Beoordeling
8. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
9. Aan de ontslaggronden waarop ABN AMRO zich beroept, ligt hetzelfde feitencomplex ten grondslag, te weten het handelen of nalaten van [verweerder] ten aanzien van de verantwoording van het bedrag uit het bouwdepot van € 32.3368,00 in 2009. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door ABN AMRO in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden echter geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, g of h BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
10. De kantonrechter stelt voorop, dat het gaat om een kwestie uit 2009, toen [verweerder] nog niet bij ABN AMRO in dienst was en die op zichzelf geen enkel verband heeft met haar huidige functie binnen ABN AMRO. Dit betekent niet dat ABN AMRO geen onderzoek kan doen naar een mogelijke fraude daarbij, maar zij dient daarbij dan wel een zorgvuldig en objectief onderzoek te verrichten, waarbij zij de andere partij inzage geeft in de gegevens die haar ter beschikking staan en daarop hoor en wederhoor toepast.
11. De kantonrechter oordeelt dat van een zorgvuldig onderzoek naar de werkelijke toedracht van besteding van het geld van het bouwdepot geen sprake is geweest. ABN AMRO stelt terecht dat het in bouwdepot gegeven deel van de lening moet worden aangewend voor een afgesproken verbouwing of nieuwbouwproject, zodat het onderpand voor de hypothecaire geldlening nagenoeg gelijk blijft, maar op de vaststelling of de concrete werkzaamheden al dan niet hebben plaatsgevonden, heeft haar onderzoek zich niet gericht. Het onderzoek heeft zich slechts gericht op de verantwoording van het overmaken van het geld dat terzake het bouwdepot door de rechtsvoorganger van ABN AMRO aan [verweerder] is verstrekt, aan de aannemer die voor de werkzaamheden op de factuur is vermeld, terwijl ABN AMRO niet heeft betwist dat de regels voor het bouwdepot nergens expliciet de voorwaarde stellen dat daarvan na de besteding verantwoording wordt afgelegd aan de hand van bijvoorbeeld betaalbewijzen of bankafschriften. Door het onderzoek na 10 jaar slechts op dit element te richten, is sprake van een onvolledig en eenzijdig onderzoek.
12. Daarbij komt dat ABN AMRO naar uit de stukken blijkt al in 2012, en dus voor het in dienst treden van [verweerder] bij ABN AMRO, onderzoek heeft gedaan naar de besteding van het geld van het bouwdepot, zonder dat daaraan destijds concrete conclusies verbonden zijn jegens [verweerder] en/of haar voormalig partner. ABN AMRO stelt dat de persoonlijke gegevens van [verweerder] gezien dat onderzoek abusievelijk niet in het (externe) incidentenregister vermeld zijn en dat [verweerder] niet aangenomen zou zijn indien dit wel was gebeurd, maar dit is niet afdoende onderbouwd. ABN AMRO beroept zich in dat verband op de brief van 1 mei 2012 en de aangetekende gelijkluidende brief van 7 juni 2012 aan [verweerder] , waarin om nadere informatie is verzocht en waarbij is vermeld dat bij uitblijven van een reactie de persoonlijke gegevens in dat register zullen worden vermeld. De kantonrechter acht die enkele mededeling echter onvoldoende om van de juistheid van de stelling van ABN AMRO uit te gaan. Immers ABN AMRO heeft niet betwist dat de brieven, hoewel aan het toenmalige woonadres van [verweerder] aangeboden, niet door [verweerder] zijn ontvangen en bij ABN AMRO zijn teruggekomen. Niet gebleken is dat daarop nog enige actie richting [verweerder] is ondernomen, ook niet in 2013 toen zij nog wel benaderd is voor het verstrekken van een volmacht voor de verkoop. Daarbij komt dat uit de stukken blijkt dat destijds de voormalig partner van [verweerder] wel is gehoord over de besteding van het geld. Diens verklaring is weliswaar niet aan het dossier toegevoegd, maar in ieder geval heeft ABN AMRO niet gesteld dat diens naam wel is vermeld in het betreffende register, terwijl dit bij het uitblijven van een bevredigende verklaring toch voor de hand had gelegen.
