ECLI:NL:RBAMS:2016:9038

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2016
Publicatiedatum
30 december 2016
Zaaknummer
13/665635-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dood door schuld en handel in harddrugs in een seksuele setting met methamfetamine

Op 30 december 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de dood van een Zweedse man door het toedienen van methamfetamine en andere handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 december 2015 in Amsterdam de 35-jarige man, die hij pas kort kende, drugs heeft toegediend en hem in een kwetsbare positie heeft vastgebonden. De man overleed na het gebruik van een aanzienlijke hoeveelheid methamfetamine. De rechtbank heeft meerdere zittingen gehouden en deskundigen gehoord over de doodsoorzaak, waarbij werd vastgesteld dat de dood het gevolg was van intoxicatie door methamfetamine. De verdachte heeft verklaard dat er overeenstemming was over het gebruik van de drugs en dat hij zelf ook onder invloed was. De rechtbank oordeelde dat er geen opzet was op de dood van het slachtoffer, maar dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van opzettelijke doodslag, maar verklaarde de dood van het slachtoffer wel aan zijn schuld te wijten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor het voorhanden hebben van harddrugs en het veroorzaken van de dood door schuld. De benadeelde partijen, de zus en moeder van het slachtoffer, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen voor schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/665635-15
Datum uitspraak: 30 december 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1959,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 22 maart 2016, 4 april 2016, 30 juni 2016, 22 september 2016 en
16 december 2016.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.E.A. Duyvendak, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Mulder, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op 15 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet:
- één of meerdere stof(fen)/middel(en), waaronder XTC en/of metamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine en/of ketamine en/of andere middelen en/of (een) spuit(en) en/of (een) naald(en) aangeschaft en/of
- éénmaal of meermalen een hoeveelheid van dat/die stof(fen)/middel(en) aan die [slachtoffer] aangeboden en/of samen gebruikt en/of in het lichaam van die [slachtoffer] gespoten, in ieder geval op enige wijze aan die [slachtoffer] toegediend
en/of
- die [slachtoffer] vastgebonden in een latex pak op een bank aan zijn armen en/of benen en/of hals/nek en/of middel, waardoor [slachtoffer] in een positie terecht kwam waarbij zijn hoofd langdurig naar beneden was gericht en/of
- urenlange intensieve sexuele handelingen verricht bij die [slachtoffer] en/of
- diverse SM technieken bij die [slachtoffer] toegepast, waardoor de lichaamstemperatuur van die [slachtoffer] langdurig is gestegen boven de normale lichaamstemperatuur van 37 graden Celcius (
de rechtbank leest: Celsius) en/of in combinatie met het gebruik van de genoemde middelen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 15 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door opzettelijk:
- één of meerdere stof(fen)/middel(en), waaronder XTC en/of metamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine en/of ketamine en/of andere middelen en/of (een) spuit(en) en/of (een) naald(en) aan te schaffen en/of
- éénmaal of meermalen een hoeveelheid van dat/die stof(fen)/middel(en) aan die [slachtoffer] aan te bieden en/of samen te gebruiken en/of in het lichaam van die [slachtoffer] te spuiten, in ieder geval op enige wijze aan die [slachtoffer] toe te dienen en/of
- die [slachtoffer] vast te binden in een latex pak op een bank aan zijn armen en/of benen en/of hals/nek en/of middel, waardoor [slachtoffer] in een positie terecht kwam waarbij zijn hoofd langdurig naar beneden was gericht en/of
- urenlange intensieve sexuele handelingen te verrichten bij die [slachtoffer] en/of
- diverse SM technieken bij die [slachtoffer] toe te passen, waardoor de lichaamstemperatuur van die [slachtoffer] langdurig is gestegen boven de normale lichaamstemperatuur van 37 graden Celcius (
de rechtbank leest: Celsius) en/of in combinatie met het gebruik van de genoemde middelen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
meer subsidiair:
hij op 15 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend:
- één of meerdere stof(fen)/middel(en), waaronder XTC en/of metamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine en/of ketamine en/of andere middelen en/of (een) spuit(en) en/of (een) naald(en) heeft aangeschaft en/of
- éénmaal of meermalen een hoeveelheid van dat/die stof(fen)/middel(en) aan die [slachtoffer] heeft aangeboden en/of samen hebben gebruikt en/of in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gespoten, in ieder geval op enige wijze aan die [slachtoffer] heeft toegediend en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgebonden in een latex pak op een bank aan zijn armen en/of benen en/of hals/nek en/of middel, waardoor [slachtoffer] in een positie terecht kwam waarbij zijn hoofd langdurig naar beneden was gericht en/of
- urenlange intensieve sexuele handelingen heeft verricht bij die [slachtoffer] en/of
- diverse SM technieken bij die [slachtoffer] heeft toegepast, waardoor de lichaamstemperatuur van die [slachtoffer] langdurig is gestegen boven de normale lichaamstemperatuur van 37 graden Celcius en/of in combinatie met het gebruik van de genoemde middelen, het aan zijn, verdachtes schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel heeft bekomen, dat
deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
2.
hij op of omstreeks 15 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 8,19 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of (ongeveer) 48 tabletten MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of (ongeveer) 5 tabletten 2C-B, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 15 december 2015 omstreeks 08:35 uur treft de politie in de woning van verdachte, in een kamer die was ingericht als sekskamer, een bewusteloze man in een latex pak aan die is vastgebonden op een
fuckbench. Hulpdiensten leggen de man op de grond waarna hij wordt gereanimeerd. Kort daarop hoort de politie dat het slachtoffer is overleden. Het blijkt te gaan om de 35-jarige uit Zweden afkomstige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). De schouwarts concludeert dat sprake is van een nietnatuurlijk overlijden.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte worden verschillende soorten drugs aangetroffen, waaronder methamfetamine (ook wel crystal meth of tina genoemd).
