Op 3 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Letland, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verbleef. De zaak betreft een diefstal die plaatsvond op 18 oktober 2016, waarbij de verdachte vis ter waarde van 4,67 euro heeft weggenomen uit een Albert Heijn filiaal in Amsterdam. De rechtbank heeft het verkort vonnis op tegenspraak gewezen, na een zitting op 20 januari 2017, waarbij de officier van justitie, mr. B. Looijestijn, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.A. de Jonge en mr. P.R.L.V.M. Kruik, hun standpunten naar voren brachten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen, waaronder de aangifte van de diefstal en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er geen redenen waren om aan de bekennende verklaring van de verdachte te twijfelen en dat het ten laste gelegde feit bewezen kon worden verklaard.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van 1 jaar, met inachtneming van de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis afgewezen, omdat de ISD-maatregel niet te verenigen was met de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. De beslissing is gegrond op artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.