ECLI:NL:RBAMS:2016:9988

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
C/13/521460 / HA ZA 12-863
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van accountants in verband met Madoff-fraude door investeringsfondsen

In deze zaak vorderen drie beleggingsfondsen, die slachtoffers zijn van de Madoff-fraude, schadevergoeding van hun accountants, PwC Accountants N.V. en PwC N.V. De rechtbank Amsterdam behandelt de aansprakelijkheid van de accountants voor de goedkeurende verklaringen die zij hebben afgegeven bij de jaarrekeningen van de fondsen over de boekjaren 1998 tot en met 2005. De eisers stellen dat de accountants tekort zijn geschoten in hun controlewerkzaamheden, waardoor de fraude van Madoff niet tijdig is ontdekt. De rechtbank oordeelt dat de accountants niet aan hun zorgplicht hebben voldaan en dat zij aansprakelijk zijn voor de schade die de fondsen hebben geleden. De rechtbank beveelt PwC c.s. om de controledossiers van de jaarrekeningen van de fondsen voor de boekjaren 2003, 2004 en 2005 aan de rechtbank en aan de eisers ter beschikking te stellen. De zaak wordt verder behandeld in een rolzitting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/521460 / HA ZA 12-863
Vonnis van 13 juli 2016
in de zaak van

1.[eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] ,

in zijn hoedanigheid van
liquidatornaar het recht van de Britse Maagdeneilanden en als wettelijk vertegenwoordiger naar het recht van de Britse Maagdeneilanden van eiseressen in conventie in de hoofdzaak/verweersters in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak/eiseressen in het (hernieuwde) incident sub 2 t/m 4,
kantoorhoudende te Road Town, Tortola, Britse Maagdeneilanden,
2. de vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
FAIRFIELD SENTRY LIMITED in liquidatie,
gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
3. de vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
FAIRFIELD SIGMA LIMITED in liquidatie,
gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
4. de vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
FAIRFIELD LAMBDA LIMITED in liquidatie,
gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident,
advocaat mr. B.E.L.J.C. Verbunt te Amsterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
PRICEWATERHOUSECOOPERS ACCOUNTANTS N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiseres in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, verweerster in het (hernieuwde) incident,
2. de naamloze vennootschap
PRICEWATERHOUSECOOPERS N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiseres in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, verweerster in het (hernieuwde) incident,
3.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident,
4.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident,
5.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 5]
wonende te [woonplaats] , [land] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident,
6.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident,
advocaat mr. D.F. Lunsingh Scheurleer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] en PwC c.s. genoemd worden. [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] zullen hierna ieder afzonderlijk [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q., Fairfield Sentry, Fairfield Sigma en Fairfield Lambda genoemd worden. PwC c.s. zullen hierna ieder afzonderlijk PwC Accountants, PwC N.V., [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 3] , [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 4] , [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 5] en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 6] genoemd worden. Fairfield Sentry, Fairfield Sigma en Fairfield Lambda zullen hierna gezamenlijk de Fairfield Fondsen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 mei 2012;
- de akte houdende overlegging producties met producties;
- de incidentele conclusie houdende vordering tot voeging wegens verknochtheid (artikel 222 Rv) met een productie van PwC c.s.;
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv van [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] ;
- het vonnis in incident van 6 februari 2013;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met producties van PwC c.s.;
- het tussenvonnis van 22 mei 2013;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende een incidentele vordering tot overlegging van stukken, en conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met producties van [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] ;
- de conclusie van antwoord in het incident tot overlegging van stukken ex onder meer artikel 843a Rv van PwC c.s.;
- de conclusie van repliek in het incident tot overlegging van stukken met producties van [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] ;
- de conclusie van dupliek in het incident tot overlegging van stukken van PwC c.s.;
- de akte houdende vermindering van eis in het incident tot overlegging van stukken van [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] ;
- de antwoordakte in het incident tot overlegging van stukken van PwC c.s.;
- de brief, gedateerd 28 oktober 2014, van mr. Lunsingh Scheurleer, met het verzoek het vonnis in het incident aan te houden;
- de akte uitlating uitstelverzoek PwC Accountants c.s. van het vonnis in het incident van [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] ;
- het vonnis in incident van 18 februari 2015;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in voorwaardelijke reconventie, met producties van PwC c.s.;
- de conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie van [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] ;
- de op 22 oktober 2015 gehouden pleidooien, het daarvan opgemaakte proces-verbaal en de daarin vermelde stukken;
- de akte houdende overlegging productie, gedateerd 18 november 2015, met een productie van [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] ;
- de antwoordakte, gedateerd 2 december 2015, van PwC c.s.;
- de akte houdende overlegging productie, gedateerd 27 januari 2016, met een productie van [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] ;
- de akte houdende overlegging en uitlating productie, gedateerd 27 januari 2016, met een productie van PwC c.s.;
- de akte houdende uitlaten productie in conventie, tevens houdende incidentele vordering tot overlegging van stukken, gedateerd 24 februari 2016, van [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] ;
- de akte uitlating productie, gedateerd 24 februari 2016, van PwC c.s.;
- de conclusie van antwoord in het hernieuwde incident ex artikel 843a Rv., gedateerd 13 april 2016, van PwC c.s.;
- de rolbeslissing van 1 juni 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de hoofdzaak en in het (hernieuwde) incident.