Verdachte heeft verklaard – en dit staat ook niet ter discussie – dat hij gedurende de hele nacht in zijn sekskamer, waarbij verdachte als ‘top’ fungeerde en [slachtoffer] als ‘bottom’, met [slachtoffer] aan
chemseksheeft gedaan, dat wil zeggen seks onder invloed van drugs. [slachtoffer] en hij hebben methamfetamine gebruikt door middel van
slammen, dat wil zeggen het injecteren van harddrugs. Verdachte had de methamfetamine in huis en heeft deze drug aan [slachtoffer] verstrekt, waarbij hij twee van de drie injecties bij hem heeft toegediend.
Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door hem drugs toe te dienen, vast te binden in een latexpak, urenlang seksuele handelingen bij hem te verrichten en diverse SM-technieken bij hem toe te passen, als gevolg waarvan hij is overleden. Subsidiair is hetzelfde feitencomplex ten laste gelegd als zware mishandeling met de dood als gevolg. Meer subsidiair is hetzelfde feitencomplex ten laste gelegd als dood door schuld, al dan niet in de vorm van roekeloosheid. Het harddrugsbezit is als afzonderlijk strafbaar feit ten laste gelegd.
De rechtbank dient meerdere vragen te beantwoorden, in het bijzonder de vraag waardoor [slachtoffer] is overleden en of verdachte daarbij een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. Uit het dossier zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat verdachte de dood dan wel de zware mishandeling met de dood als gevolg opzettelijk heeft veroorzaakt, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet.
Het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde acht de officier van justitie wel bewezen. Hij stelt zich op het standpunt dat sprake is van dood door schuld in de variant van roekeloosheid en overweegt hiertoe als volgt. Volgens de deskundigen kan het overlijden worden verklaard door de hoge concentratie methamfetamine in het bloed van [slachtoffer] en zijn er geen andere factoren die zijn dood kunnen verklaren. Verdachte heeft in een tijdspanne van ongeveer zeven uur driemaal een dosis van 200 mg methamfetamine aan [slachtoffer] verstrekt. Hij is vervolgens overleden. Via de leer van de redelijke toerekening kan, ondanks de mogelijkheid een dergelijke hoge dosis methamfetamine te kunnen overleven, de dood van [slachtoffer] aan verdachte worden toegerekend. De roekeloosheid kan op grond van de volgende factoren worden aangenomen. Er was sprake van een hoge concentratie van een verboden stof in het bloed van [slachtoffer] . Verdachte was tijdens het toedienen van de methamfetamine zelf onder invloed van de drugs en bovendien kenden verdachte en [slachtoffer] elkaar alleen van WhatsApp en telefonisch contact. Verdachte is arts en hij behoort de risico's van het toebrengen van dergelijke hoeveelheden methamfetamine te kennen. Mede door zijn zelf gestelde geheugenprobleem heeft verdachte een zeer ernstige gevaar in het leven geroepen. Ten slotte speelt nog mee dat er in de woning van verdachte al eerder iemand is overleden na het gebruik van harddrugs. De omstandigheid dat [slachtoffer] zichzelf vrijwillig heeft geïnjecteerd dan wel heeft laten injecteren met methamfetamine en dat er mogelijk gesproken kan worden van medeschuld, doet niets af aan de verantwoordelijkheid van verdachte.
Het onder 2 ten laste gelegde feit kan bewezen worden verklaard. Verdachte heeft dit feit bekend en de bij hem thuis aangetroffen verdovende middelen vallen onder de verbodsbepaling van lijst I van de Opiumwet.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Voor wat betreft het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit dient vrijspraak te volgen, omdat er tussen verdachte en [slachtoffer] overeenstemming was over de wijze van seks hebben en de inname van methamfetamine. Uit niets blijkt dat verdachte [slachtoffer] wilde doden of letsel wilde toebrengen, zodat opzet niet bewezen kan worden verklaard.
Niet met zekerheid kan worden afgeleid dat de inname van methamfetamine tot de dood van [slachtoffer] heeft geleid. Er zijn immers ook andere stoffen in zijn bloed aangetroffen, waaronder etomidaat, dat door de ambulancemedewerkers is toegediend en waarover in één van de NFI-rapporten door de deskundige wordt verklaard dat de in het bloed van [slachtoffer] aangetroffen concentratie etomidaat zonder medische begeleiding fataal kan zijn. Daar komt bij dat, voor zover het gaat om de gebruikte middelen en de hoeveelheden die daarvan werden gebruikt, verdachte uitermate voorzichtig was in het gebruik ervan. Verdachte was voorzichtiger dan [slachtoffer] , aangezien [slachtoffer] eigenlijk een hogere dosis van 250 mg methamfetamine wilde. Verdachte en [slachtoffer] waren beiden ervaringsdeskundigen in het gebruik van methamfetamine en hebben beiden dezelfde dosis methamfetamine genomen, terwijl verdachte wel in leven is gebleven. Op de door verdachte gemaakte camerabeelden is te zien dat uitvoerige pauzes worden genomen en dat nadat [slachtoffer] schokkerige bewegingen ging maken, verdachte er alles aan heeft gedaan om hem gerust te stellen. Verdachte heeft een aantal keer aan [slachtoffer] gevraagd of hij wilde stoppen, maar hij wilde doorgaan. Op grond van het voorgaande kan ook de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde dood door schuld niet bewezen w orden verklaard.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank
4.4.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
Verdachte wordt verweten dat hij handelingen heeft verricht die hebben bijgedragen aan de dood van [slachtoffer] . Gelet hierop moet de rechtbank eerst de vraag beantwoorden als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden.
