar ministerie was het de bedoeling dat de appartementsrechten door Vondel BV/Sental BV zouden worden verkregen voor 1 miljoen euro. Het honorarium van de notaris is niet uit misdrijf afkomstig. Het geldbedrag betreft slechts een boeking in de administratie van Vondel BV, waardoor de rekening-courantpositie is gewijzigd. De vordering is voortgevloeid uit een administratieve boeking en dus niet uit misdrijf afkomstig. De vordering is gecreëerd en daarna is er niets mee gedaan.
Subsidiair bepleit hij ontslag van rechtsvervolging nu het –indien bewezen- voorwerpen betreft die uit eigen misdrijf afkomstig zijn. In dat geval zal er meer moeten zijn dan alleen verwerven of voorhanden hebben van het voorwerp.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
Vrijspraak van het onder 7 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 7 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Het geldbedrag van € 850.000,- dan wel € 825.000,- is de winst die is voortgekomen uit de transactie en derhalve niet uit misdrijf afkomstig. Dit geldt eveneens voor de appartementsrechten die zijn verkregen. Het honorarium van € 700,- respectievelijk € 2.850,- betreft de betalingen voor de door [naam medeverdachte] verrichte diensten en is derhalve evenmin uit misdrijf verkregen. Nu niet is vastgesteld dat deze voorwerpen/geldbedragen uit misdrijf zijn afkomstig zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
5.3.2
Het oordeel over de overige verwijten
5.3.2.1 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de werkelijke koopprijs niet 1,85 miljoen euro maar 1 miljoen euro bedroeg, en dat hij bewust [naam 1] als fictieve koper er tussen schoof om tijd te rekken. Hij wilde een koopconstructie bedenken waarbij zo weinig mogelijk belasting betaald moest worden en zo veel mogelijk van de (toekomstige) winst bij hemzelf persoonlijk terecht zou komen. Zijn eerder gebruikte systeem, waarbij hij door middel van management fees de winst verplaatste, kon niet meer gebruikt worden, daar had de belastingdienst hem kort hiervoor op gewezen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee opzettelijk een schijnconstructie heeft gecreëerd om de winst van zijn werkmaatschappij Sental BV met 850.000 euro fictief te drukken, waardoor de holding Vondel BV minder belasting betaalde en hij via Wolniar NV een uitkering aan zichzelf deed. De stelling van verdachte dat hij zich niet realiseerde dat hij de winst op ongeoorloofde wijze heeft gedrukt en zichzelf verrijkt, en dat hij in het kader van het onderzoek van de belastingdienst transparant is geweest ten aanzien van deze transactie, verdient geen geloof. Daarbij weegt mee dat verdachte tijdens het boekenonderzoek in 2004 gewaarschuwd werd ten aanzien van het systeem van management fees en dat uit het dossier blijkt dat gedurende het onderzoek dat geleid heeft tot de Vaststellingsovereenkomst 2001-2007 niets is vermeld of bekend is geworden omtrent de transactie met betrekking tot het pand aan de [adres] .
De belastingkamer van de rechtbank Gelderland heeft op 2 juni 2015 uitspraak gedaan over aan verdachte en Vondel BV opgelegde naheffingen in verband met de transactie (de aanslag Inkomstenbelasting 2004 en de aanslagen Vennootschapsbelasting 2004 en 2005) Beide vonnissen zijn inmiddels onherroepelijk geworden. De rechtbank Gelderland heeft ten aanzien van de aanslag Inkomstenbelasting 2004 onder meer het volgende overwogen:

Nu [naam 1] verder geen betalingen heeft gedaan, moet het ervoor worden gehouden dat de betaling aan HVO is geschied door Sental en dat het bedrag van € 850.000,- nooit is verrekend met [naam 1] . De andersluidende notariële aktes en nota’s van afrekening zijn in zoverre geen afspiegeling van de werkelijkheid. Dit is voorts in overeenstemming met de feiten die zijn voorafgegaan aan de overdracht op 6 september 2004 en waaruit volgt dat het steeds de bedoeling is geweest dat Sental (of Vondel) de appartementsrechten zou kopen voor de door [naam 2] bedongen koopprijs van € 1.000.000,-.