2.De feiten

In de hoofdzaak en in het (hernieuwde) incident

2.1.
De Fairfield Fondsen zijn investeringsfondsen. Fairfield Sigma en Fairfield Lambda trokken gelden aan van derden en brachten deze onder bij Fairfield Sentry, die daarnaast ook gelden rechtstreeks van derden aantrok.
2.2.
Fairfield Greenwich (Bermuda) Limited (hierna: Fairfield Greenwich (Bermuda)) was vanaf 2003
investment managervan Fairfield Sentry. Drie vennootschappen naar Nederlands recht, alle deel uitmakend van de Citco-groep, waren respectievelijk (en kort gezegd)
administrator,
payment banken
custodianvan Fairfield Sentry. Bernard L. Madoff Investment Securities LLC (hierna: BLMIS) was jarenlang de voornaamste
broker/dealervan Fairfield Sentry. Fairfield Greenwich (Bermuda) heeft aan BLMIS mandaat verleend om op te treden als
sub-investment manager. BLMIS was daarnaast door Citco benoemd tot
sub-custodian. In deze laatste hoedanigheid had BLMIS het overgrote deel van de activa van Fairfield Sentry in bewaring.
2.3.
Het boekjaar van de Fairfield Fondsen liep van 1 januari tot en met 31 december.
2.4.
PwC N.V. heeft als externe accountant van de Fairfield Fondsen goedkeurende verklaringen verstrekt bij de jaarrekeningen van deze fondsen over de boekjaren 1998 tot en met 2001. PwC Accountants heeft als externe accountant van de Fairfield Fondsen goedkeurende verklaringen verstrekt bij de jaarrekeningen over de boekjaren 2002 tot en met 2005.
2.5.
In december 2008 is een grootschalige fraude (in de vorm van een
ponzi scheme) bij BLMIS aan het licht gekomen. Kort daarna is BLMIS in staat van faillissement verklaard. De eigenaar-directeur van BLMIS, B.L. Madoff (hierna: Madoff), is in verband met de fraude strafrechtelijk veroordeeld.
2.6.
De Eastern Caribbean Supreme Court op de Britse Maagdeneilanden heeft in 2009 op grond van de aldaar geldende Insolvency Act 2003 en de aldaar geldende Insolvency Rules 2005 de
winding upgeopend van elk van de Fairfield Fondsen. Vanaf 24 november 2011 is [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. de enige
liquidator.
3. Plan van aanpak
In de hoofdzaak en in het (hernieuwde) incident
3.1.
De rechtbank zal hierna achtereenvolgens behandelen en beoordelen, een en ander voor zover in dit stadium mogelijk en nodig: (i) de hoofdzaak in conventie (onderdeel
4), (ii) de hoofdzaak in conventie en het (hernieuwde) incident (onderdeel
5), (iii) de hoofdzaak in voorwaardelijke reconventie (onderdeel
6).
3.2.
De rechtbank merkt hierbij op dat partijen het er, expliciet dan wel impliciet, over eens zijn dat het merendeel van hun geschilpunten dient te worden beoordeeld naar Nederlands recht. De rechtbank zal partijen hierin volgen. Waar geschilpunten naar buitenlands recht (dienen te) worden beoordeeld, zal dat uitdrukkelijk worden vermeld.
3.3.
De rechtbank merkt voorts op dat zij, in navolging van partijen, de Amerikaanse
class actionzaak Anwar versus Fairfield Greenwich Limited, waarin PwC Accountants een van de
defendantsis, hierna zal aanduiden als de Anwar-zaak.
3.4.
De rechtbank merkt ten slotte op dat zij, in navolging van partijen, de zaak C/13/526263 / HA ZA 12-1149 (zaak- en rolnummer rechtbank) respectievelijk 200.162.226/01 (zaaknummer gerechtshof) tussen Colima International Limited en Stichting Fairfield Compensation Foundation als eiseressen respectievelijk appellanten en PwC N.V. en PwC Accountants als gedaagden respectievelijk geïntimeerden hierna zal aanduiden als de Colima-zaak. Partijen hebben, zoals ter gelegenheid van de pleidooizitting is besproken, bij hun akten van 27 januari 2016 kopieën in het geding gebracht van het tussenarrest dat het gerechtshof Amsterdam op 5 januari 2016 in die zaak heeft gewezen.