Doodsoorzaak
Over de doodsoorzaak is gerapporteerd door de NFI-deskundigen dr. I.J. Bosman, apotheker en toxicoloog (hierna: Bosman), en M. Buiskool, arts en patholoog (hierna: Buiskool). Deze deskundigen zijn ook ter terechtzitting gehoord. Beiden hebben als meest waarschijnlijke doodsoorzaak intoxicatie als gevolg van het gebruik van methamfetamine vastgesteld. Bosman en Buiskool konden de doodsoorzaak niet met honderd procent zekerheid vaststellen. Bosman heeft verklaard dat de gemeten concentratie van 2,5 mg/l in femoraal bloed van [slachtoffer] een erg hoge concentratie is. Deze concentratie zit echt aan de hoge kant van het spectrum. Concentraties van 0,5 tot 1 mg/l zijn in een groot aantal gevallen al fataal. Er zijn geen staatjes met de kans op overlijden bij bepaalde concentraties methamfetamine. Wel is het algemeen zo dat, als je gewend bent om bepaalde middelen te nemen, je tegen een hogere dosis kunt, aldus steeds Bosman. Buiskool verklaart in dit verband dat de onderhavige concentratie methamfetamine bij velen fataal zal zijn, maar sommigen zullen het kunnen overleven. Andere ten laste gelegde omstandigheden, zoals het vastbinden in een latexpak, het gepositioneerd zijn met het hoofd naar beneden, het urenlang intensieve seksuele handelingen ondergaan en het ondergaan van SM-technieken, hebben in ieder geval geen substantiële bijdrage geleverd aan de dood van [slachtoffer] . Bovendien hebben de deskundigen geen andere mogelijke doodsoorzaak vastgesteld. Bosman heeft geconcludeerd dat het toedienen van etomidaat voor het bepalen van de doodsoorzaak niet relevant is, aangezien aan [slachtoffer] al methamfetamine was toegediend. De deskundigen hebben in dit verband nog opgemerkt dat etomidaat aan [slachtoffer] is toegediend door het mobiel medisch team in een poging hem te redden.
Causaliteit
Aan verdachte zijn meerdere gedragingen ten laste gelegd die tot de dood van [slachtoffer] zouden hebben geleid, te weten het aanschaffen en toedienen van drugs, waaronder methamfetamine, het vastbinden van [slachtoffer] in een latexpak op een bank waardoor hij in een positie terechtkwam waarbij zijn hoofd langdurig naar beneden was gericht, het urenlang intensieve seksuele handelingen verrichten bij [slachtoffer] en het toepassen van diverse SM-technieken. Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank alleen de gedragingen met betrekking tot methamfetamine relevant, aangezien ten aanzien van de overige gedragingen onvoldoende causaal verband met de dood van [slachtoffer] kan worden vastgesteld. De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de dood van [slachtoffer] als gevolg van intoxicatie door het gebruik van methamfetamine aan een gedraging van verdachte valt toe te rekenen.
Voor het redelijkerwijs toerekenen van een gevolg aan een gedraging van een verdachte is ten minste vereist dat wordt vastgesteld, dat dit gedrag een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot dit gevolg hebben geleid en dat aannemelijk is dat dit gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van deze verdachte is veroorzaakt. Of en wanneer sprake is van een dergelijke aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid, zal afhangen van de concrete omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling daarvan kan als hulpmiddel dienen of in de gegeven omstandigheden de gedraging van de verdachte naar haar aard geschikt is om dat gevolg teweeg te brengen en naar ervaringsregels van dien aard is dat zij het vermoeden wettigt dat deze heeft geleid tot het intreden van dit gevolg. Daarbij kan ook worden betrokken in hoeverre aannemelijk is geworden dat andere, niet aan de gedraging van de verdachte gerelateerde oorzaken hoogstwaarschijnlijk niet tot dat gevolg hebben geleid (ECLI:NL:HR:2012:BT6397).
De ten laste gelegde gedraging van verdachte, te weten het aanbieden en/of toedienen van methamfetamine aan [slachtoffer] , vormt een onmisbare schakel in de gebeurtenissen die tot de dood van [slachtoffer] als gevolg van intoxicatie door methamfetamine hebben geleid. Het blijkt immers niet dat [slachtoffer] op een andere manier methamfetamine in zijn lichaam heeft gekregen. Om te beoordelen of aannemelijk is dat de dood van [slachtoffer] met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door deze gedraging van verdachte is veroorzaakt, is het van belang om vast te stellen welke dosis methamfetamine aan [slachtoffer] is toegediend.
