ECLI:NL:RBAMS:2016:850

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
13/650277-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van witte heroïne als cocaïne aan Deense toeristen met fatale gevolgen

Op 23 februari 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van het verkopen van witte heroïne als cocaïne aan Deense toeristen in Amsterdam. De verdachte, die zonder vaste woon- en verblijfplaats was en gedetineerd in het Huis van Bewaring, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het verkopen van verdovende middelen. Tijdens de zitting op 9 februari 2016 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Grüschke, en de verdediging van de verdachte, mr. E.G.S. Roethof.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 25 februari 2015 aan drie Deense toeristen een hoeveelheid witte heroïne had verkocht, terwijl zij in de veronderstelling verkeerden dat het cocaïne betrof. Dit leidde tot ernstige gezondheidsproblemen voor de toeristen, die in het ziekenhuis moesten worden opgenomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk de dodelijke gevolgen had willen veroorzaken, maar dat hij wel had moeten beseffen dat het gebruik van de witte heroïne als cocaïne levensgevaarlijk kon zijn. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan het verkopen van verdovende middelen en het aan zijn schuld te wijten dat de toeristen schadelijke stoffen hadden gebruikt.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar legde hem een gevangenisstraf van twaalf maanden op voor de bewezenverklaring van het verkopen van de heroïne aan de Deense toeristen. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, gezien de volksgezondheidsrisico's van de handel in harddrugs en het belang van het beschermen van de gezondheid van gebruikers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650277-15 (Promis)
Datum uitspraak: 23 februari 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland, gedetineerd in het Huis van Bewaring [naam] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Grüschke, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
ten aanzien van feit 1:
hij op of omstreeks 26 oktober 2014 te Amsterdam opzettelijk (en met voorbedachten rade) een persoon (te weten J.W. McDevitt) van het leven heeft beroofd, door (na kalm beraad en/of rustig overleg) aan die persoon (witte) heroïne, als zijnde cocaïne, te verkopen;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 26 oktober 2014 te Amsterdam aan een persoon (te weten J.W. McDevitt) opzettelijk (en met voorbedachte rade) zwaar lichamelijk letsel (onder meer vergiftigingsverschijnselen en/of dempende effecten op het centrale zenuwstelsel en/of de ademhaling en/of zuurstoftekort en/of weefselschade in de hersenen en/of longfunctiestoornissen en/of hartfunctiestoornissen), heeft toegebracht, door opzettelijk (na kalm beraad en/of rustig overleg) aan die persoon (te weten die McDevitt) (witte) heroine,
als zijnde cocaïne, te verkopen en/of te leveren, tengevolge waarvan voornoemde persoon (te weten McDevitt) is overleden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 26 oktober 2014 grovelijk, in elk geval roekeloos, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig aan J.W. McDevitt witte heroïne, als zijnde cocaïne heeft verkocht, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die McDevitt zodanig letsel heeft bekomen (onder meer vergiftigingsverschijnselen en/of dempende effecten op het centrale zenuwstelsel en/of de ademhaling en/of zuurstoftekort en/of
weefselschade in de hersenen en/of longfucntiestoornissen en/of hartfunctiestoornissen), dat voornoemde McDevitt aan de gevolgen daarvan is overleden;
ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 25 november 2014 te Amsterdam opzettelijk (en met voorbedachten rade) twee, in elk geval een of meer personen (te weten S.M. Brotherston en/of B.R.G. Price) van het leven heeft beroofd, door (telkens) (na kalm beraad en/of rustig overleg) aan die perso(o)n(en) (witte) heroïne, als zijnde cocaïne, te verkopen;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 25 november 2014 te Amsterdam aan twee, in elk geval een of meer personen (te weten S.M. Brotherston en/of B.R.G. Price) opzettelijk (en met voorbedachte rade) zwaar lichamelijk letsel (onder meer vergiftigingsverschijnselen en/of dempende effecten op het centrale zenuwstelsel en/of de ademhaling en/of zuurstoftekort en/of weefselschade in de hersenen en/of longfunctiestoornissen en/of hartfunctiestoornissen), heeft
