Op 7 juli 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale Rechtshulpkamer, een verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie behandeld. Dit verzoek was ingediend op 5 juli 2016 en betrof een persoon die in Roemenië was geboren in 1993 en thans gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft het dossier bestudeerd, inclusief de relevante stukken met betrekking tot de overleveringsdetentie. Tijdens de zitting op 7 juli 2016 zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, gehoord. De officier van justitie heeft zich verzet tegen de schorsing van de overleveringsdetentie.
De rechtbank heeft overwogen dat de reeds ondergane duur van de overleveringsdetentie, de opgelegde gevangenisstraf in Roemenië en de voortgang van de procedure aanleiding geven om de overleveringsdetentie te schorsen. De rechtbank oordeelt dat het vluchtgevaar kan worden ingeperkt door het opleggen van een meldplicht van twee keer per week. De rechtbank heeft vervolgens voorwaarden verbonden aan de schorsing, waaronder de verplichting voor de opgeëiste persoon om zich te melden bij de politie en om op de hoogte te blijven van adreswijzigingen.
De beslissing tot schorsing van de overleveringsdetentie is genomen op 7 juli 2016, met ingang van 8 juli 2016, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon zijn paspoort en andere reisdocumenten inlevert bij de officier van justitie. De rechtbank heeft de schorsing van de detentie gerechtvaardigd geacht, gezien de omstandigheden van de zaak en de voortgang van de procedure.