De deskundigen kunnen op basis van de gemeten concentratie in het bloed van [slachtoffer] niet vaststellen welke hoeveelheid methamfetamine hij heeft gebruikt, omdat een gebruikte dosis niet één op één te vertalen is naar een gemeten concentratie in het bloed. De uiteindelijke concentratie als gevolg van een bepaalde dosis verschilt van het tijdsverloop tussen gebruik en meting, maar ook van persoon tot persoon en van dag tot dag. Verdachte heeft hierover het volgende verklaard. [slachtoffer] en hij hebben in een periode van ongeveer zeven uur ieder driemaal een dosis van telkens 200 mg methamfetamine intraveneus ingespoten. Verdachte heeft de methamfetamine bij een dealer gekocht. Hij heeft de drugs gewogen en de injecties met methamfetamine klaar gemaakt. De eerste injectie hebben verdachte en [slachtoffer] ieder bij zichzelf ingebracht. De tweede en de derde injectie heeft verdachte zowel bij [slachtoffer] als bij zichzelf ingebracht. Een dergelijke gang van zaken vindt steun in camerabeelden uit de sekskamer. Uit de zich in het dossier bevindende WhatsApp-berichten blijkt bovendien dat verdachte met [slachtoffer] afspreekt een dosis van 200 mg methamfetamine te zullen gaan gebruiken. De rechtbank zal gelet hierop uitgaan van de verklaring van verdachte op dit punt.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de dood van [slachtoffer] met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van verdachte is veroorzaakt. In de gegeven omstandigheden was het aanbieden en toedienen van methamfetamine door verdachte naar hun aard geschikt om de dood door intoxicatie met methamfetamine teweeg te brengen. Hierbij is van belang dat geen andere doodsoorzaken kunnen worden vastgesteld.
De verdediging heeft in dit verband nog gewezen op het toedienen van etomidaat door het mobiel medisch team. Uit de verklaringen van de deskundigen kan echter worden afgeleid dat dit alleen slecht kan uitwerken in gevallen waarin het wordt toegediend zonder medisch team. Daarvan was hier geen sprake. Bovendien verklaart Bosman dat toediening van etomidaat niet relevant is voor de doodsoorzaak nadat de gemeten hoeveelheid methamfetamine is toegediend. Voor zover deze toediening van etomidaat al zou kunnen hebben bijgedragen aan de dood van [slachtoffer] , hetgeen niet kan worden vastgesteld, dan acht de rechtbank dit ten slotte een omstandigheid die zich heeft voorgedaan als gevolg van een mede door verdachte in het leven geroepen situatie. Gelet hierop staat de toediening van etomidaat aan toerekening van de dood van [slachtoffer] door het aanbieden en toedienen van methamfetamine door verdachte niet in de weg.
Opzet
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of, en zo ja, in hoeverre de dood van [slachtoffer] , als gevolg van het aanbieden en toedienen van methamfetamine door verdachte aan [slachtoffer] , strafrechtelijk aan verdachte kan worden verweten. Het zwaarste verwijt dat verdachte ten laste is gelegd is dat hij [slachtoffer] opzettelijk, dat wil zeggen willens en wetens, heeft gedood of zwaar heeft mishandeld met zijn dood tot gevolg.
De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat verdachte de methamfetamine heeft verstrekt en toegediend met de bedoeling om [slachtoffer] te doden of zwaar te mishandelen. [slachtoffer] is naar verdachte gekomen om vrijwillig seks met verdachte te hebben en daarbij gezamenlijk methamfetamine te slammen. Uit de verklaring van verdachte en uit de WhatsApp-berichten en chats blijkt dat over de invulling van de avond tussen verdachte en [slachtoffer] volledige overeenstemming bestond. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] willens en wetens heeft gedood of zwaar heeft mishandeld met zijn dood tot gevolg.
Voorwaardelijk opzet
Onder opzettelijk handelen wordt ook voorwaardelijk opzettelijk handelen begrepen. Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet is vereist dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip aanmerkelijke kans afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Methamfetamine is een stof die onder de werking van Opiumwet valt. Vanwege de gezondheidsrisico’s en de hoge verslavingskans is het middel vermeld op lijst I van de Opiumwet. Het produceren, verhandelen of in bezit hebben van het middel is dus verboden en strafbaar. De rechtbank is van oordeel dat naar algemene ervaringsregels kan worden vastgesteld dat methamfetamine een zeer krachtige, verslavende en gevaarlijke harddrug is. In het algemeen kan gesteld worden dat methamfetamine een stof is die vergelijkbaar is met amfetamine, alleen met een sterkere werking. Aan het gebruik van methamfetamine zijn ernstige risico’s verbonden en zowel op korte als op lange termijn is het middel zeer schadelijk. Het slammen wordt als meest intense gebruikstechniek gezien. Gelet hierop is het slammen van methamfetamine per definitie risicovol.
Volgens de deskundigen is het van meerdere factoren afhankelijk of iemand overlijdt als gevolg van een hoge dosis methamfetamine. Dit kan verklaren waarom [slachtoffer]
welmaar verdachte
nietis overleden na het gebruik van een gelijke hoeveelheid methamfetamine.
Gelet hierop kan weliswaar worden vastgesteld dat verdachte risicovol heeft gehandeld door methamfetamine aan [slachtoffer] te verstrekken en toe te dienen, echter niet is komen vast te staan dat daarbij sprake was van een aanmerkelijke kans dat juist [slachtoffer] – al dan niet na het oplopen van zwaar lichamelijk letsel – als gevolg hiervan zou komen te overlijden.
De rechtbank komt gelet op het bovenstaande niet meer toe aan het beantwoorden van de vraag, of verdachte de kans dat bovenbedoelde gevolgen zouden intreden bewust heeft aanvaard. Maar zelfs al zou genoemde aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel of de dood hebben bestaan, dan is het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft immers dezelfde hoeveelheid methamfetamine gebruikt en hij verkeerde in de veronderstelling dat zij beiden tegen een dergelijke hoeveelheid bestand waren.