toegebracht, door opzettelijk (na kalm beraad en/of rustig overleg) aan die perso(o)n(en) (te weten die Brotherston en/of Price) (witte) heroine, als zijnde cocaïne, te verkopen en/of te leveren, tengevolge waarvan voornoemde perso(o)n(en) (te weten Brotherston en/of Price) is/zijn overleden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 25 november 2014 te Amsterdam grovelijk, in elk geval roekeloos, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig aan S.M. Brotherston en/of B.R.G. Price witte heroïne, als zijnde cocaïne heeft verkocht, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die Brotherston en/of Price zodanig letsel heeft/hebben bekomen (onder meer vergiftigingsverschijnselen en/of dempende effecten op het centrale
zenuwstelsel en/of de ademhaling en/of zuurstoftekort en/of weefselschade in de hersenen en/of longfucntiestoornissen en/of hartfunctiestoornissen), dat voornoemde Brotherston en/of Price aan de gevolgen daarvan is/zijn overleden;
ten aanzien van feit 3:
hij op of omstreeks 14 september 2014 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), (witte) heroïne als zijnde cocaïne aan die [slachtoffer 1] heeft verkocht;
ten aanzien van feit 4:
hij op of omstreeks 23 september 2014 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), (witte) heroïne als zijnde cocaïne aan die [slachtoffer 2] heeft verkocht;
ten aanzien van feit 5:
hij op of omstreeks 25 oktober 2014 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), (witte) heroïne als zijnde cocaïne aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft verkocht;
ten aanzien van feit 6:
hij op of omstreeks 26 oktober 2014 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 6] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), (witte) heroïne als zijnde cocaïne aan die [slachtoffer 6] heeft verkocht;
ten aanzien van feit 7:
hij op of omstreeks 7 november 2014 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), (witte) heroïne als zijnde cocaïne aan die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] heeft verkocht;
ten aanzien van feit 8:
hij op of omstreeks 25 februari 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), (witte) heroïne als zijnde cocaïne aan die [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] heeft verkocht;
ten aanzien van feit 9:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 september 2014 tot en met 25 februari 2015 te Amsterdam (telkens) opzettelijk heeft vervoerd, verkocht of afgeleverd of verstrekt aan een of meer perso(o)(en) een hoeveelheid (witte) heroïne, te weten:
- op of omstreeks 14 september 2014 aan [slachtoffer 1] en/of
- op of omstreeks 23 september 2014 aan [slachtoffer 2] en/of
- op of omstreeks 25 oktober 2014 aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- op of omstreeks 26 oktober 2014 aan J.W. McDevitt en/of [slachtoffer 6] en/of
- op of omstreeks 7 november 2014 aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of
- op of omstreeks 25 november 2014 aan B.R.G. Price en/of S.M. Brotherson en/of
- op of omstreeks 25 februari 2015 aan [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] (ongeveer 3 gram (witte) heroïne), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval (telkens)een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
ten aanzien van feit 10:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 september 2014 tot en met 25 februari 2015 te Amsterdam (telkens) waren, te weten een hoeveelheid witte heroïne heeft verkocht en/of afgeleverd en/of uitgedeeld, te weten:
- op of omstreeks 14 september 2014 aan [slachtoffer 1] en/of
- op of omstreeks 23 september 2014 aan [slachtoffer 2] en/of
- op of omstreeks 25 oktober 2014 aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- op of omstreeks 26 oktober 2014 aan J.W. McDevitt en/of [slachtoffer 6] en/of
- op of omstreeks 7 november 2014 aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of
- op of omstreeks 25 november 2014 aan B.R.G. Price en/of S.M. Brotherson en/of
- op of omstreeks 25 februari 2015 aan J. [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] ,
terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, dat die witte heroïne voor het leven of de gezondheid schadelijk is en hij dat schadelijke karakter heeft verzwegen door die witte heroïne als cocaïne te verkopen en/of af te leveren en/of uit te delen;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 september 2014 tot en met 25 februari 2015 te Amsterdam (telkens) waren, te weten een hoeveelheid witte heroine heeft verkocht en/of afgeleverd en/of uitgedeeld, te weten:
- op of omstreeks 14 september 2014 aan [slachtoffer 1] en/of
- op of omstreeks 23 september 2014 aan [slachtoffer 2] en/of
- op of omstreeks 25 oktober 2014 aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- op of omstreeks 26 oktober 2014 aan J.W. McDevitt en/of [slachtoffer 6] en/of
- op of omstreeks 7 november 2014 aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of
- op of omstreeks 25 november 2014 aan B.R.G. Price en/of S.M. Brotherson en/of
- op of omstreeks 25 februari 2015 aan J. [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] ,
waardoor het aan zijn, verdachtes, (grove) schuld te wijten is geweest dat aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] waren is/zijn verkocht en/of afgeleverd en/of uitgedeeld, die schadelijk is/zijn voor het leven of de gezondheid, terwijl de kopers/verkrijger(s) (te weten die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] ) niet bekend was/waren met dat schadelijke karakter.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Sinds september 2014 is in Amsterdam met onregelmatige tussenpozen witte heroïne verkocht aan toeristen, die in de veronderstelling verkeerden dat zij cocaïne kochten. Als gevolg hiervan is een groot aantal toeristen in het ziekenhuis opgenomen en zijn drie van hen overleden. Naar aanleiding van deze incidenten werd medio oktober 2014 een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 13Pitalito. Nadat op 17 maart 2015 in het televisieprogramma Opsporing Verzocht beelden waren getoond van de vermeende verkoop van witte heroïne aan Deense toeristen op 25 februari 2015, meldde verdachte zich op 4 april 2015 op het politiebureau. Hij verklaarde in een daarop volgend verhoor dat hij alleen aan de Deense toeristen verdovende middelen had verkocht en zelf ook in de veronderstelling verkeerde dat hij cocaïne verkocht.
De rechtbank dient meerdere vragen te beantwoorden, waaronder in het bijzonder de vragen of verdachte ook aan andere dan de in de tenlastegelegde genoemde Deense toeristen verdovende middelen heeft verkocht, en of verdachte opzettelijk witte heroïne als cocaïne heeft verkocht.
4.2
Het standpunt van het openbaar ministerie
Ondanks dat het dossier een aantal belastende omstandigheden bevat, kunnen de feiten 1 tot en met 7 niet worden bewezen, omdat deze omstandigheden niet voldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen. De kopers hebben verdachte tijdens een fotoconfrontatie immers niet als de dealer herkend en zijn DNA-profiel is niet aangetroffen op het verpakkingsmateriaal uit de zaak van de overleden J.W. McDevitt.
Feit 8 dient wel bewezen te worden verklaard. Uit het dossier, te weten de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte, blijkt dat hij degene is geweest die aan de Deense toeristen verdovende middelen heeft verkocht. Verdachte stelt dat hij niet wist dat dit witte heroïne was. Die wetenschap blijkt evenmin uit het dossier, zodat niet kan worden gesproken van vol opzet.
Wel kan worden aangenomen dat sprake was van voorwaardelijk opzet op de tenlastegelegde poging tot doodslag op de Deense toeristen. De kans dat het gebruik van witte heroïne, door die te snuiven in een hoeveelheid die gebruikelijk is voor cocaïne, dodelijk is, is zonder meer aanmerkelijk.
Uit de vele mediaberichten die vooraf waren gegaan aan de verkoop van de witte heroïne aan de Deense toeristen, volgt verder dat verdachte op de hoogte was dat deze witte heroïne in omloop was. Dat hij zich hiervan bewust was, blijkt ook uit het feit dat hij op 18 december 2014 aan de politie vroeg of zij ‘die gast al te pakken hadden die die dodelijke rotzooi verkoopt’. Op het moment dat hij verdovende middelen aan de Deense toeristen verkocht, wist hij dus dat de mogelijkheid aanwezig was dat het zou gaan om witte heroïne en dat het gebruik van deze heroïne als cocaïne dodelijk kon zijn.
Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard. Hij had rekening moeten houden met het feit dat de verdovende middelen geen cocaïne was. Door drugs te verkopen zonder dat verdachte wist wat de samenstelling was, zonder dat hij goed op de hoogte was waar het vandaan kwam en wat de schadelijke werking was, heeft hij bewust het risico aanvaard dat hij witte heroïne aan de slachtoffers verkocht en dat zij hierdoor zouden kunnen overlijden.
Tevens kan feit 9 – het verkopen van de heroïne als cocaïne aan de Denen - worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de camerabeelden en de herkenning van verdachte op deze beelden. De bewezenverklaring dient te worden beperkt tot de verkoop aan de Deense toeristen. Voor het overige dient verdachte te worden vrijgesproken van dit feit.
Tot slot dient het primair tenlastegelegde onder feit 10 te worden bewezen, met dien verstande dat sprake was van voorwaardelijk opzet. In deze zaak is voldoende komen vast te staan dat het gebruik van heroïne, aan te merken als handelswaar terwijl de gebruiker denkt dat het cocaïne is, zeer schadelijk is voor de gezondheid en zonder medische behandeling tot de dood kan leiden.
Voorts kan op grond van alle aandacht die er in de media is geweest, worden gesteld dat verdachte ermee bekend was dat in Amsterdam in de maanden ervoor witte heroïne in de straathandel in omloop was. Hij had deze informatie niet mogen onthouden aan de kopers. Verdachte had de middelen zelf moeten testen dan wel de kopers op de mogelijkheid moeten wijzen dat zij de middelen konden laten testen. Hij moet zich gelet op deze media-aandacht bewust zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat gebruik van witte heroïne, in een dosis die gebruikelijk is bij cocaïne, tot een ernstig nadeel van de gezondheid kan leiden, aangezien er al drie toeristen door waren overleden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient van de feiten 1 tot en met 7 te worden vrijgesproken, omdat het dossier geen bewijs bevat waaruit zijn betrokkenheid bij deze feiten blijkt.
Ten aanzien van feit 8 ontkent verdachte niet dat hij verdovende middelen aan de Deense toeristen heeft verkocht, maar hij was in de veronderstelling dat het cocaïne was. Hij ontkent dus dat hij opzet had om deze toeristen de verkeerde stof te verkopen, waardoor zij onwel zijn geworden.
Ook van voorwaardelijk opzet was geen sprake. Niet kan worden gesteld dat verdachte, door drugs te verkopen aan toeristen, de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat deze toeristen zouden sterven. En ook al zou die aanmerkelijke kans er wel zijn, dan heeft verdachte deze niet bewust aanvaard. Hij heeft niet geweten dat zijn waar iets anders dan cocaïne betrof en hij had ook geen aanleiding dit te vermoeden. Een indicatie hiervoor is de prijs, die voor witte heroïne veel hoger ligt dan dat verdachte ervoor heeft betaald. Bovendien had verdachte geen visueel verschil kunnen ontdekken, aangezien zowel witte heroïne als cocaïne wit poeder betreft. Bovendien is het voor een drugsdealer zeer onverstandig om zijn clientèle te vergiftigen met de verkeerde drugs, als hij zijn vaste klanten wil behouden. Van verdachte kan overigens niet worden verlangd dat hij de drugs zelf had moeten testen.
Ten aanzien van feit 9 erkent verdachte op 25 februari 2015 harddrugs te hebben verkocht aan de Deense toeristen, waarvoor hij kan worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. Maar hij ontkent aan de andere in de tenlastelegging genoemde personen te hebben verkocht.
Ten aanzien van feit 10 dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat de artikelen 174 en 175 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), gelet op de memorie van toelichting, niet van toepassing zijn op drugszaken; hiervoor is de Opiumwet bedoeld. Bovendien is uit rechtspraak van het Europese Hof van Justitie af te leiden dat opium niet als een ‘waar’ dient te gelden.
Daarnaast moet kunnen worden bewezen dat schadelijke gevolgen voor het leven kunnen optreden als gevolg van elk gebruik van die waar, waarmee redelijkerwijs rekening kan worden gehouden. Uit jurisprudentie blijkt dat het daarbij moet gaan om een bepaalde mate van voorzienbaarheid van de gevolgen van het gebruik. De dosis die de Deense toeristen hebben binnenkregen, was niet aan te merken als standaardgebruik en daardoor waren de gevolgen voor verdachte niet voorzienbaar. Verder kan niet worden gesteld wat de precieze schadelijke gevolgen van heroïnegebruik zijn en bij welke dosis de heroïne schadelijk is in de zin van artikel 174 Sr.
