Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 januari 2016 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties
- het tussenvonnis van 15 juni 2016, waarbij een comparitie is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 21 november 2016 met de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
- Uw belegbaar vermogen bedraagt circa EUR 1.200.00,-;
- U wenst een inkomen van minimaal EUR 48.000,- per jaar te genereren uit uw beleggingen, middels vastrentende waarden;
- U wenst het kapitaal zoveel mogelijk in stand te houden;
- U wenst te beleggen conform een defensieve strategie (te weten portefeuillemodel II);
- Uw beleggingshorizon is niet gedefinieerd.
(..)
U realiseert zich dat beleggen bij vermogensopbouw op langere termijn verstandig is, maar u wilt de risico’s zoveel mogelijk beperken (defensief).
(..)”.
- 4,5% AAB ’13 BB, met een nominale waarde van € 100.000,-;
- 4,75 AAB ’14, met een nominale waarde van € 80.000,-;
- 6,875% AEGON PERP AO, met een nominale waarde van € 225.000,-;
- 6,25% AHOLD USA ’06, met een nominale waarde van fl. 440.000,-;
- 6,0% CRED AGR PERP, met een nominale waarde van € 200.000,-;
- 4,5% ESSENT ’13, met een nominale waarde van € 159.000,-;
- 7,5% RESP FUN PERP, met een nominale waarde van € 250.000,-.
- uw belang in aandelen met circa EUR 37.900,- uit te breiden.
- uw belang in obligaties met circa EUR 146.000,- te reduceren.
- uw belang in onroerend goed ongewijzigd te laten.
- uw belang in liquiditeiten met circa EUR 108.000,- uit te breiden. (..)”.
3.Het geschil
4.000,00(2 punten × tarief € 2.000)