De rechtbank is gelet op al het bovenstaande van oordeel dat verdachte geen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met de dood als gevolg.
Schuld
Subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd dat de dood van [slachtoffer] aan de schuld van verdachte is te wijten. In de regel eist de wet dat de wil van de dader is gericht op het strafbare feit. In sommige gevallen kan de algemene veiligheid van personen echter zozeer in gevaar komen, dat daardoor een zo groot en onherstelbaar nadeel aan personen wordt berokkend, dat de wet ook de onvoorzichtigheid, de nalatigheid, het gebrek aan voorzorg, in één woord de schuld, moet tegen gaan.
Voor de bewezenverklaring van dood door schuld is vereist dat de dader minder nagedacht heeft, minder wist, minder beleid aanwendde en minder oplettend was dan de mens in het algemeen. Hiermee is niet uitgesloten dat bepaalde personen onder bepaalde omstandigheden aan hogere eisen moeten voldoen. De rechtbank acht voor de beoordeling van de mate van schuld van verdachte de volgende omstandigheden van belang.
Aard methamfetamine
Onder verwijzing naar hetgeen is opgemerkt over deze harddrug in het kader van het voorwaardelijk opzet, stelt de rechtbank vast dat methamfetamine een verboden, zeer krachtige, verslavende en gevaarlijke harddrug is.
Dosering methamfetamine
In totaal heeft [slachtoffer] driemaal een dosis van 200 mg methamfetamine geslamd. In het door de verdediging ingebrachte rapport ‘Tina en slammen’ [1] staat op pagina 19 vermeld dat de toedieningswijze bepaalt hoeveel procent van de methamfetamine uiteindelijk in de bloedbaan terecht komt. Het uiteindelijke effect is afhankelijk van dosering en andere factoren, zoals opgebouwde tolerantie door regelmatig gebruik. Bosman heeft ter terechtzitting toegelicht dat tolerantie wordt opgebouwd door frequent
enrecent gebruik. In genoemd rapport staat ook beschreven dat uit literatuurstudie is gebleken dat bij gebruik door middel van slammen een dosis tussen de 50 en 100 mg per injectie als ‘
heel sterk (of met tolerantie)’ moet worden beschouwd en dat de werkingsduur – bij mensen die nog geen tolerantie hebben opgebouwd – tussen de vier en negen uur ligt. In dit rapport wordt op basis van interviews met respondenten binnen de Nederlandse chemseks-scene vermeld dat de gebruikte dosis per slam uiteen loopt van 100 tot maximaal 450 mg. Ter verklaring van deze hogere dosering dan op basis van de literatuurstudie zou mogen worden verwacht, wordt gewezen op de mogelijk opgebouwde tolerantie bij de respondenten of op een minder sterke kwaliteit methamfetamine door vermenging met versnijdingsmiddelen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat bij het bepalen van de dosering voor [slachtoffer] en hemzelf is uitgegaan van honderd procent zuivere methamfetamine.
Bekendheid verdachte met risico's methamfetamine
Verdachte stelt dat hij zijn artsendiploma in Duitsland heeft behaald en daarna zijn bevoegdheid heeft verkregen om werkzaam te mogen zijn als psychiater. Hij is in Nederland enige tijd als psychiater werkzaam geweest. Gelet hierop wordt hij bekend verondersteld met de werking van medicijnen, de opbouw van tolerantie en de gevolgen van het intraveneus toedienen van stoffen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ervaringsdeskundige is op het gebied van het gebruik van methamfetamine, dat hij sinds 2014 regelmatig gebruikt. Hij zegt alle bestaande informatie over methamfetamine op het internet te hebben opgezocht en gelezen. Verdachte weet van welke factoren het uiteindelijke effect van methamfetamine afhankelijk is.
Bekendheid verdachte met [slachtoffer]
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier af dat verdachte en [slachtoffer] elkaar pas twee weken kenden en dat het contact bestond uit het verzenden van WhatsApp-berichten en chats, en het hebben van telefonisch contact. Verdachte heeft verklaard dat zij elkaar op 15 december 2015 op Schiphol voor het eerst hebben ontmoet en onderweg van Schiphol naar het huis van verdachte te Amsterdam met elkaar hebben gesproken. Zij hebben daarna nog 45 minuten met elkaar gesproken aan de keukentafel in de woning van verdachte. Hij heeft [slachtoffer] naar zijn methamfetamine-gebruik gevraagd. [slachtoffer] zou hebben gezegd dat hij tien keer eerder methamfetamine had gebruikt en dat hij tijdens een verblijf in Berlijn in vijf dagen tijd telkens een hoeveelheid van 1 g methamfetamine per dag had gebruikt.
Bekendheid verdachte met samenstelling methamfetamine
Op vragen van de rechtbank heeft verdachte verklaard dat de methamfetamine die hij [slachtoffer] heeft verstrekt en toegediend dezelfde methamfetamine betrof die hij het weekend daarvoor bij een andere gelegenheid zelf heeft gebruikt en aan een andere persoon in dezelfde hoeveelheden heeft toegediend, maar dat hij de door hem verstrekte methamfetamine niet heeft laten testen. Wel heeft verdachte de methamfetamine zelf getest door voorafgaand aan de aankoop een monster daarvan te roken.