Voorts geeft het dossier geen aanknopingspunten voor het aannemen van wetenschap bij verdachte van het schadelijke karakter van de waar die door hem werd verkocht. Dat verdachte in december 2014 bij verbalisanten heeft geïnformeerd of er al personen waren gevonden die heroïne als cocaïne verkopen, biedt hiervoor geen ondersteuning. Bovendien kan die wetenschap ook niet worden afgeleid uit algemene ervaringsregels, omdat heroïne doorgaans niet wit is en het gebruik van heroïne niet altijd leidt tot gezondheidsschade.
Ook kan niet worden aangenomen dat het aan verdachte door grove schuld is te wijten dat aan anderen schadelijke waar is verkocht, maar ook al zou dat wel kunnen dan kan niet worden gesteld dat de kopers niet bekend waren met het schadelijke karakter van de stof. Iedereen weet namelijk dat harddrugs in potentie schadelijk zijn.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraken ten aanzien van (pogingen tot) moord/doodslag/toebrengen zwaar lichamelijk letsel (feiten 1 tot en met 7)
Naar het oordeel van de rechtbank kan hetgeen onder de feiten 1 tot en met 7 is tenlastegelegd niet worden bewezen. Het onderzoek heeft weliswaar een aantal belastende omstandigheden ten aanzien van verdachte opgeleverd, maar deze omstandigheden bieden een onvoldoende overtuigende basis voor een bewezenverklaring.
Een eerste belastende omstandigheid is dat verdachte zich op 4 april 2015 op het politiebureau meldt en daar bij het eerste contact aan de balie tegen hoofdagent [hoofdagent] (hierna: [hoofdagent] ) zou hebben gezegd dat hij ‘ervoor heeft gezorgd’ dat die drie toeristen zijn dood gegaan, omdat hij drugs aan hen heeft verkocht. Er was op dat moment niemand anders aanwezig bij het gesprek tussen verdachte en [hoofdagent] , en er zijn geen opnames beschikbaar van dit treffen aan de balie. Verdachte heeft zich blijkens het hierover opgemaakte proces-verbaal bovendien niet specifiek uitgelaten over de aard van zijn verantwoordelijkheid voor de dood van drie toeristen en over de vraag waarop zijn wetenschap hieromtrent was gebaseerd. Ten slotte heeft niet alleen verdachte naderhand ontkend dat hij exact deze woorden in de mond zou hebben genomen; ook de later afgenomen getuigenverklaring van [hoofdagent] bij de rechter-commissaris verschaft onvoldoende duidelijkheid over hetgeen verdachte aan de balie precies heeft meegedeeld. Een overtuigende bekentenis kan de rechtbank in het betreffende proces-verbaal dan ook niet lezen.
Een andere belastende omstandigheid is het onderzoek dat door het Nederlands Forensisch Instituut is uitgevoerd, waaruit volgt dat de restanten van de witte heroïne die zijn aangetroffen bij de in 2014 overleden toeristen, zeer waarschijnlijk uit dezelfde partij afkomstig zijn als de restanten van de witte heroïne die bij de Deense toeristen zijn aangetroffen. Verdachte verklaart dat hij verdovende middelen aan de Deense toeristen heeft verkocht. Dit maakt echter nog niet dat het ook verdachte moet zijn geweest die in 2014 een in samenstelling zelfde soort verdovende middelen aan andere toeristen heeft verkocht, in aanmerking genomen dat verdachte heeft verklaard dat hij de verdovende middelen die hij aan de Deense toeristen heeft verkocht een dag eerder van ene ‘Rasta’ had gekocht en dat hoeveelheden van de betreffende partij witte heroïne op vele manieren via anderen dan verdachte bij gebruikers terecht kunnen zijn gekomen.
