6.2.In artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Uitvoeringsregeling) is - voor zover hier van belang - bepaald dat de vervangingswaarde, bedoeld in artikel 17, derde lid, Wet WOZ, wordt berekend door bij de waarde van de grond van de onroerende zaak op te tellen de waarde van de opstal van de onroerende zaak. De waarde van de grond wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode met behulp van marktgegevens. De waarde van de opstal wordt gesteld op de kosten die herbouw van een vervangend identiek object zouden vergen, gecorrigeerd met een factor voor technische veroudering en een factor voor functionele veroudering.
7. Eiseres heeft aangevoerd dat de gecorrigeerde vervangingswaarde niet hoger mag worden vastgesteld dan de bedrijfswaarde. Gelet op de jaarhuur is de waarde te hoog vastgesteld. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij het er mee eens is dat de WOZ-waarde voor het pand met behulp van de gecorrigeerde vervangingswaarde wordt bepaald, maar heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de gecorrigeerde vervangingswaarde niet de waarde in het economisch verkeer mag overschrijden. De rechtbank overweegt dat al uit artikel 17, derde lid van de Wet WOZ volgt dat de gecorrigeerde vervangingswaarde de waarde in het economisch verkeer mag overschrijden.
8. Eiseres heeft zich in beroep ook op het standpunt gesteld dat verweerder de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld, omdat verweerder bij de vaststelling van de gecorrigeerde vervangingswaarde geen rekening heeft gehouden met de economische veroudering. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld, aangevoerd dat sprake is van functionele veroudering door de slechte marksituatie. Eiseres stelt dat er sprake is van een lage bezettingsgraad waardoor er overcapaciteit is. Eiseres heeft in dat verband verwezen naar het [rapport] door het Waarborgfonds [bedrijf] en de Bracheorganisatie [bedrijf] en naar de Rabobank Cijfers & Trends Branche-informatie [bedrijf] . Ter zitting heeft eiseres ter onderbouwing een tabel met cijfers overgelegd met de bezettingsgraad van de onroerende zaak en van andere [bedrijven] en instellingen voor buitenschoolse opvang in Amsterdam. Eiseres heeft aangevoerd dat de bezettingsgraad van de onroerende zaak op 1 januari 2015 61% was voor buitenschoolse opvang en 80% voor [bedrijf] , waardoor er gemiddeld gesproken kan worden van een bezettingsgraad van ongeveer 70%. Omdat het de voorgaande jaren iets beter moet zijn gegaan is er sprake van een bezettingsgraad van 75% en dus van een afschrijving van 25% vanwege functionele veroudering volgens eiseres. Zij heeft een taxatierapport overgelegd waarin, rekening houdend met een afschrijving voor functionele veroudering van 25 %, de onroerende zaak is getaxeerd op € 931.000.
9. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn ter zitting gehouden betoog dat de bezettingscijfers die eiseres ter zitting heeft overgelegd niet bij de beoordeling betrokken mogen worden omdat die te laat zijn overgelegd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting immers geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld op de bezettingscijfers te reageren. Verweerder heeft dus voldoende gelegenheid gehad om een inhoudelijk standpunt over het ter zitting overgelegde stuk in te nemen. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om dat stuk niet bij de beoordeling te betrekken.
10. De rechtbank overweegt dat de bewijslast van de juistheid van de aan de onroerende zaak toegekende waarde in beginsel rust op verweerder. Het is echter aan eiseres om, indien zij een beroep doet op de toepasselijkheid van een correctie voor functionele veroudering die correctie te onderbouwen. De rechtbank verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1818). 11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres echter niet onderbouwd dat verweerder uit had moeten gaan van een functionele veroudering van 25%. De algemene marktgegevens zijn daarvoor onvoldoende, omdat die niet specifiek zien op de in geding zijnde onroerende zaak. Ook het door eiseres ter zitting overgelegde overzicht is onvoldoende. Daaruit blijkt immers niet van wie de bezettingscijfers afkomstig zijn en op welke gegevens die bezettingscijfers zijn gebaseerd. Evenmin blijkt daaruit dat het hier gaat om de bezettingscijfers op de peildatum, 1 januari 2014. Verder overweegt de rechtbank dat eiseres met de bezettingscijfers geen inzicht heeft gegeven in de normale overcapaciteit die nodig is om pieken op te kunnen vangen. Verweerder heeft bovendien onbetwist gesteld dat eiseres op 1 juli 2014 een aanvraag heeft ingediend om het aantal [plaatsen] uit te breiden van 71 naar 86. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit er niet op wijst dat op 1 januari 2014 sprake was van een lage bezettingsgraad. Tenslotte overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof Amsterdam van 4 april 1997 (ECLI:NL:GHAMS:1997:AS4273), dat de bezettingscijfers van één jaar onvoldoende zijn als onderbouwing van een afschrijving vanwege functionele veroudering. Om functionele veroudering van de onroerende zaak aan te kunnen nemen, dient de onderbezetting van structurele aard te zijn. Eiseres heeft daarin met de overgelegde gegevens geen inzicht gegeven. 12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van feiten die meebrengen dat sprake is van economische veroudering. De beroepsgrond kan derhalve niet slagen.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het taxatierapport van 9 juni 2016 voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde voor onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Dit betekent dat de rechtbank niet meer toekomt aan het door eiseres overgelegde taxatierapport.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.