Aanmerkelijk onvoorzichtig
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte als arts en als ervaringsdeskundig wordt geacht op de hoogte te zijn geweest van de risico's van het slammen van de zeer krachtige en gevaarlijke harddrug methamfetamine. De rechtbank stelt vast dat dit risico onder meer afhankelijk is van de mate van zuiverheid van de harddrug en de mate van tolerantie bij de gebruiker. Verdachte heeft de te gebruiken methamfetamine niet laten testen, zodat hij de samenstelling niet kende van de door hem verstrekte methamfetamine. Dat die mogelijkheid bestond en ook werd gecommuniceerd blijkt uit de folder ‘
Slammen do’s & don’ts’ van februari 2015 van Stichting Mainline (p. 1000 e.v.).
Gelet op de verklaring van verdachte, dat hij voor het bepalen van de dosering uitging van een zuiverheid van honderd procent, mocht van hem extra terughoudendheid worden verwacht. Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank voorts onvoldoende laten informeren over het methamfetamine-gebruik van [slachtoffer] om zo zijn mogelijke tolerantie te kunnen bepalen. Verdachte heeft hem immers niet gevraagd naar de periode waarin hij methamfetamine heeft gebruikt, wat de frequentie was van zijn gebruik en hoe lang dit geleden was, terwijl hij voor hem een onbekende chemseks-partner was. Desondanks heeft verdachte een grote hoeveelheid methamfetamine aan [slachtoffer] verstrekt en toegediend. In dit verband is van belang dat verdachte zich in de WhatsApp-gesprekken uitdrukkelijk presenteert als arts en dat [slachtoffer] laat weten dat dit hem gerust stelt. De rechtbank neemt hierbij bovendien in aanmerking dat verdachte in het seksspel met [slachtoffer] de dominante rol aannam en [slachtoffer] de onderdanige rol, hetgeen verdachte extra verantwoordelijkheid gaf om de grenzen te bewaken tijdens het seksspel. Vast staat dat de beslissing, om de derde injectie met nog eens 200 mg te nemen, is genomen terwijl het seksspel al was aangevangen en beide deelnemers al onder invloed waren van verschillende verdovende middelen. Op dat moment moet het beoordelingsvermogen van zowel verdachte als [slachtoffer] inmiddels aangetast zijn geweest.
Op grond van al het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, zodat het aan diens schuld is te wijten dat [slachtoffer] is overleden .
Roekeloosheid
Aan verdachte is ook de zwaarste schuldvariant, roekeloosheid, ten laste gelegd. Het kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte roekeloos heeft gehandeld. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Schuld in de vorm van roekeloosheid is de zwaarste, aan opzet grenzende schuldvorm, waarvan slechts in uitzonderingsgevallen sprake zal zijn. Bij roekeloosheid is vereist dat niet slechts sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, maar van een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid. Roekeloosheid vereist dat sprake is van een gedraging van de dader die erop duidt dat door hem welbewust onaanvaardbare risico's zijn genomen.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat tussen verdachte en [slachtoffer] overeenstemming bestond over de hoeveelheid en de wijze van de te gebruiken methamfetamine. Uit het dossier valt niet af te leiden dat [slachtoffer] op enig moment heeft aangegeven te willen stoppen met het gebruik van de methamfetamine. Bovendien heeft verdachte geen gedragingen verricht die het gebruik risicovoller maakten dan het in zichzelf al is. Ten slotte overweegt de rechtbank dat het slammen van methamfetamine een veel voorkomend fenomeen is in de scene waarvan verdachte en [slachtoffer] deel uitmaken of uitmaakten. Hoewel het in het onderhavige geval om grote hoeveelheden van deze drug gaat, zijn dergelijke hoeveelheden blijkens eerdergenoemd rapport ‘Tina en slammen’ kennelijk niet ongebruikelijk. Verdachte ging er te lichtvaardig van uit dat [slachtoffer] bestand was tegen een dergelijke hoeveelheid. Daarmee heeft hij weliswaar strafrechtelijk verwijtbaar gehandeld, maar is er geen sprake van een situatie waarin sprake is van
zeer onvoorzichtiggedrag waarbij verdachte
welbewustonaanvaardbare risico's heeft genomen. De rechtbank zal hem daarom vrijspreken van het strafverzwarende bestanddeel roekeloos.
Instemming
In zijn algemeenheid geldt dat de eventuele aanwezigheid van medeschuld aan de zijde van een slachtoffer, de schuld aan de zijde van de dader niet opheft. De schuld van verdachte aan het overlijden van [slachtoffer] heeft alleen betrekking op het gedrag van verdachte. In uitzonderlijke gevallen kan dit anders zijn, maar de rechtbank is van oordeel dat een dergelijke situatie zich in dit geval niet voordoet, ondanks de omstandigheid dat ervan wordt uitgegaan dat [slachtoffer] zelf heeft ingestemd met het gebruik van een dergelijke hoeveelheid methamfetamine.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard, in die zin dat de dood van [slachtoffer] aan de schuld van verdachte is te wijten doordat hij zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
De rechtbank komt op grond van de bekennende verklaring ter zitting van verdachte, de bij verdachte aangetroffen harddrugs en het onderzoeksrapport met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde harddrugs tot een bewezenverklaring van dit feit.