Ten slotte komen signalementen die door slachtoffers werden gegeven van degene die hen witte heroïne had verkocht, op hoofdlijnen en in een enkel geval op specifieke onderdelen overeen met het uiterlijk van verdachte. Tegelijkertijd vertoonden die signalementen op onderdelen echter ook weer meerdere –soms opmerkelijke- verschillen en heeft geen van de kopers verdachte tijdens een meervoudige fotoconfrontatie herkend.
Ondanks deze ogenschijnlijk belastende omstandigheden, ook als die in onderling verband worden beschouwd, is de rechtbank, op basis van de hiervoor omschreven ontlastende omstandigheden, van oordeel dat verdachte van de feiten 1 tot en met 7 dient te worden vrijgesproken.
Feit 8
Uit de stukken die zich in het dossier bevinden en uit het onderzoek ter terechtzitting, blijkt dat verdachte degene is geweest die op 25 februari 2015 aan de Deense toeristen harddrugs heeft verkocht, waardoor deze drie toeristen onwel zijn geworden. Uit onderzoek is gebleken dat de toeristen witte heroïne hadden gebruikt, terwijl zij in de veronderstelling verkeerden dat het om cocaïne ging.
Het is, mede in aanmerking genomen hetgeen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 7 is overwogen, echter niet komen vast te staan dat verdachte wist dat het om witte heroïne ging. Een contra-indicatie voor deze wetenschap is bovendien dat de straatprijs van witte heroïne tussen € 60,- en € 100,- per gram ligt en die van cocaïne ongeveer € 50,- per gram is. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij de verdovende middelen voor € 30,- per gram heeft gekocht en uit het dossier volgt dat hij ze voor € 50,- per gram heeft verkocht aan de Deense toeristen. Als verdachte dus zou hebben geweten dat hij witte heroïne verkocht, dan zou hij die onder de straatprijs hebben verkocht. Aangezien uit het dossier geen ander motief dan geldelijk gewin blijkt voor verdachte om te handelen in drugs, ligt verkoop onder de handelswaarde niet in de rede. Er kan dan ook niet worden bewezen dat verdachte willens en wetens heeft geprobeerd de Deense toeristen te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hen witte heroïne als cocaïne te verkopen, nog daargelaten of met de wetenschap, dat de drugs witte heroïne betrof, het opzet op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel zou zijn gegeven.
Dan blijft de vraag over of sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van al dan niet dodelijk letsel door het verkopen van witte heroïne als cocaïne. Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet is vereist dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bovengenoemde gevolgen zouden intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat naar algemene ervaringsregels kan worden vastgesteld dat in Amsterdam sprake is van een zeer omvangrijke verkoop van harddrugs op straat. Het dossier bevat geen informatie over de precieze omvang van deze straathandel en het daarvan afgeleide percentage waarin witte heroïne als cocaïne is verkocht. De officier van justitie heeft in dit verband aangevoerd dat in het half jaar voorafgaand aan de verkoop door verdachte drie personen zijn overleden en nog veel meer slachtoffers een medische behandeling hebben ondergaan als gevolg van de verkoop van witte heroïne als cocaïne. In de tenlastelegging zijn naast de namen van de Deense toeristen in totaal twaalf namen opgenomen. Het dossier bevat aanwijzingen voor nog enkele incidenten.
Omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een ander uitgangspunt, zal de rechtbank uitgaan van de verklaring van verdachte, dat hij voor het eerst sinds jaren verdovende middelen had gekocht van een hem onbekende leverancier en deze middelen eenmalig een dag later doorverkocht aan de Deense toeristen. Ten aanzien van verdachte, in vergelijking met andere straatdealers in Amsterdam, is niet gebleken van bijzondere, risicoverhogende omstandigheden. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat juist verdachte witte heroïne als cocaïne had gekocht en dus zou doorverkopen. Voor zover de officier van justitie in dit verband heeft gewezen op de bekendheid van verdachte met de aanwezigheid van witte heroïne in de Amsterdamse straathandel in deze periode, merkt de rechtbank op dat een dergelijke bekendheid niet van invloed kan zijn op de aanmerkelijkheid van een kans.