Voorts overweegt de rechtbank:

34. Het voorgaande leidt ertoe dat de feiten fiscaal anders moeten worden gekwalificeerd
dan uit de notariële aktes en nota's van afrekening volgt. De transacties waarbij [naam 1]
volgens de aktes partij is geweest dienen te worden genegeerd en het moet ervoor worden
gehouden dat Sental de appartementsrechten heeft verworven voor de met HVO
overeengekomen koopprijs van € 1.000.000. Door de appartementsrechten te activeren op de
balans van Sental tegen een waarde van € 1.850.000 onder gelijktijdige boeking van een
lening van Wolniar, die dat bedrag als lening van eiser in de rekening-courant met eiser heeft
verwerkt, heeft eiser de beschikking gekregen over een vrij van Wolniar te vorderen bedrag
van ten minste € 825.000. Sental is daardoor verarmd en eiser is verrijkt zonder reële
tegenprestatie. Uit de gedingstukken volgt verder dat eiser steeds de regie heeft gehad over
de transacties, zodat aannemelijk is dat zowel Sental als eiser zich bewust waren van de
bevoordeling van eiser. Verweerder heeft derhalve terecht gesteld dat sprake is van een
verkapte winstuitdeling van - na verrekening van een fee van € 25.000 voor [naam 2] -
€ 825.000. die in 2004 bij eiser in box 2 had moeten worden belast.
35. Eiser heeft in zijn aangifte IB/PVV 2004 deze uitdeling niet verantwoord. Uit het
voorgaande moet de conclusie worden getrokken dat eiser de winstuitdeling heeft geprobeerd
te verhullen en aldus opzettelijk heeft verzwegen voor de fiscus. Gelet hierop, is eiser te
kwader trouw geweest bij het doen van aangifte, als bedoeld in artikel 16 van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen (AWR). Verweerder was reeds hierom bevoegd de
navorderingsaanslag IB/PVV 2004 op te leggen, zodat niet meer behoeft te worden ingegaan
op de vraag of sprake is van een nieuw feit.”
Met betrekking tot het geschil over de Vennootschapsbelastingbelasting was de uitspraak van de rechtbank Gelderland in wezen gelijkluidend. Op grond van haar oordeel in de Inkomensbelastingkwestie kwam zij tot de conclusie dat in de boeken van Sental BV de aanschafwaarde van de appartementsrechten voor een veel te laag bedrag was geboekt (namelijk na aftrek van een fee voor [naam 2] voor 0,825 miljoen euro te weinig) zodat de boekwinst 0,825 miljoen hoger was geweest dan opgegeven.
De rechtbank sluit zich aan bij deze uitspraken en voegt hieraan toe dat, gelet op al het voorgaande, verdachte ook in strafrechtelijke zin verwijtbaar heeft gehandeld, door de aangifte Inkomstenbelasting 2004 en de aangiften Vennootschapsbelasting 2004 en 2005 opzettelijk onjuist te laten opmaken.
5.3.2.2 De omstandigheid dat in de boeken van Wolniar NV pas na het jaar 2004 de toename van haar vordering in haar rekening-courant verhouding met Sental BV is geboekt en dat volgens verdachte Wolniar NV toen of later geen uitkering aan verdachte in privé heeft gedaan, maakt dit niet anders, omdat de transactie plaatsvond in 2004 en toen de winst die verdachte buiten het zicht van de fiscus wilde houden, is gerealiseerd. Hoe dit nadien boekhoudkundig werd uitgewerkt, acht de rechtbank niet van belang voor de vraag wanneer aangifte diende te worden gedaan.