5.De bewezenverklaring

5.1
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
5.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit
op 15 december 2015 te Amsterdam aanmerkelijk onvoorzichtig methamfetamine aan [slachtoffer] heeft aangeboden en in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gespoten, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
op 15 december 2015 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 8,19 gram van een materiaal bevattende methamfetamine en 48 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en 5 tabletten van een materiaal bevattende 2C-B.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 450 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 168 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het over verdachte opgestelde reclasseringsrapport. De officier van justitie stelt zich voorts op het standpunt dat benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte en de 35-jarige, uit Zweden afkomstige [slachtoffer] hebben in de nacht van 15 december 2015 samen seks gehad en daarbij een grote hoeveelheid van een zeer krachtige en gevaarlijke harddrug gebruikt. Verdachte heeft in totaal 600 mg methamfetamine verstrekt en intraveneus toegediend aan [slachtoffer] , als gevolg waarvan deze man is overleden. Verdachte had ook nog andere drugs in huis.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van handelshoeveelheden harddrugs. Harddrugsgebruik is schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers en daarmee voor de volksgezondheid als geheel. Daarnaast is het, hoewel zijn opzet er niet op was gericht, wel mede aan verdachte te wijten dat [slachtoffer] is overleden. Verdachte had bedacht moeten zijn op het schadelijke karakter van methamfetamine, zeker als het gaat om injecteren van deze hoeveelheden.
Het handelen van verdachte heeft het leven van de nabestaanden van [slachtoffer] op blijvende wijze ingrijpend beïnvloed. Aan hen is een onherstelbaar verlies en groot verdriet toegebracht.
De enkele omstandigheid dat [slachtoffer] is overleden, ook al heeft verdachte dit nooit gewild, rechtvaardigt in beginsel dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is zich er daarbij van bewust dat geen enkele bestraffing recht kan doen aan de pijn en het verdriet die de nabestaanden ten gevolge van dit ongeval te dragen hebben gekregen en nog zullen krijgen. Deze gevolgen zal de rechtbank dan ook bij de strafoplegging betrekken.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de verdachte betreffende Pro Justitia rapportage van 14 september 2016, opgemaakt door B.H. de Boer, klinisch psycholoog en R.J.P. Rijnders, psychiater, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht. Zij adviseren om verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt deze conclusies over.
Om verschillende redenen komt de rechtbank tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist. Allereerst bevindt het handelen van verdachte zich aan de ondergrens van de kwalificatie ‘schuld’; verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld, maar er is geen sprake van roekeloos gedrag.
Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat [slachtoffer] zelf heeft ingestemd met en mogelijk zelfs heeft aangedrongen op de hoge dosis methamfetamine. Ook heeft verdachte vanaf het begin volledige opening van zaken gegeven over de gebeurtenissen in de fatale nacht. Hoewel hijzelf nog steeds in de veronderstelling verkeert dat hij zorgvuldig heeft gehandeld, is de rechtbank er bij de behandeling ter zitting van overtuigd geraakt dat de omstandigheid dat [slachtoffer] bij hem in zijn woning is overleden grote impact heeft op verdachte.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die worden opgelegd in zaken waarbij sprake is van dood door schuld. In het bijzonder heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke straftoemetingsrichtlijnen voor dood door schuld in het verkeer bij aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Als sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout zonder alcoholgebruik geldt als oriëntatiepunt een taakstraf van 240 uur. Als sprake is van een dergelijke fout met alcoholgebruik geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van zes tot zeven maanden afhankelijk van de hoeveelheid gemeten alcohol.
Tot slot is meegewogen de omstandigheid dat verdachte, inmiddels 57 jaar, nooit eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank acht gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden gepast en geboden. De rechtbank ziet in de strafoplegging geen ruimte om een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen met daaraan verbonden de in het reclasseringsrapport van 23 november 2016 voorgestelde bijzondere voorwaarden. Deskundigen van het Pieter Baan Centrum zien geen causale relatie tussen de bij verdachte vastgestelde stoornissen en de bewezen verklaarde feiten, en kunnen daarom ook geen uitspraken doen over een uit diezelfde pathologie voortvloeiende kans op herhaling van vergelijkbare delicten. Wel kan verdachte op basis van zijn hyperseksualiteit in relatie tot zijn persoonlijkheidsprofiel in de toekomst weer in vergelijkbare seksspellen terecht komen. Verdachte weet welke risico’s hieraan kleven en daarvoor kan hij dus ook verantwoordelijk worden gehouden. Vanuit gedragskundig oogpunt wordt er daarom geen interventie binnen een strafrechtelijk kader geadviseerd. De rechtbank ziet in het voorgaande geen grond om een verplichte behandeling als bijzondere voorwaarde aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt bovendien geacht zelfstandig in staat te zijn de hulp te zoeken voor de bij hem bestaande problematiek.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] (zus van [slachtoffer] ) en [benadeelde partij 2] (moeder van [slachtoffer] ) vorderen als nabestaanden van [slachtoffer] ieder de volgende bedragen:
  • een bedrag van € 500,- aan materiële schadevergoeding, te weten vergoeding van te maken reiskosten in verband met een mogelijke hogerberoepsprocedure in deze zaak;
  • een bedrag van € 17.500,- aan immateriële schadevergoeding ter vergoeding van geleden affectieschade.
Toelichting ter zitting op de ingediende vorderingen van de benadeelde partijen
Het gevorderde bedrag in verband met nog te maken reiskosten voor het geval de strafzaak in hoger beroep wordt behandeld, is gevorderd in het geval de benadeelde partijen in hoger beroep gebruik willen maken van hun spreekrecht. Dit bedrag wordt in eerste aanleg al gevorderd aangezien artikel 421 van het Wetboek van Strafvordering de benadeelde partijen niet de mogelijkheid biedt om hun vorderingen in hoger beroep te vermeerderen.