4.De hoofdzaak in conventie

4.1.
[eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] vorderen verklaringen voor recht die in de kern erop neerkomen dat (een of meer van) PwC c.s. toerekenbaar zijn tekortgeschoten jegens (een of meer van) [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] in de nakoming van de opdracht tot het controleren van de jaarrekeningen van de Fairfield Fondsen over de boekjaren 1998 tot en met 2005, althans dat (een of meer van) PwC c.s. onrechtmatig jegens (een of meer van) [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] hebben gehandeld, en dat (een of meer van) PwC c.s. (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de als gevolg van de tekortkoming of het onrechtmatig handelen geleden en nog te lijden schade. Daarnaast vorderen [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] verwijzing naar de schadestaatprocedure alsmede veroordeling van PwC c.s. in de proceskosten.
4.2.
[eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] leggen hieraan, samengevat, het volgende ten grondslag.
Aan de goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen van de Fairfield Fondsen zijn telkens controlewerkzaamheden van PwC c.s. voorafgegaan. PwC c.s. hebben die werkzaamheden niet naar behoren, want niet in overeenstemming met de toepasselijke geschreven en ongeschreven regels, uitgevoerd. PwC c.s. hadden het bestaan, de eigendom en de waarde van de door BLMIS gepretendeerde beleggingen, investeringen en resultaten grondig moeten controleren. Daartoe bestond eens te meer aanleiding vanwege de aanwezigheid van diverse risicovolle omstandigheden (“
red flags”), waaronder de meervoudige rol van BLMIS. PwC c.s. hebben hun plichten echter verzaakt. Zo hebben zij, waar een systeemgericht onderzoek geboden was, ten onrechte slechts gegevensgericht gecontroleerd. Indien PwC c.s. hun werkzaamheden naar behoren hadden uitgevoerd, zou de fraude van Madoff en BLMIS (en daarmee de materiële onjuistheid van de jaarrekeningen van de Fairfield Fondsen) zijn gebleken. De Fairfield Fondsen, die hun vermogen definitief kwijt zijn, zouden dan geen althans minder schade hebben geleden. Hetzelfde geldt voor hun deelnemers en hun schuldeisers, aldus [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident]
4.3.
PwC c.s. voeren een uit meerdere onderdelen bestaand verweer.
4.4.1.
De rechtbank zal naar aanleiding van de eerste onderdelen van dat verweer allereerst stilstaan bij enkele formele punten.
4.4.2.
[eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] presenteren [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. in hun processtukken als
liquidatorén als wettelijk vertegenwoordiger van de Fairfield Fondsen. In de dagvaarding stellen [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] dat de vorderingen “door [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] in zijn hoedanigheid van de
Liquidator(worden) ingesteld naast en namens de Fairfield Fondsen, en ten behoeve van investeerders als ook de gezamenlijke schuldeisers van de Fairfield Fondsen”. [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] herhalen die stelling in de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie. In dat processtuk stellen zij echter ook dat [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. de vorderingen instelt
namensde gezamenlijke schuldeisers van de Fairfield Fondsen.
4.4.3.
PwC c.s. werpen, wat de rechtbank betreft terecht, de vraag op hoe het door [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] ten aanzien van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. gemaakte onderscheid
liquidator– wettelijk vertegenwoordiger moet worden geduid. De rechtbank overweegt dat die vraag uiteenvalt in twee delen: (i) welke juridische positie heeft [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. naar het recht van de Britse Maagdeneilanden en (ii) hoe vertaalt zich die positie naar Nederlands burgerlijk procesrecht.
PwC c.s. hebben als productie 7 bij de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie Schedule 2 (“Powers of Liquidator”) bij de Insolvency Act 2003 in het geding gebracht. Het daarin opgenomen artikel 4 luidt:
“Power to commence, continue, discontinue or defend any action or other legal proceedings in the name and on behalf of the company”. Naar het oordeel van de rechtbank kan in deze bepaling redelijkerwijs niets anders worden gelezen dan dat [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. naar het recht van de Britse Maagdeneilanden als
liquidatorbevoegd is om de Fairfield Fondsen in rechte te vertegenwoordigen. Zo hebben [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] het ter gelegenheid van de pleidooizitting ook zelf verwoord. Naar het oordeel van de rechtbank kan men met het voorgaande naar Nederlands burgerlijk procesrecht twee kanten op: als eiser in conventie (en overigens ook als verweerder in voorwaardelijke reconventie) kan gelden [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan de Fairfield Fondsen; als eiseressen in conventie (en als verweersters in voorwaardelijke reconventie) kunnen ook gelden de Fairfield Fondsen, vertegenwoordigd door [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] . In beide gevallen gaat het per saldo om drie procespartijen. De rechtbank ziet tussen beide wegen geen relevante verschillen. Zij kiest voor de eerste weg: als eiser in conventie (en als verweerder in voorwaardelijke reconventie) geldt [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan de Fairfield Fondsen; de Fairfield Fondsen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.4.4.