5.3.2.3 Het voorgaande brengt mee dat ook het verwijt dat verdachte valse authentieke akten en valse nota’s van afrekening heeft doen opmaken en heeft doen gebruiken of heeft gebruikt, opgaat. Uit het vandaag uitgesproken vonnis in de zaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] blijkt dat de rechtbank hem niet strafrechtelijk aansprakelijk houdt voor het opmaken en (doen) gebruiken van die akten en afrekeningen.
Anders dan door de verdediging lijkt te worden aangevoerd, was telkens sprake van een verschillend wilsbesluit dat aan de delicten ten grondslag lag, ook al vond dit alles zijn oorsprong in het besluit van verdachte om met behulp van de door hem bedachte schijnconstructie, waarbij [naam 1] als zijn stroman optrad, de winst uit de aankoop van het pand aan de [adres] onbelast naar zichzelf te doen toevloeien.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1
in de periode van 4 tot en met 7 april 2006 in Amsterdam, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2004 (D-013, D-101) onjuist en onvolledig heeft laten doen, immers heeft verdachte opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Amsterdam ingediende aangiftebiljet inkomstenbelasting over genoemd jaar een te laag belastbaar inkomen laten opgeven en een onvolledig opgave laten doen van zijn vorderingen, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
en
hij in de periode van 4 tot en met 7 april 2006 Amsterdam, althans in Nederland, een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2004 (D-013, D-101) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft doen opmaken immers heeft verdachte in strijd met de waarheid op het aangiftebiljet inkomstenbelasting over het jaar 2004 een te laag belastbaar inkomen en een te laag belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang laten opgeven en een onvolledig opgave laten doen van de vorderingen,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Ten aanzien van feit 2
Vondel Vastgoed Holding BV (als moeder van de fiscale eenheid waarin Sental Amsterdam BV was opgenomen) op 1 april 2006 (over het jaar 2005) en op 18 juni 2007 (over het jaar 2004) Apeldoorn,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte Vennootschapsbelasting ten name van Vondel Vastgoed Holding BV over het jaar 2004 (D-020) en over het jaar 2005 (D-012, D-100), onjuist heeft laten doen,
immers heeft die Vondel Vastgoed Holding B.V. telkens opzettelijk in de naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst Apeldoorn toegezonden aangiften vennootschapsbelasting ten name van Vondel Vastgoed Holding B.V. over genoemde jaren telkens een te laag bedrag aan belastbare winst en een te laag bedrag aan te betalen vennootschapsbelasting laten opgeven,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
en
Vondel Vastgoed Holding BV (als moeder van de fiscale eenheid waarin Sental Amsterdam BV was opgenomen) in de periode van 1 april 2006 tot en met 18 juni 2007 Amsterdam,
twee bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiftebiljetten vennootschapsbelasting ten name van Vondel Vastgoed Holding BV over de jaren 2004 (D-020) en 2005 (D012, D100), - zijnde telkens een geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft doen laten opmaken, immers heeft verdachte telkens in strijd met de waarheid in de aangiftebiljetten vennootschapsbelasting terzake van de jaar 2004 en 2005 een te laag bedrag aan belastbare winst en een te laag bedrag aan te betalen vennootschapsbelasting doen opgeven en de aangekochte appartementsrechten gelegen aan de [adres] te Amsterdam (ingevolge D-005 en D-069, AH-058) voor een te hoge boekwaarde doen opnemen,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
Ten aanzien van feit 3
in de periode van 15 augustus 2004 tot en met 4 november 2004 te Amsterdam, in authentieke akten, te weten in:
