ECLI:NL:RBAMS:2017:10052

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2017
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
13/751902-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor detentieomstandigheden

Op 28 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 30 augustus 2017 door de procureur van de Republiek bij het Tribunal de Grande Instance te Bordeaux (Frankrijk) is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1963 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, is beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

Tijdens de openbare zitting op 14 december 2017 heeft de rechtbank de vordering behandeld, waarbij de officier van justitie en de gemachtigde raadsman aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De rechtbank heeft de garantie van de Franse autoriteiten in acht genomen, die bevestigden dat de opgeëiste persoon niet in Nîmes zal worden gedetineerd, wat in het verleden een probleem vormde vanwege de detentieomstandigheden.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank staat de overlevering toe, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zal ondergaan indien hij wordt veroordeeld. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751902-17
RK-nummer: 17/6512
Datum uitspraak: 28 december 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 oktober 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 augustus 2017 door de procureur van de Republiek bij het
Tribunal de Grande Instancete Bordeaux (Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
opgegeven adres: [adres opgeëiste persoon] ,
gedetineerd in de [PI naam] ;
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 december 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft en de gemachtigd raadsman van de opgeëiste persoon, mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat te Venlo. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 25 augustus 2017 uitgevaardigd door de ondervoorzitter belast met het onderzoek bij de Arrondissementsrechtbank te Bordeaux (referentie [nummer] ).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Frankrijk strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Strafbaarheid, feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:
Deelneming aan criminele organisatie en
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
deputy prosecutorbij
the regional court of Bordeauxheeft op 28 november 2017 de volgende garantie gegeven:

I, the undersigned, hereby state that Mr [opgeëiste persoon] , a Dutch national, will be entitled, in case he is sentenced to a custodial sentence by a final judgement, to serve his prison term in The Netherlands pursuant tot he provisions of Council Framework Decision 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgments in criminal matters imposing custodial sentences of measures involving deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.”
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
De onder 4 bedoelde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 13 van de OLW

De rechtbank is van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn dat de feiten (deels) op Nederlands grondgebied zijn gepleegd. De rechtbank komt daarom niet toe aan de subsidiair gedane vordering van de officier van justitie overeenkomstig artikel 13, tweede lid, OLW.

7.Detentieomstandigheden

Met betrekking tot de detentieomstandigheden heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank nu de Franse autoriteiten hebben gegarandeerd dat de opgeëiste persoon niet in Nîmes zal worden gedetineerd.
De officier van justitie heeft verwezen naar de mail van 7 november 2017 van de Franse autoriteiten en geconcludeerd dat de overlevering dient te worden toegestaan.
De rechtbank verwijst naar haar eerdere uitspraak van
17 augustus 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:6648,waarin kortgezegd is geoordeeld dat het ernstig vermoeden dat de situatie in het huis van bewaring in Nîmes wegens ruimtegebrek in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, niet is weggenomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het e-mail bericht van 7 november 2017 van de ondervoorzitter van het Tribunal de Grande Instance te Bordeaux waarin is vermeld dat de opgeëiste persoon in de omgeving van Bordeaux gedetineerd zal worden en onder geen enkele omstandigheden in Nîmes zal worden geplaatst. Dit betekent dat er voor de opgeëiste persoon geen sprake zal zijn van een met artikel 4 van het Handvest strijdige situatie en dat de detentieomstandigheden geen beletsel voor de overlevering vormen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht, 3 en 11 van de Opiumwet en 2, 5, 6, 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de procureur van de Republiek bij het
Tribunal de Grande Instancete Bordeaux (Frankrijk) ten behoeve van het in Frankrijk tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D. Smeets en A.M.G. Thijssen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 december 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.