Bij het door [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] gestelde optreden van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. namens, althans ten behoeve van, de investeerders en de gezamenlijke schuldeisers van de Fairfield Fondsen – waarbij [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] de investeerders ook rekenen tot de gezamenlijke schuldeisers – stelt de rechtbank voorop dat uit de processtukken volgt dat de Fairfield Fondsen zelfstandig aan het rechtsverkeer deelnemende rechtspersonen waren. Aan gemeenschappen en de daarmee verbonden kwesties wordt derhalve voorbijgegaan. Ook hier dient in de eerste plaats de positie van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. naar het recht van de Britse Maagdeneilanden te worden onderzocht. Uit het hiervoor onder 4.4.3 geciteerde artikel 4 van Schedule 2 bij de Insolvency Act 2003 blijkt niet van een bevoegdheid van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. om op te treden namens, althans ten behoeve van, de gezamenlijke schuldeisers. Voorts is gesteld noch gebleken dat de gezamenlijke schuldeisers hun vorderingen op PwC c.s. aan [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. hebben overgedragen of hem hebben gemachtigd of gelast die vorderingen namens, althans ten behoeve van, hen in rechte te doen gelden. Tot slot hebben [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] ter gelegenheid van de pleidooizitting verklaard dat een constructie als in het arrest de Hoge Raad van 14 januari 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4521 ( [partijnamen] ) niet aan de orde is. Al met al lichten [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] onvoldoende toe op welke feitelijke en juridische gronden zij het gestelde optreden van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. namens, althans ten behoeve van, de gezamenlijke schuldeisers van (en de investeerders in) de Fairfield Fondsen menen te kunnen baseren. [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. zal dan ook in zoverre in zijn vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.4.5.
De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat PwC c.s. in hun antwoordakte van 2 december 2015 twee aanvankelijke verweren hebben laten varen, zodat die geen beoordeling behoeven. Dit betreft (i) de bevoegdheid van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. om (ook) namens Fairfield Lambda vorderingen in te stellen en (ii) de bevoegdheid van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. om ook tegen PwC N.V., [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 3] , [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 4] , [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 5] en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 6] vorderingen in te stellen.
4.4.6.
Onder verwijzing naar twee akten van inbreng hebben PwC c.s. aangevoerd dat PwC N.V. haar accountancypraktijk in november 2002 (indirect) heeft ingebracht in PwC Accountants en dat daarmee de rechten en verplichtingen van PwC N.V. jegens, onder anderen, [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. reeds op dat moment zijn overgegaan op PwC Accountants. De gestelde vorderingen met betrekking tot de boekjaren 1998 tot en met 2001 hadden derhalve niet mede tegen PwC N.V. maar enkel tegen PwC Accountants moeten worden ingesteld, aldus PwC c.s. [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] hebben dat verweer vervolgens niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken. Hun enkele stelling dat zij nog vragen hebben bij de verhouding tussen PwC Accountants en PwC N.V., in het bijzonder op het punt van aansprakelijkheden en verzekeringen, kan in dit verband niet als voldoende worden aangemerkt. Dit leidt ertoe dat de jegens PwC N.V. ingestelde vorderingen zullen worden afgewezen.
4.4.7.
De rechtbank concludeert dat als procespartijen resteren: enerzijds als eisers (i) [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Sentry, (ii) [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Sigma en (iii) [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Lambda, en anderzijds als gedaagden (i) PwC Accountants (mede als rechtsopvolgster van PwC N.V.), (ii) [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 3] , (iii) [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 4] , (iv) [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 5] en (v) [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, verweerder in het (hernieuwde) incident sub 6] . Deze partijen zullen hierna [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. en PwC c.s. worden genoemd.