  • de “akte van levering appartementsrecht” van het pand [adres] te Amsterdam door Stichting Huizenbezit HVO aan dhr. [naam 1] d.d. 6 september 2004 (D001) en
  • de “akte van levering appartementsrecht” van het pand [adres] te Amsterdam door dhr. [naam 1] aan Sental Amsterdam BV d.d. 6 september 2004 (D005)
en
- de “akte van levering appartementsrechten” van het pand [adres] te Amsterdam door dhr. [naam 1] aan Sental Amsterdam BV d.d. 4 november 2004 (D006),
valse opgaven aangaande feiten van welks waarheid de akte moet doen blijken heeft doen opnemen, bestaande die valse opgaven hierin dat
D-001:
  • [naam 1] , aangeduid met Koper, bij onderhandse akte gedateerd achtentwintig april tweeduizend vier van Verkoper heeft gekocht het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de bedrijfsruimte op de begane grond, plaatselijk bekend [adres] Amsterdam, en
  • de heer [naam 2] als zijn meester onder meer heeft aangewezen de Koper ( [naam 1] ) , en
  • Verkoper aan Koper ( [naam 1] ) het Verkochte levert en Koper ( [naam 1] ) die levering aanvaardt, en
  • de kosten van de levering en overdracht van het Verkochte, waaronder begrepen de notariële kosten, de overdrachtsbelasting en het kadastrale recht voor rekening van Koper ( [naam 1] ) zijn, en
  • deze kosten door Koper ( [naam 1] ) zijn voldaan door storting op de kwaliteitsrekening Derdengelden [naam medeverdachte] , notaris te Amsterdam, en
  • vanaf heden (zes september 2004) de baten Koper ( [naam 1] ) ten goede komen, de lasten voor zijn rekening zijn en hij het risico van het Verkochte draagt, en
D-005:
  • [naam 1] , aangeduid met Verkoper, aan Koper heeft verkocht het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de bedrijfsruimte op de begane grond, plaatselijk bekend [adres] Amsterdam, en
  • Verkoper ( [naam 1] ) ter uitvoering hiervan dit appartementsrecht levert aan Koper, en/of
  • de koopprijs van het Verkochte bedraagt één miljoen achthonderdvijftigduizend euro (EURO 1.850.000,00), en
  • de koopprijs en alle overige bedragen, die Koper blijkens de nota van afrekening bij de levering aan Verkoper ( [naam 1] ) dient te betalen, deels door verrekening tussen partijen, alsmede deels door schuldigerkenning onder nader tussen partijen overeen te komen voorwaarden zullen worden voldaan, en
D-006:
  • [naam 1] , aangeduid met Verkoper, aan Koper heeft verkocht het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de bedrijfsruimte op de begane grond, plaatselijk bekend [adres] Amsterdam, en
  • Verkoper ( [naam 1] ) en Koper een koopovereenkomst hebben gesloten, waarbij Verkoper voor de koopsom van één miljoen achthonderdvijftigduizend euro (EURO 1.850.000,00) aan Koper twaalf appartementsrechten heeft verkocht, en
  • de koopprijs van het Registergoed, dat wil zeggen van alle twaalf genoemde appartementsrechten, één miljoen achthonderdvijftigduizend euro (EURO 1.850.000,00) bedraagt, en/of
  • deze koopprijs bij genoemde levering de dato zes september tweeduizend vier is voldaan
terwijl in werkelijkheid Vondel Vastgoed Holding BV of Sental Amsterdam BV de nader te noemen meester was en de appartementsrechten van Stichting Huizenbezit HVO heeft gekocht voor een bedrag van EURO 1.000.000,00, en [naam 1] als stroman heeft gefungeerd
met het oogmerk om die akten te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken
als ware die opgaven in overeenstemming met de waarheid;
Ten aanzien van feit 4
in de periode van 6 september 2004 tot en met 17 december 2014 te Amsterdam en/of Hilversum, althans in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt en laten maken van en heeft laten afleveren en/of voorhanden heeft gehad drie authentieke akten, als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, te weten