13. In aansluiting op het voorgaande overweegt de kantonrechter verder dat het niet overleggen van de verklaring van de voormalig partner van [verweerder] , terwijl ABN AMRO daar wel over beschikt, in strijd is met het beginsel van een behoorlijke procesvoering en het beginsel van hoor en wederhoor. Dit geldt ook voor het eerst in deze procedure overleggen van het rapport van SIM van 7 augustus 2017. Het bevestigt voor de kantonrechter het beeld dat ook overigens uit het dossier naar voren komt, namelijk dat ABN AMRO met vooringenomenheid het onderzoek naar [verweerder] heeft verricht zonder open te staan voor de mogelijkheid dat zij zich destijds in het geheel niet heeft bemoeid met de bouwwerkzaamheden en dat zij na tien jaar echt niet meer weet hoe een en ander met de betaling aan de aannemer gegaan is. De onjuistheid van dit standpunt is in ieder geval onvoldoende komen vast te staan.
14. Op grond van al het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat ABN AMRO onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld, die – indien bewezen – de conclusie rechtvaardigen dat [verweerder] heeft gefraudeerd met het bouwdepot. Daarvoor is toch primair van belang of voor het verstrekte bedrag werkzaamheden zijn verricht ter waardevermeerdering van het onderpand en er is onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat daarvan geen sprake is geweest. Integendeel, uit het aan de verkoop ten grondslag liggende taxatierapport van 22 mei 2013 kan worden afgeleid dat in ieder geval een deel van de werkzaamheden waarvoor het depot diende, wel is uitgevoerd. Zo is in het rapport vermeld dat er voorbereidende werkzaamheden voor een toegangsbrug zijn verricht en dat een zich op het perceel bevindende opstel, welke grotendeels bestond uit asbest is verwijderd. Er is toen ook niet besproken dat de werkzaamheden waarvoor het depot bestemd was niet waren verricht. Aan bewijsvoering dat sprake is geweest van fraude komt de kantonrechter dan ook niet toe.
15. Evenmin is aangetoond dat [verweerder] geweigerd heeft een verklaring af te leggen en heeft gehandeld in strijd met de door haar afgelegde bankierseed. Bij het laatste tekent de kantonrechter aan dat die eed/verklaring behelst dat de werknemer zich binnen de grenzen van zijn functie open en toetsbaar zal opstellen, terwijl in het onderhavige geval een duidelijke relatie met de functie ontbreekt. [verweerder] heeft bovendien telkens geantwoord op vragen van ABN AMRO. Dat ABN AMRO [verweerder] niet gelooft, moet gezien haar gebrekkige onderzoek voor haar rekening blijven. Er zijn weliswaar vraagtekens te zetten bij de uiteindelijke verklaring van [verweerder] in de mail van 21 juli 2017, dat zij het geld 8 maanden later op verschillende momenten contant heeft opgenomen en aan haar voormalig partner heeft gegeven, maar de kantonrechter acht dit in het licht van al het voorgaande en de druk die op [verweerder] werd uitgeoefend onvoldoende om een ontbinding van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen, ook niet op de g-grond. Indien ABN AMRO haar onderzoek in het juiste perspectief had verricht en primair had gericht op de verrichte werkzaamheden, was wellicht dit punt niet aan de orde geweest. Dit geldt ook voor de door ABN AMRO gewekte suggestie dat [verweerder] van het geld van het bouwdepot een auto heeft gekocht.
16. Het voorgaande brengt met zich dat de kantonrechter het verzoek van ABN AMRO zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst derhalve niet wordt ontbonden. De kantonrechter ziet geen belemmering voor terugkeer van [verweerder] bij ABN AMRO in haar werkomgeving, nu die werkomgeving op geen enkele wijze is betrokken bij de behandeling van de onderhavige kwestie en ABN AMRO ook niet heeft gesteld dat de reorganisatie aan een werkhervatting in de weg staat.
17. Aan een beoordeling van de (voorwaardelijke) tegenverzoeken en hetgeen in dat verband naar voren is gebracht, komt de kantonrechter dan niet meer toe.
18. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.