5.De hoofdzaak in conventie en het (hernieuwde) incident

5.1.
In het (hernieuwde) incident vordert [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, PwC c.s. veroordeelt om binnen twee weken na, naar de rechtbank begrijpt, het vonnis in incident aan [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] inzage te geven in of afschrift te verstrekken van de controledossiers met betrekking tot de jaarrekeningen van Fairfield Sentry voor de boekjaren 2003, 2004 en 2005 door [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] toegang te verschaffen tot een daarvoor door PwC c.s. in te richten elektronische dataroom, althans door deze aan [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eisers in het (hernieuwde) incident] op een elektronische gegevensdrager ter beschikking te stellen, dan wel op een andere tussen partijen overeen te komen geschikte wijze, met veroordeling van PwC c.s. in de kosten van het incident. [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. verwijst in dit verband mede naar het tussenarrest dat het gerechtshof Amsterdam op 5 januari 2016 heeft gewezen in de Colima-zaak.
5.2.
PwC c.s. voeren tot hun verweer aan primair dat na het (afwijzende) vonnis in incident van 18 februari 2015 geen plaats is voor de onderhavige incidentele vordering, subsidiair dat de positie van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. een andere is dan die van Colima International Limited en Stichting Fairfield Compensation Foundation in de Colima-zaak en meer subsidiair dat [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. op de voet van artikel 29 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een geheimhoudingsplicht dient te worden opgelegd zoals ook het hof in de Colima-zaak heeft gedaan.
5.3.1.
De rechtbank overweegt dat het hof in het arrest van 5 januari 2016 in de Colima-zaak, voor zover hier van belang, heeft overwogen:
“Met hun grieven in het incident komen Colima c.s. (Colima International Limited en Stichting Fairfield Compensation Foundation;
rechtbank) op tegen de afwijzing van hun vorderingen en het daaraan ten grondslag liggende oordeel van de rechtbank dat zij geen voldoende zwaarwegend rechtmatig belang hebben bij afgifte van of inzage in de controledossiers. Ter gelegenheid van het pleidooi hebben Colima c.s. hun incidentele vorderingen beperkt, in die zin dat zij thans alleen nog afgifte of inzage vorderen in de volledige controledossiers (…) met betrekking tot de jaarrekeningen van Sentry (Fairfield Sentry;
rechtbank) voor de boekjaren 2003, 2004 en 2005. (…) Colima c.s. hebben in eerste aanleg aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat de jaarrekeningen van Sentry voor de boekjaren 2003, 2004 en 2005 geen getrouw beeld gaven van het vermogen van Sentry, nu achteraf is gebleken dat de in die jaarrekeningen opgenomen activa niet (meer) bestonden. Colima c.s. stellen in de hoofdzaak dat PwC c.s. (PwC Accountants en PwC N.V.;
rechtbank) jegens hen (…) onrechtmatig hebben gehandeld doordat zij hun taak als controlerend accountant van de Fondsen (de Fairfield Fondsen;
rechtbank) niet voldoende zorgvuldig hebben uitgevoerd. Volgens Colima c.s. miskent de rechtbank met haar oordeel dat Colima c.s., om hun stellingen in de hoofdzaak nader te kunnen onderbouwen een rechtmatig (bewijs)belang hebben bij afschrift van of inzage in de door PwC c.s. voor haar werkzaamheden op grond van de toepasselijke regelgeving verplicht aangelegde controledossiers, nu zij slechts op basis daarvan nader zullen kunnen onderbouwen op welke van de door hen concreet gestelde punten de controle werkzaamheden van PwC c.s. niet voldeden aan de daaraan te stellen eisen. (…) Het hof is met Colima c.s. van oordeel dat zij een voldoende zwaarwegend en rechtmatig belang hebben bij afschrift of inzage van de controle dossiers. Daarbij is allereerst van belang dat in het licht van de in 2008 gebleken fraude achteraf moet worden vastgesteld dat de jaarrekeningen van de Fondsen geen getrouw beeld gaven van het vermogen van de Fondsen. Tussen partijen is niet in geschil dat PwC c.s. op basis van de toepasselijke regelgeving, waaronder de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (RAC) 2002 gehouden waren ter zake van de verrichte controlewerkzaamheden een zogeheten controledossier aan te leggen en te bewaren dat in voldoende mate compleet en gedetailleerd is, zodat een goed beeld kan worden gevormd van de uitvoering van de controlewerkzaamheden. Het controledossier is mede bedoeld om achteraf verantwoording af te kunnen leggen van de door de accountant verrichte werkzaamheden. In dat dossier dienden PwC c.s. informatie vast te leggen over de planning van de controle, de aard, het tijdstip van uitvoering en de omvang van de uitgevoerde controlewerkzaamheden, de resultaten daarvan en de conclusies naar aanleiding van de verkregen controle-informatie”.
