ECLI:NL:RBAMS:2016:8699

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
AWB 16/09371
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot veroordeling in de proceskosten in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 december 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Eiseres, een Nigeriaanse vrouw geboren in 1998, had op 3 mei 2016 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat op 8 april 2016 was genomen. Eiseres trok haar beroep in op 18 augustus 2016, omdat zij een asielaanvraag had ingediend, en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder, de staatssecretaris, diende op 22 augustus 2016 een verweerschrift in tegen dit verzoek.

De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Eiseres had echter geen belang meer bij de vernietiging van het bestreden besluit, omdat zij een asielaanvraag had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de reden voor de intrekking van het beroep niet lag in een tegemoetkoming van verweerder, aangezien het bestreden besluit niet was gewijzigd of ingetrokken. Eiseres had ervoor gekozen om een nieuwe procedure te starten door de asielaanvraag in te dienen, wat voor haar risico kwam.

De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, omdat verweerder niet aan het beroep was tegemoetgekomen en er geen griffierecht was geheven. De uitspraak werd bekendgemaakt op dezelfde dag, 23 december 2016, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/09371
V-nr: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiseres ], geboren op [geboortedatum] 1998, van Nigeriaanse nationaliteit, eiseres,
(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatsecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 3 mei 2016 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 8 april 2016 (het bestreden besluit).
Bij brief van 18 augustus 2016 heeft mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam, het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Desgevraagd heeft verweerder op 22 augustus 2016 een verweerschrift ingediend ter zake het verzoek om vergoeding van de proceskosten.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Eiseres heeft bij de intrekking van het beroep aangevoerd dat zij een asielaanvraag heeft ingediend en daardoor geen belang meer heeft bij vernietiging van het bestreden besluit. Het wegvallen van het procesbelang is ontstaan door een tegemoetkoming door verweerder. Dat deze tegemoetkoming geen verband houdt met de onderhavige procedure en voortkomt uit een door eiseres ingediende asielaanvraag, doet aan het standpunt van eiseres niet af. Eiseres heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit rechtens onjuist is en dat terecht beroep is ingesteld.
4. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit is niet is gewijzigd of ingetrokken. Het bestreden besluit is rechtmatig genomen, aldus verweerder.
5. De rechtbank stelt het volgende vast. Verweerder heeft bij primair besluit van
22 februari 2016 waarbij is besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor opschorting van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres in haar brief van 18 augustus 2016 heeft aangegeven dat het beroep wordt ingetrokken omdat zij een asielaanvraag heeft ingediend. Eiseres mag de behandeling van die aanvraag in Nederland afwachten en heeft recht op voorzieningen. Hierdoor heeft eiseres geen belang meer bij vernietiging van het bestreden besluit.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de reden waarom eiseres het onderhavige beroep heeft ingetrokken, is gelegen in de omstandigheid dat verweerder in de onderhavige beroepsprocedure aan het beroep is tegemoetgekomen. Gesteld noch gebleken is dat verweerder het bestreden besluit heeft ingetrokken of gewijzigd. Eiseres heeft ervoor gekozen om een nieuwe procedure te starten door een asielaanvraag in te dienen. Eiseres heeft er eveneens voor gekozen om de behandeling van het onderhavige beroep niet af te wachten en het beroep in te trekken. Deze keuzes komen voor risico van eiseres en kunnen verweerder niet worden aangerekend.
Een veroordeling in de proceskosten op grond van artikel 8:75a van de Awb is dan ook niet aan de orde.
7. Nu verweerder niet aan het beroep is tegemoetgekomen is verweerder niet gehouden het griffierecht te vergoeden. Eiseres is vrijstelling van de betaling van het griffierecht verleend. Van eiseres is dan ook geen griffierecht geheven.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan op 23 december 2016 door mr. E.J. Otten, rechter, in aanwezigheid van M.P. Osinga-Sanders, de griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende vier weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage.
Coll: M.P.O.
D: C