ECLI:NL:RBAMS:2016:8774

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
AMS 15 / 7090
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen WOZ-beschikking en onroerende-zaakbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 december 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een WOZ-beschikking en de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelasting. Eiseres, een vrouw uit Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar onroerende zaak, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet-ontvankelijk was in haar beroep. De rechtbank stelde vast dat de identiteit van degene namens wie bezwaar was gemaakt, niet voor afloop van de bezwaartermijn kenbaar was gemaakt. Dit is in strijd met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen bezwaar had gemaakt en dat er geen omstandigheden waren die haar dit konden verontschuldigen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees een proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/7090

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 december 2016 in de zaak tussen

[de vrouw] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. N.M. Kell).

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 30 juni 2015 de waarde van de onroerende zaak [adres] te Amsterdam (hierna: de bedrijfsruimte) voor het kalenderjaar 2015 vastgesteld op € 301.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting 2015 bekend gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 november 2015 (de bestreden uitspraak) de bij beschikking vastgestelde WOZ-waarde en de aanslag onroerende-zaakbelasting 2015 gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2016.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [betrokkene] , bijgestaan door P.A. Mulders en D. Istek Arar, taxateurs. Na de behandeling ter zitting is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek bij beslissing van 2 augustus 2016 heropend en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting van de meervoudige kamer is vervolgens voortgezet op 17 november 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, wederom bijgestaan door P.A. Mulders en D. Istek Arar, taxateurs.
De zaak is ter zitting gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken met zaaknummers AMS 15/7088, AMS 15/7289 en AMS 15/7290.

Overwegingen inzake de ontvankelijkheid van het beroep

1. De rechtbank stelt voorop dat zij de ontvankelijkheid van het beroep ambtshalve moet toetsen.
2. Op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep worden ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit.
3. De rechtbank dient aldus na te gaan of eiseres ook bezwaar heeft gemaakt. Blijkens het dossier is er bij brief van 29 juni 2015, door verweerder ontvangen op 2 juli 2015, bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift staat dat de gemachtigde namens zijn opdrachtgever bezwaar maakt. In het bezwaarschrift is verder niet aangegeven wie de opdrachtgever is, wel wordt verwezen naar een bijgevoegde volmacht. Bij het bezwaarschrift is een machtiging van [de persoon] overgelegd.
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat het bezwaarschrift namens eiseres is ingediend door [de persoon] . Hij zou gemachtigd zijn om namens eiseres te handelen. Dat het bezwaar namens eiseres is ingediend is, volgens de gemachtigde, ook te herleiden uit het feit dat met het bezwaarschrift een aanslag onroerende-zaakbelasting 2015 is meegezonden die aan haar is geadresseerd. Ter zitting is door de gemachtigde aangeboden een eventueel gebrek te herstellen door middel van het alsnog overleggen van een machtiging.
5. De rechtbank stelt voorop dat de identiteit van degene namens wie bezwaar wordt gemaakt voor afloop van de bezwaartermijn kenbaar moet zijn. Een en ander kan niet worden beschouwd als een vormverzuim dat op grond van artikel 6:6 Awb kan worden hersteld (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 mei 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT5098 en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 februari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL4450). Bij afloop van de bezwaartermijn beschikte verweerder enkel over het bezwaarschrift en de machtiging van [de persoon] . Uit dit bezwaarschrift in combinatie met de machtiging kan volgens de rechtbank geen andere conclusie volgen dan dat het bezwaar namens [de persoon] is ingediend. Anders dan de gemachtigde meent, valt uit het meesturen van de aanslag onroerende-zaakbelasting 2015 ten name van eiseres ook niet af te leiden dat de gemachtigde het bezwaar niet namens [de persoon] , maar namens eiseres zou hebben ingediend. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting gesteld dat hij wel de juiste machtiging heeft bijgevoegd, maar dat verweerder de verkeerde machtiging heeft overgelegd. Dit is echter niet onderbouwd, hoewel er voorafgaand aan de zitting al op was gewezen dat ter zitting de ontvankelijkheid van het beroep aan de orde zou worden gesteld. De gemachtigde van eiseres heeft ook aangeboden alsnog de juiste machtiging over te leggen. Nu de identiteit van degene namens wie bezwaar wordt gemaakt voor afloop van de termijn bekend moet zijn, ziet de rechtbank geen aanleiding eiseres hiertoe in de gelegenheid te stellen. De rechtbank concludeert dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt.
6. De rechtbank is verder ook niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan eiseres redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen de aanslag onroerende-zaakbelasting 2015. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb eraan in de weg staat dat eiseres in beroep kan worden ontvangen.
7. Het beroep is niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker, voorzitter, en mr. A.W.C.M. van Emmerik en mr. H.J. Schaberg, leden, in aanwezigheid van mr. S. van Douwen, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 december 2016.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.