Vervolgens heeft het hof PwC Accountants en PwC N.V. veroordeeld om aan Colima c.s. inzage of afschrift te verstrekken van de controledossiers met betrekking tot de jaarrekeningen van Fairfield Sentry voor de boekjaren 2003, 2004 en 2005, door Colima c.s. toegang te verschaffen tot een daarvoor door PwC c.s. in te richten elektronische dataroom, althans door deze aan Colima c.s. op een elektronische gegevensdrager ter beschikking te stellen, dan wel op een andere tussen partijen overeen te komen geschikte wijze.
5.3.2.
Mede gelet op deze overwegingen en beslissing van het hof in de Colima-zaak ziet de rechtbank aanleiding in de onderhavige zaak PwC c.s. op de voet van artikel 22 Rv te bevelen binnen vier weken na heden de controledossiers met betrekking tot de jaarrekeningen van Fairfield Sentry voor de boekjaren 2003, 2004 en 2005 in het geding te brengen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Partijen zijn het erover eens dat de feitelijke en juridische geschilpunten in de onderhavige zaak voor een groot deel overeenstemmen met die in de Colima-zaak. Gesteld noch gebleken is dat de overwegingen en beslissingen van het hof in de Colima-zaak zich niet laten verenigen met de feitelijke en juridische geschilpunten in de onderhavige zaak. De rechtbank neemt de overwegingen van het hof daarom over en laat zich voor wat de beslissing betreft leiden door de beslissing van het hof.
Voor wat de reikwijdte van het bevel betreft sluit de rechtbank aan bij de vorderingen van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. in het (hernieuwde) incident. De rechtbank begrijpt uit die vorderingen, en de toelichting daarop in de akte van 24 februari 2016, dat [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. op dit moment behoefte heeft aan (enkel) de controledossiers met betrekking tot de jaarrekeningen van Fairfield Sentry voor de boekjaren 2003, 2004 en 2005 om daarmee zijn vorderingen in de voorliggende zaak (nader) te kunnen onderbouwen. Dat zo zijnde ziet de rechtbank, in elk geval in dit stadium, ook vanuit het oogpunt van proceseconomie, geen aanleiding voor een ruimer bevel. Mocht [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. alsnog menen dat meer bescheiden ter beschikking moeten komen, dan zal hij dat, bij voorkeur in de eerstvolgende door hem te nemen akte (zie ook hierna onder 5.3.5), zorgvuldig moeten beargumenteren, onder meer in die zin dat duidelijk wordt dat en waarom met de hem reeds ter beschikking staande bescheiden niet kan worden volstaan.
5.3.3.
Met betrekking tot de uitvoering van het bevel stelt de rechtbank voorop dat de voor haar bestemde bescheiden op een elektronische gegevensdrager ter griffie kunnen worden gedeponeerd, althans op een in overleg met de griffier te bepalen andere wijze aan haar ter beschikking kunnen worden gesteld. De rechtbank stelt zich daarnaast voor dat de voor [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. bestemde bescheiden aan hem ter beschikking worden gesteld op de door het hof in de Colima-zaak bepaalde wijze, derhalve door [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. toegang te verschaffen tot een daarvoor door PwC c.s. in te richten elektronische dataroom, althans door deze bescheiden op een elektronische gegevensdrager aan [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. ter beschikking te stellen, dan wel op een andere tussen partijen overeen te komen geschikte wijze.
5.3.4.
De rechtbank ziet, net als het gerechtshof in de Colima-zaak, in de omstandigheid dat de controledossiers vertrouwelijke gegevens bevatten van cliënten van PwC c.s. aanleiding om hierbij overeenkomstig het bepaalde in artikel 29 Rv een verbod aan [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. op te leggen om mededeling te doen omtrent de inhoud van de door PwC c.s. te verstrekken controledossiers.
5.3.5.
De rechtbank zal de hoofdzaak naar de rol verwijzen op een termijn van drie maanden na dit vonnis voor een akte aan de zijde van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q., waarbij hij zich desgewenst kan uitlaten over de inhoud van de door PwC c.s. nieuw verstrekte controledossiers en de relevantie daarvan voor zijn stellingen in de hoofdzaak. PwC c.s. zullen daarop op een termijn van vier weken bij akte kunnen reageren.
5.3.6.
Bij deze stand van zaken dienen de incidentele vorderingen van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. reeds bij gebrek aan belang te worden afgewezen. De overige verweren van PwC c.s. behoeven geen behandeling. De kosten van het incident zullen worden gecompenseerd in voege als hierna, in het dictum, zal worden vermeld.
5.3.7.
Iedere verdere beslissing in de hoofdzaak zal worden aangehouden.