  • de “akte van levering appartementsrecht” van het pand [adres] te Amsterdam door Stichting Huizenbezit HVO aan [naam 1] d.d. 6 september 2004 (D001) en
  • de “akte van levering appartementsrecht” van het pand [adres] te Amsterdam door [naam 1] aan Sental Amsterdam BV d.d. 6 september 2004 (D005)
en
- de “akte van levering appartementsrechten” van het pand [adres] te Amsterdam door [naam 1] aan Sental Amsterdam BV d.d. 4 november 2004 (D006),
met daarin opgenomen valse opgaven aangaande feiten van welks waarheid de akte moet doen blijken, te weten dat
D-001:
  • [naam 1] , aangeduid met Koper, bij onderhandse akte gedateerd achtentwintig april tweeduizend vier van Verkoper heeft gekocht het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de bedrijfsruimte op de begane grond, plaatselijk bekend [adres] Amsterdam, en
  • de heer [naam 2] als zijn meester onder meer heeft aangewezen de Koper ( [naam 1] ) , en
  • Verkoper aan Koper ( [naam 1] ) het Verkochte levert en Koper ( [naam 1] ) die levering aanvaardt, en
  • de kosten van de levering en overdracht van het Verkochte, waaronder begrepen de notariële kosten, de overdrachtsbelasting en het kadastrale recht voor rekening van Koper ( [naam 1] ) zijn, en
  • deze kosten door Koper ( [naam 1] ) zijn voldaan door storting op de kwaliteitsrekening Derdengelden mr K.B. [naam medeverdachte] , notaris te Amsterdam, en/of
  • vanaf heden de baten Koper ( [naam 1] ) ten goede komen, de lasten voor zijn rekening zijn en hij het risico van het Verkochte draagt, en
D-005:
  • [naam 1] , aangeduid met Verkoper, aan Koper heeft verkocht het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de bedrijfsruimte op de begane grond, plaatselijk bekend [adres] Amsterdam, en
  • Verkoper ( [naam 1] ) ter uitvoering hiervan dit appartementsrecht levert aan Koper, en
  • de koopprijs van het Verkochte bedraagt één miljoen achthonderdvijftigduizend euro (EURO 1.850.000,00), en
  • de koopprijs en alle overige bedragen, die Koper blijkens de nota van afrekening bij de levering aan Verkoper ( [naam 1] ) dient te betalen, deels door verrekening tussen partijen, alsmede deels door schuldigerkenning onder nader tussen partijen overeen te komen voorwaarden zullen worden voldaan, en
D-006:
  • [naam 1] , aangeduid met Verkoper, aan Koper heeft verkocht het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de bedrijfsruimte op de begane grond, plaatselijk bekend [adres] Amsterdam, en
  • Verkoper ( [naam 1] ) en Koper een koopovereenkomst hebben gesloten, waarbij Verkoper voor de koopsom van één miljoen achthonderdvijftigduizend euro (EURO 1.850.000,00) aan Koper twaalf appartementsrechten heeft verkocht, en
  • de koopprijs van het Registergoed, dat wil zeggen van alle twaalf genoemde appartementsrechten, één miljoen achthonderdvijftigduizend euro (EURO 1.850.000,00) bedraagt, en
  • deze koopprijs bij genoemde levering de dato zes september tweeduizend vier is voldaan
terwijl in werkelijkheid Vondel Vastgoed Holding BV of Sental Amsterdam BV de nader te noemen meester was en de appartementsrechten van Stichting Huizenbezit HVO heeft gekocht voor een bedrag van EURO 1.000.000,00, en [naam 1] als stroman heeft gefungeerd
bestaande dat gebruikmaken en (doen) afleveren hierin dat voornoemde akten zijn ingeschreven in het Kadaster en voornoemde akten of afschriften daarvan zijn verzonden naar Stichting Huizenbezit HVO en [naam bedrijfsmakelaardij] Bedrijfsmakelaardij (D-083) en bestaande dat voorhanden hebben hierin dat deze akten of afschriften daarvan (middellijk, bij zijn vennootschappen) voorhanden zijn geweest,
terwijl hij wist dat de akten bestemd waren voor zodanig gebruik;
Ten aanzien van feit 5
