Op 4 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de tenuitvoerlegging van buitenlandse uitspraken over het gezag en omgangsrecht van minderjarige kinderen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.K. Uppal, verzocht om een exequatur voor de uitspraken van de rechtbank in [plaats] ([land]) van 1 juli 2015 en 5 november 2015. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift dat op 3 november 2016 was ingediend.
In de uitspraak van 1 juli 2015 werd bepaald dat het recht om over de verblijfplaats van de gezamenlijke minderjarige kinderen [kind 1] en [kind 2] te beslissen aan de vrouw werd overgedragen. Tevens werd gelast dat de kinderen aan de vrouw werden afgegeven en dat het de man en derden verboden werd om de kinderen buiten de grenzen van Duitsland en de Verdragsluitende Staten van het Verdrag van Schengen te brengen zonder de juiste gerechtelijke documenten. De kosten van de procedure werden op €1.500,00 bepaald.
De uitspraak van 5 november 2015 wees het ouderlijk gezag over de kinderen toe aan de vrouw, met compensatie van de proceskosten. De rechtbank [plaats] heeft voor beide uitspraken een certificaat afgegeven, wat noodzakelijk is voor de erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland. De vrouw stelde dat de man de kinderen sinds de zomer van 2016 zonder haar toestemming in Nederland achterhield en dat hij niet meewerkte aan hun terugkeer.
De rechtbank oordeelde dat op basis van de Europese regelgeving (Vo Brussel II bis) de uitspraken in Nederland erkend konden worden. De rechtbank verleende de vrouw verlof om de buitenlandse uitspraken in Nederland ten uitvoer te leggen, zonder dat de man werd gehoord, aangezien hij niet verschenen was. De beschikking werd uitgesproken door mr. C.M.E. de Koning, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. van der Veen.