6.De hoofdzaak in voorwaardelijke reconventie

6.1.
Onder de voorwaarde dat een of meer van de conventionele vorderingen van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. worden toegewezen, vordert PwC Accountants dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart:
primair
dat al hetgeen PwC Accountants op grond een rechterlijke uitspraak of schikking aan beleggers in de Fairfield Fondsen heeft betaald of moet betalen, in mindering komt op hetgeen waartoe PwC Accountants in deze zaak jegens [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. mocht worden veroordeeld;
subsidiair
dat PwC Accountants (a) een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking heeft op [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. ten belope van elk bedrag dat zij op grond van een rechterlijke uitspraak of schikking aan beleggers in de Fairfield Fondsen dient te vergoeden en (b) die vordering mag verrekenen met al hetgeen [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. van PwC Accountants te vorderen mocht blijken te hebben;
een en ander met veroordeling van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. in de kosten van de procedure.
6.2.
PwC Accountants stelt dat zij, onder meer gelet op de Anwar-zaak, met deze vorderingen wil voorkomen dat zij, dubbel moet betalen.
6.3.
[eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. voert verweer.
6.4.
De rechtbank ziet in de voorwaarde waaronder PwC Accountants haar vorderingen instelt aanleiding de behandeling en beoordeling daarvan uit te stellen tot een later, daartoe geëigend moment. Iedere verdere beslissing zal derhalve worden aangehouden.

7.De beslissing

De rechtbank:
in het (hernieuwde) incident:
- wijst het gevorderde af;
- compenseert de kosten van het incident in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak in conventie:
- beveelt PwC c.s. binnen vier weken na heden de controledossiers met betrekking tot de jaarrekeningen van Fairfield Sentry voor de boekjaren 2003, 2004 en 2005 aan de rechtbank en [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. ter beschikking te stellen op de wijze zoals omschreven in rechtsoverweging 5.3.3;
- bepaalt dat het [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. verboden is om aan derden mededelingen te doen omtrent de inhoud van de door PwC c.s. te verstrekken controledossiers met betrekking tot de jaarrekeningen van Fairfield Sentry voor de boekjaren 2003, 2004 en 2005;
- verwijst de zaak naar de rol van 5 oktober 2016 voor een akte aan de zijde van [eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak, eiser in het (hernieuwde) incident sub 1] q.q. voor het hiervoor onder 5.3.5 omschreven doel, vervolgens antwoordakte aan de zijde van PwC c.s.;
- houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak in voorwaardelijke reconventie:
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, mr. C. Bakker en mr. L.R. Wisse, bijgestaan door mr. A.A.J. Wissink, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2016.