In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 december 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een WOZ-beschikking en de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelasting. Eiseres, een vrouw uit Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar onroerende zaak, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet-ontvankelijk was in haar beroep. De rechtbank stelde vast dat de identiteit van degene namens wie bezwaar was gemaakt, niet voor afloop van de bezwaartermijn kenbaar was gemaakt. Dit is in strijd met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen bezwaar had gemaakt en dat er geen omstandigheden waren die haar dit konden verontschuldigen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees een proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.