hij op tijdstippen in de periode van 15 augustus 2004 tot en met 1 januari 2005 te Amsterdam, opzettelijk geschriften, te weten:
1. een nota van notaris [naam medeverdachte] aan Sental Amsterdam BV d.d. 31 augustus 2004, nummer 394/856 (D-014, D-062, D-074, D-077)
en
2. een nota van notaris [naam medeverdachte] aan Sental Amsterdam BV d.d. 31 augustus 2004, nummer 394/856 (D-015, D-075)
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft doen opmaken zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en bestaande die valsheid hierin dat verdachte in die nota’s ad 1 en ad 2 valselijk en in strijd met de waarheid valselijk en in strijd met de waarheid heeft doen opnemen, dat de koopsom registergoed inzake de aankoop [adres] te Amsterdam EURO 1.850.000,00 heeft bedragen, terwijl in werkelijkheid de koopsom registergoed EURO 1.000.000,00 bedroeg;
Ten aanzien van feit 6 primair
op tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 augustus 2004 tot en met 17 december 2014 te Amsterdam en/of Hilversum, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt en doen maken van, en laten afleveren en voorhanden heeft gehad geschriften, te weten:
1. een nota van notaris [naam medeverdachte] aan Sental Amsterdam BV d.d. 31 augustus 2004, nummer 394/856 (D-014, D-062, D-074, D-077)
en
2. een nota van notaris [naam medeverdachte] aan Sental Amsterdam BV d.d. 31 augustus 2004, nummer 394/856 (D-015, D-075)
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij, verdachte wist dat die geschriften bestemd waren tot gebruik als ware die geschriften echt en onvervalst, immers
heeft hij, verdachte in die nota’s ad 1 en ad 2 telkens valselijk en in strijd met de waarheid laten opnemen dat de koopsom registergoed (inzake de aankoop [adres] ) EURO 1.850.000,00 heeft bedragen, terwijl in werkelijkheid de koopsom registergoed EURO 1.000.000,00 bedroeg
immers zijn deze geschriften in de administratie van Vondel Vastgoed Holding BV te Amsterdam voorhanden geweest en opgenomen en verwerkt in de jaarcijfers en afgeleverd aan de belastingadviseur;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

8.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf

10.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft hierbij als uitgangspunt genomen een benadelingsbedrag van € 466.125,-, waarbij volgens de LOVS-oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden geïndiceerd is. In strafverlagende zin heeft zij er rekening mee gehouden dat verdachte de aanslagen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting inmiddels heeft voldaan. In mindere mate heeft zij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, nu zij van oordeel is dat dit mede is veroorzaakt door de procedure die door de medeverdachte is gevoerd met betrekking tot de in beslag genomen geheimhoudersstukken.
Voorts heeft zij er rekening mee gehouden dat verdachte vorig jaar in een andere BTW-zaak is veroordeeld. Zij acht artikel 63 van het wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat gelet op de samenhang van de ten laste gelegde feiten sprake is van een voortgezette handeling overeenkomstig artikel 56 lid 2 Sr. Dit geldt voor de feiten 3 en 4 en de feiten 5 en 6. Nu de feiten het gevolg zijn van één wilsbesluit is sprake van een eendaadse samenloop op voet van artikel 55 lid 1 Sr.
Voorts dient bij de strafbepaling rekening te worden gehouden met artikel 63 Sr, nu verdachte recent door de rechtbank is veroordeeld en onderhavig feit vóór de behandeling van die zaak heeft plaatsgevonden. Ten slotte dient rekening te worden gehouden met het tijdsverloop. De thans ten laste gelegde feiten hebben 13 jaar geleden plaatsgevonden en het strafrechtelijk onderzoek is in 2012 aangevangen. Voorts dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij zijn belastingschuld inmiddels heeft afbetaald.
