Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 november 2015, tevens houdende een provisionele vordering, met producties;
- de conclusie van antwoord op de provisionele vordering;
- het incidentele vonnis van 3 februari 2016;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 20 juli 2016, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de akte overlegging producties van de zijde van [eiseressen in conventie/verweersters in reconventie gezamenlijk] ;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 januari 2017.
2.De feiten
Het W.K.A.-akkoord wordt direkt door ons toegefaxt aan de op bijlage 1 aangegeven debiteuren, waarvan een totaal bedrag ca. € 915.000 binnen 4 dagen op de rekening te verwachten is.
Betaling van deze bedragen, uitgesplitst naar faktuurnummers per debiteur, aangekruist op bijlage 2,3,4,5,6 en 7 zouden we het liefste ten gunste van de ABN Amro laten komen tot een bedrag van € 300.000. (..)
De bedragen van deze gespecificeerde fakturen die binnen komen tot een maximum van € 482.000 (na aftrek van € 300.000 t.b.v. ABN Amro en € 183.000 ten behoeve van fiscus), eventueel te vermeerderen met het bedrag dat minder dan € 183.000 op de g-rekening is gestort worden aangewend ter voldoening van de salarissen en enige noodzakelijke betalingen. Indien zich urgente zaken voordien m.b.t. crediteuren betalingen en het dan beschikbaar saldo niet toereikend is, zullen wij met u in overleg treden.
Alle bedragen die binnenkomen buiten de gespecificeerde fakturen om worden aangewend ter aflossing van het openstaande saldo bij ABN Amro (..)
Tezamen met [bedrijf 6] zullen wij vanaf nu controle op bovenstaande zaken uitoefenen en aktief aan de gang gaan met de incasso van de aan u verpande debiteuren.”
3.20. Uit het voorgaande volgt dat het hof van oordeel is dat ABN AMRO toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichting om de overeengekomen verlenging van de termijn voor de aflossing van het krediet gestand te doen, door op 2 april 2007 mee te delen dat zij niet zou meewerken aan betaling van de salarissen op 3 april 2007.
3.Het geschil
in conventie
- advocaatkosten;
- kosten van financieel adviseurs;
- de kosten van de bewindvoerder;
- de kosten van de curator;
- de kosten van het uitwinningstraject, zijnde de kosten die ABN AMRO en [bedrijf 6] in rekening hebben gebracht als gevolg van de afwikkeling van de kredietopzegging en de faillissementen;
- het geleden verlies op de verkoop van panden van [eiseres 3] ;
- de kosten van ontruiming van de locaties [bedrijf 1] en [bedrijf 3] ;
- de aanbetaling van een niet geleverde machine;
- onbetaalde handelsdebiteuren, inclusief intercompany vorderingen die niet zijn voldaan;
- winstderving op niet afgeronde projecten;
- afboekingen op aan personeel verstrekte leningen, die als gevolg van de faillissementen niet zijn afbetaald;
- de kosten voor het opnieuw aanschaffen van certificaten en kwaliteitskeurmerken;
- het moeten terugkopen van activa en inventaris;
- huurderving;
4.De beoordeling
6.422,00(2 punten × tarief € 3.211,-)