In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 december 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Eiseres, een Nigeriaanse vrouw geboren in 1998, had op 3 mei 2016 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat op 8 april 2016 was genomen. Eiseres trok haar beroep in op 18 augustus 2016, omdat zij een asielaanvraag had ingediend, en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder, de staatssecretaris, diende op 22 augustus 2016 een verweerschrift in tegen dit verzoek.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Eiseres had echter geen belang meer bij de vernietiging van het bestreden besluit, omdat zij een asielaanvraag had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de reden voor de intrekking van het beroep niet lag in een tegemoetkoming van verweerder, aangezien het bestreden besluit niet was gewijzigd of ingetrokken. Eiseres had ervoor gekozen om een nieuwe procedure te starten door de asielaanvraag in te dienen, wat voor haar risico kwam.
De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, omdat verweerder niet aan het beroep was tegemoetgekomen en er geen griffierecht was geheven. De uitspraak werd bekendgemaakt op dezelfde dag, 23 december 2016, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.