Ten aanzien van de immateriële schade is namens de benadeelde partijen door de raadsvrouw naar voren gebracht dat zij als zus en als moeder schade hebben geleden door de onverwachte dood van [slachtoffer] . Zij hebben zich daarbij beroepen op de Richtlijn 2012/29/EU. De implementatietermijn van deze richtlijn is op 16 november 2015 verstreken zonder dat deze is omgezet in Nederlandse wetgeving, zodat aan de richtlijn nu rechtstreekse werking toekomt. Ook indien het Nederlandse recht geen aanspraak op vergoeding van affectieschade mocht kennen, kan een dergelijke aanspraak worden ontleend aan de richtlijn. Daarbij is gewezen op onderdeel 19 van de preambule, waaruit volgt dat lidstaten een regeling moeten treffen waarbij als uitgangspunt dient te gelden dat ook aan nabestaanden een schadevergoeding toekomt.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging stellen zich beiden op het standpunt dat zowel de door de benadeelde partijen gevorderde reiskosten als de geleden affectieschade niet voor toewijzing in aanmerking komen en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen.
Oordeel van de rechtbank
Reiskosten
De geraamde reiskosten voor de procedure in hoger beroep zijn niet toewijsbaar, omdat niet vaststaat dat en in welke omvang deze kosten zullen worden gemaakt. De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van deze vorderingen.
Immateriële (affectie)schade
De rechtbank overweegt als volgt.
Het Nederlandse systeem van immateriëleschadevergoeding is een gesloten systeem, in die zin dat alleen aanspraak op immateriëleschadevergoeding bestaat indien en voor zover de wet dat bepaalt, zoals volgt uit de laatste zinsnede van artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de totstandkoming van het nieuwe Burgerlijk Wetboek heeft de wetgever welbewust afgezien van een regeling van immateriëleschadevergoeding voor nabestaanden en naasten.
Het stelsel van de wet brengt mee dat nabestaanden, als iemand met wie zij een nauwe en/of affectieve band hadden overlijdt ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hen aansprakelijk is, geen vordering geldend kunnen maken tot vergoeding van nadeel wegens het verdriet dat zij ondervinden als gevolg van dit overlijden. Niet uitgesloten is dat het wettelijk stelsel onvoldoende tegemoet komt aan de maatschappelijk gevoelde behoefte om aan degenen die in hun leven de ernstige gevolgen moeten ondervinden van het overlijden van een persoon tot wie zij in een affectieve relatie hebben gestaan, enige vorm van genoegdoening te verschaffen. Het gaat echter de rechtsvormende taak van de rechter te buiten in afwijking van het wettelijk stelsel zonder meer een vergoeding toe te kennen. Ook aan artikel 8 EVRM kan geen aanspraak op vergoeding van affectieschade worden ontleend (ECLI:NL:HR:2002:AD5356).
In 2003 is een wetsvoorstel ingediend om een regeling van affectieschade in het leven te roepen. Dit wetsvoorstel is in maart 2010 in de Eerste Kamer verworpen. Nadien hebben rechters vorderingen van affectieschade meerdere keren afgewezen, omdat toewijzing niet past in het wettelijke systeem en het aan de wetgever is hierin verandering te brengen (bv. ECLI:NL:GHARL:2014:2713 en ECLI:NL:GHARL:2013:9740, waartegen het ingestelde cassatieberoep is verworpen). In 2014 is een nieuw wetsvoorstel ingediend om de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken. Dit voorstel is op dit moment nog aanhangig in de Tweede Kamer.
In de onderhavige strafzaak wordt betoogd dat aan de genoemde richtlijn een aanspraak op vergoeding van affectieschade kan worden ontleend en dat daartoe het wettelijk systeem moet worden opengebroken. Die stelling kan niet worden aanvaard, omdat zij de inhoud en strekking van de richtlijn miskent. Richtlijn 2012/29/EU schrijft op geen enkele wijze voor dat nabestaanden specifiek een vorm van immateriëleschadevergoeding moet worden toegekend. Dat wordt overgelaten aan de invulling door de lidstaten.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen tot vergoeding van geleden affectieschade niet kunnen worden toegewezen, omdat het wettelijk systeem van het schadevergoedingsrecht zich daartegen verzet. De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.
Inbeslaggenomen goederen
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de goederen 2 tot en met 53, zoals genummerd en nader omschreven op de als bijlage I aan dit vonnis aangehechte lijst van inbeslaggenomen goederen en die aan verdachte toebehoren dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank bepaalt hierbij uitdrukkelijk dat voor zover de voorwerpen op voornoemde lijst van inbeslaggenomen goederen gegevensdragers betreffen, deze slechts kunnen worden teruggegeven aan verdachte onder de voorwaarde dat de op deze gegevensdragers aanwezige beelden van [slachtoffer] vóór teruggave zijn verwijderd en vernietigd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en op de artikelen 57 en 307 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde feit
aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]niet-ontvankelijk in haar vordering.
Gelast de teruggave aan verdachte van de goederen 2 tot en met 53, zoals genummerd en nader omschreven op de als bijlage I aan dit vonnis aangehechte lijst van inbeslaggenomen goederen, onder de voorwaarde dat de op deze gegevensdragers aanwezige beelden van [slachtoffer] vóór teruggave zijn verwijderd en vernietigd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en M.B. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2016.

Voetnoten

1.Knoops, Bakker, Van Bodegom & Zantkuijl,