ECLI:NL:RBAMS:2017:10387

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
C/13/640284 HA RK 17/373
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter in een strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 december 2017 een verzoek tot wraking behandeld dat was ingediend door verzoeker, die betrokken was bij een strafzaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. R.A. Overbosch, de strafrechter die de zaak van verzoeker behandelde. Verzoeker had eerder op 11 juli 2017 een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Na een aantal correspondenties met de griffier, waarin verzoeker werd geïnformeerd over de afhandeling van zijn klaagschrift, werd hem op 11 december 2017 meegedeeld dat zijn klaagschrift ten onrechte als een klaagschrift ex artikel 552a Sv was aangemerkt en dat het niet verder in behandeling zou worden genomen. Dit leidde tot het wrakingsverzoek op 12 december 2017.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk was. Volgens artikel 512 Sv kan een wrakingsverzoek alleen worden ingediend tegen een rechter die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Aangezien verzoeker op het moment van indienen van het wrakingsverzoek al was geïnformeerd dat zijn klaagschrift niet verder werd behandeld, was de rechter niet meer betrokken bij de zaak van verzoeker. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet kon worden ontvangen, omdat de rechter niet meer bij de zaak betrokken was. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 december 2017, waarbij werd vastgesteld dat er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het bij brief van 12 december 2017 gedane en onder rekestnummer C/13/640284 HA RK 17/373 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. R.A. Overbosch, strafrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

Bij de rechtbank is aanhangig geweest een door verzoeker ingediend klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van strafvordering (Sv).
Bij brief van 12 december 2017 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan.

2.De feiten

Verzoeker heeft op 11 juli 2017 een klaagschrift ex-artikel 552a Sv ingediend bij de rechtbank. Daarvan is door de griffier een akte opgemaakt waarvan een afschrift is afgegeven aan verzoeker en een afschrift is verzonden naar de officier van justitie.
Bij brief van 11 juli 2017 heeft de griffier verzoeker een brief verzonden waarin verzoeker is medegedeeld op welke wijze het klaagschrift zou worden afgehandeld.
Op 24 oktober 2017 is verzoeker naar aanleiding van zijn klaagschrift een oproeping toegezonden om op 30 november 2017 in raadkamer te verschijnen. De rechter had zitting op 30 november 2017.
Op 24 november 2017 heeft de griffier aan verzoeker een intrekking oproeping in raadkamer toegezonden.
Bij brief van 11 december 2017 heeft de griffier van de rekestenkamer verzoeker namens de rekestenkamer samengevat medegedeeld dat zijn klaagschrift ten onrechte was aangemerkt als een klaagschrift ex artikel 552a Sv en de rekestenkamer het klaagschrift niet verder in behandeling zou nemen. De griffier heeft verzoeker in overweging gegeven een advocaat in te schakelen of het juridisch loket te raadplegen.
Gronden van de beslissing
2.1.
In artikel 512 Sv van het wetboek van strafvordering is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Uit voornoemd artikel 512 Sv blijkt dat een wrakingsverzoek slechts de rechter kan betreffen die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Dit brengt mee dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan als de rechter niet of niet meer bij de zaak van verzoeker betrokken is.
2.3.
Het verzoek tot wraking is gedaan bij brief van 12 december 2017. Nu verzoeker bij brief van 11 december 2017 is medegedeeld dat zijn verzoek ten onrechte was aangemerkt als een klaagschrift ex artikel 552a Sv en niet verder in behandeling werd genomen, kan verzoeker, gelet op hetgeen hiervoor onder 2.2. is overwogen, niet in het door hem ingediende verzoek worden ontvangen. Het feit dat de rekestenkamer het klaagschrift van verzoeker niet verder behandelt (omdat geen sprake is van een strafvorderlijk maar van een civielrechtelijke beslag) is, gelet op hetgeen verzoeker aan zijn klaagschrift en het verzoek tot wraking ten grondslag heeft gelegd, onjuist noch onbegrijpelijk.
Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 515 Sv bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de wrakingskamer niet toe omdat het verzoek aanstonds niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien de rechter niet meer bij de zaak van verzoeker betrokken is.
5. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing
BESLISSING
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.J. Dondorp en P.B. Martens, leden, in aanwezigheid van de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.