1.Gronden van de beslissing
Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
De strafzaak van verzoeker is geregistreerd onder parketnummer 13/679026-16. Verzoeker wordt verdacht van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (zwaar letsel door schuld in het verkeer) en subsidiair van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet (gevaarlijk rijden).
Verzoeker is als bestuurder van een auto betrokken geweest bij een verkeersongeval 6 oktober 2015. Daarbij heeft een aanrijding met een motorrijder plaatsgevonden.
Op 28 september 2017 is een meervoudige kamer met de rechter als voorzitter aangevangen met de inhoudelijke behandeling van de zaak.
d) Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting heeft de voorzitter verzoeker voorgehouden wat zich in het dossier bevond, is verzoeker door de voorzitter bevraagd en geconfronteerd met de inhoud van het dossier.
e) Verzoeker heeft onder meer verklaard dat hij die dag op de [ ] reed in [ ] en naar [ ] moest. Hij ging van de rechterrijstrook naar de linker met de bedoeling om verderop linksaf te slaan, omdat hij wist dat hij verderop pas een U-turn mocht maken. Daarbij heeft hij geen motor gezien. Toen de motorrijder ineens naast hem reed, heeft hij in een schrikreactie naar links gestuurd. Hij maakte die draai omdat de motorrijder van achter in zijn auto reed. Verzoeker maakte daarbij geen U-turn.
f) De voorzitter heeft vervolgens opgemerkt dat het hem opviel dat verzoeker eraan hechtte te verklaren dat hij geen U-turn maakte en dat het op basis van het dossier erop leek dat de auto van verzoeker op het moment van de aanrijding zich behoorlijk dwars op de weg bevond.
g) Verzoeker heeft daarop onder meer verklaard dat de motorrijder aan de achterkant de auto is ingereden en toen met verzoeker meereed naar voren toe. De auto stond niet haaks op de weg. Nadat verzoeker had verwezen naar de schade van zijn auto op een foto op pagina 10 van het dossier, heeft de voorzitter een foto getoond van de beschadigde auto van verzoeker op pagina 40 van het dossier. De voorzitter heeft daarbij opgemerkt dat op deze foto het schadebeeld duidelijker is en dat bij het verhaal van verzoeker je eerder zou verwachten dat de schade zich verder naar de voorkant van de auto zou uitstrekken.
h) Verzoeker heeft vervolgens onder meer verklaard dat hij voorsorteerde om verderop naar links te kunnen afslaan. Daarbij is de motorrijder in de achterkant van de auto van verzoeker gereden. Volgens verzoeker was het dus niet zo dat de motorrijder tegen zijn auto is aangereden toen verzoeker de bocht maakte. Verzoeker maakte de bocht pas toen de motorrijder al tegen hem aanzat.
i. i) De voorzitter heeft hierna mondeling de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek meegedeeld in het bijzonder onder andere: (…)
dat getuige [ ] (p. 59) die bij verdachte in de auto zat, bij de politie heeft verklaard dat verdachte en hij de andere kant op moesten en bij het verkeerslicht een U-turn moesten maken en dat ze schuin over de rechterrijstrook naar de linkerrijstrook reden.(…)
j) Hierna heeft de voorzitter verzoeker voorgehouden dat zijn auto dwars op de weg is gezien door getuigen. Nadat verzoeker vervolgens heeft verklaard dat hij inderdaad die U-turn moest maken, maar dat dit er niet van was gekomen, heeft de raadsman om een korte onderbreking gevraagd voor overleg met verzoeker.
k) Na hervatting van het onderzoek in de stand waarin het zich voor de onderbreking bevond heeft de raadsman zakelijk weergegeven verklaard:
“Het spijt mij, maar gelet op de wijze waarop de voorzitter het dossier aan mijn cliënt voorhoudt, rest mij niets dan te verzoeken de voorzitter te wraken. De voorzitter heeft opgemerkt dat de auto van cliënt haaks op de weg is aangetroffen terwijl dat niet het geval is geweest. Daar komt zijn interpretatie van de schade zoals die is te zien op de foto’s in het dossier bij, dat de motorrijder haaks op de auto van cliënt is ingereden en de omstandigheid dat hij uit de getuigenverklaringen alleen voorhoudt dat cliënt een U-turn maakte.”
l) Het proces-verbaal vermeldt hierna het volgende: ”
De voorzitter merkt op dat hij slechts heeft voorgehouden wat in het dossier staat en dat hij niet heeft gezegd dat de auto haaks of dwars op de weg is aangetroffen. De raadsman merkt op dat het de verdediging erom te doen is dat het gaat om de manier waarop dat gebeurt en dat de voorzitter niet in debat zou moeten gaan en kennelijk geïrriteerd is. De raadsman vraagt de oudste en de jongste rechter hoe zij tegen de zaak aankijken zodat hij weet of hij slechts de voorzitter of de hele rechtbank moet wraken. De voorzitter deelt mee dat hij inderdaad geïrriteerd is en dat de raadsman de gronden van het wrakingsverzoek moet opgeven. De raadsman merkt op dat hij de reactie van de voorzitter niet gepast vindt. De voorzitter deelt mee dat de raadsman moet opschieten met het geven van de gronden. De raadsman merkt op dat de voorzitter buiten de orde is en wenst akte van het feit dat de voorzitter hem het woord ontneemt. De rechtbank onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank hervat na enige tijd het onderzoek ter terechtzitting in de stand waarin het zich bevond voor de onderbreking. De voorzitter biedt zijn excuses aan voor de manier waarop hij zo-even heeft gereageerd en merkt op dat hij onaangenaam getroffen was door de wraking. De raadsman merkt op dat hij zojuist tegen zijn cliënt heeft gezegd dat een wraking niet persoonlijk is en dat het hem spijt dat de voorzitter in zijn bijzijn zo heeft gereageerd.”
m) Daarop heeft de raadsman de gronden van het verzoek tot wraking van de voorzitter voorgedragen.
n) De raadsman heeft hierna aan de oudste en de jongste rechter gevraagd of zij openstonden voor een andere lezing en andere interpretatie van het schadebeeld en voor de verklaring van verzoeker. De oudste rechter heeft onder meer verklaard dat hij zich niet distantieerde van de (wijze van voorhouden door de) voorzitter van de stukken uit het dossier. De jongste rechter heeft zich daarbij aangesloten.
o) De raadsman heeft vervolgens namens verzoeker de gehele meervoudige kamer gewraakt.
p) Het ter terechtzitting van 28 september 2017 gedane wrakingsverzoek strekte tot wraking van de voltallige meervoudige kamer. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is het verzoek ten aanzien van de oudste en jongste rechter ingetrokken en is een zesde wrakingsgrond toegevoegd.