De raadsman is van mening dat bij de strafoplegging kan worden volstaan met een combinatie van strafsoorten die geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf met zich brengt.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude door in zijn aangifte Inkomstenbelasting 2004 een te laag belastbaar inkomen op te geven en onvolledige opgave te doen van zijn vorderingen. Tevens heeft hij als feitelijk leidinggevende in de aangifte Vennootschapsbelasting 2004 en 2005 van zijn BV Vondel Vastgoed Holding een te laag bedrag aan belastbare winst en een te laag bedrag aan te betalen vennootschapsbelasting opgegeven.
Met het begaan van belastingfraude zijn grote financiële belangen gemoeid. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit type strafbare feiten lastig op te sporen is en leidt tot fiscaal nadeel. Door het indienen van onjuiste aangiften is de Belastingdienst niet in staat belastingverplichtingen vast te stellen en aanslagen op te leggen. Als benadelingsbedrag dat door het handelen van verdachte niet geïnd is kunnen worden, gaat de rechtbank uit van € 446,125,-.
Daarnaast heeft verdachte authentieke notariële akten valselijk laten opmaken en hiervan gebruik gemaakt en gebruik laten maken met als doel het uit het zicht houden van de winsten op verkoop van onroerend goed. Leveringsakten van onroerende zaken dienen ervoor om aan derden kenbaar te maken wie de eigendom van de onroerende zaak heeft. Derden moeten op de inschrijvingen in het Kadaster kunnen vertrouwen. Door het handelen van verdachte heeft hij het vertrouwen dat in dit openbare register moet kunnen worden gesteld, ondermijnd.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en het gebruik maken van valse geschriften. Hij heeft de nota’s van afrekening van de notaris, die gebaseerd zijn op de valse aktes, gebruikt als bewijs bij de Belastingdienst.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. Met name het doen opmaken en het gebruik maken van valse of vervalste authentieke akten acht de rechtbank zeer ernstig.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met artikel 63 Sr. Verdachte is, gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie van 24 januari 2017, op 4 maart 2016 door de Meervoudige Strafkamer van deze rechtbank terzake van belastingfraude veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft thans bij de beoordeling van de strafmaat in overweging te nemen wat zij zou hebben opgelegd als de onderhavige strafzaak gelijktijdig met de eerdere strafzaak zou zijn behandeld.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Straf voor fraude, die hoge gevangenisstraffen noemen. Bij een benadelingsbedrag van tussen de € 250.000,- en € 500.000,- wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden genoemd.
Gelet op het benadelingsbedrag van ruim € 466.125,- zou onder normale omstandigheden een gevangenisstraf van rond 16 maanden in de rede hebben gelegen.
De rechtbank zal echter in het voordeel van verdachte rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn. De strafvervolging is in mei 2012 aangevangen, thans bijna vijf jaar geleden. Dat de medeverdachte van zijn recht gebruik heeft gemaakt om een rechterlijke procedure te volgen over de geheimhoudersstukken, kan aan verdachte niet worden tegengeworpen. Het openbaar ministerie had er immers voor kunnen kiezen beide zaken apart bij de rechtbank aan te brengen. Daar komt bij dat het onderzoek bij de rechter-commissaris eind 2015 gereed was.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met 34 maanden is overschreden.
De rechtbank oordeelt dat, in tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft betoogd, geen sprake is van een voortgezette handeling of eendaadse samenloop, nu voor zowel het opmaken van de geschriften als voor het gebruik maken hiervan aparte wilsbesluiten zijn genomen, welke wilsbesluiten in tijd uit elkaar lopen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat zij verdachte van het onder 7 ten laste gelegde feit zal vrijspreken, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 51, 57, 63, 225 en 227 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart het onder 7 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven
en
Valsheid in geschrifte;
Ten aanzien van feit 2
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
en
Valsheid in geschrifte, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
Ten aanzien van feit 3
In een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit, van welks waarheid die akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware de opgave in overeenstemming met de waarheid, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4
Opzettelijk gebruik maken van een akte als bedoeld in artikel 227, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 6
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. D.J. Cohen Tervaert en M.E.B. Nyman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 maart 2017.