De rechtbank komt gelet op het bovenstaande niet meer toe aan het beantwoorden van de vraag of verdachte de kans dat bovenbedoelde gevolgen zouden intreden bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is gelet op al het bovenstaande van oordeel dat verdachte noch vol opzet noch voorwaardelijk opzet heeft gehad op het verkopen aan de Deense toeristen van specifiek witte heroïne als cocaïne, waardoor evenmin kan worden bewezen dat hij opzet had op de tenlastegelegde gevolgen. Verdachte wordt dan ook van dit feit vrijgesproken.
4.4.2
Het oordeel over het onder feit 9 en feit 10 tenlastegelegde
Feit 9
Op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage I zijn vervat is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte op 25 februari 2015 opzettelijk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I (harddrug) heeft verkocht en afgeleverd aan drie Deense toeristen. Zijn opzet was er immers op gericht een harddrug te verkopen en af te leveren.
Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde personen biedt het dossier onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring, waardoor verdachte ten aanzien van die personen dient te worden vrijgesproken van het verkopen en afleveren van witte heroïne.
Feit 10
Toepasselijkheid van de strafbepalingen van de artikelen 174 en 175 Sr
De artikelen 174 en 175 Sr stellen kort samengevat het verzwijgen van het schadelijke karakter van waren strafbaar alsmede het verwijtbaar doen ontstaan van een situatie dat gebruikers waren consumeren zonder dat zij het schadelijke karakter ervan kennen.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen ook verdovende middelen worden aangemerkt als ‘waren’, zoals bedoeld in de artikelen 174 en 175 Sr. Zij vormen handelswaar, omdat zij een gebruiksbestemming hebben en een economische waarde in het handelsverkeer vertegenwoordigen. Ook ten aanzien van verdovende middelen kan een specifiek schadelijk karakter zoals bedoeld in de artikelen 174 en 175 Sr worden verzwegen of bij consumenten onbekend blijven.
Er is voorts geen grond om aan te nemen dat enkel de Opiumwet een basis biedt voor strafbaarstelling van gedragingen met verdovende middelen en dat strafbaarheid zou zijn uitgesloten als het Wetboek van Strafrecht wel, maar de Opiumwet in dat verband niet in een specifieke strafbaarstelling voorziet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de artikelen 174 en 175 Sr toepasselijk zijn op het verkopen, afleveren of uitdelen van verdovende middelen indien die voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn zoals bedoeld in die artikelen.
Het primair tenlastegelegde feit (artikel 174 Sr)
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, omdat niet kan worden bewezen dat hij opzet dan wel voorwaardelijk opzet had op de schadelijkheid van de door hem verkochte verdovende middelen voor het leven of de gezondheid bij elk redelijkerwijs te verwachten gebruik van die middelen. Verdachte heeft immers niet bewust een aanmerkelijke kans aanvaard dat hij specifiek witte heroïne verkocht. Hij ging er van uit dat hij cocaïne verkocht, waarvan niet elk redelijkerwijs te verwachten gebruik door een toerist schade zal toebrengen aan diens gezondheid, laat staan het risico zal opleveren dat de gebruiker overlijdt.
Dat cocaïne op zichzelf ook schadelijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid, doet hier niet aan af. Daartegen beogen de artikelen 174 en 175 Sr immers geen specifieke bescherming te bieden. Verdachte mocht bovendien veronderstellen dat de Deense toeristen bekend waren met dit schadelijke karakter van cocaïne, zodat niet kan worden gezegd dat hij dat schadelijke karakter heeft verzwegen.
Het subsidiair tenlastegelegde feit (artikel 175 Sr)
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank het volgende.
De schadelijke gevolgen voor het leven of de gezondheid door het gebruik van de witte heroïne zijn aan de schuld van verdachte te wijten als hij erop bedacht kon zijn dat deze gevolgen zouden kunnen worden veroorzaakt, ook als hij niet op de hoogte was van het specifiek schadelijke karakter van deze drugs.
De rechtbank is van oordeel dat voorafgaand aan de verkoop aan de Deense toeristen van verdachte een dergelijke bedachtzaamheid mocht worden verwacht. Afgaande op de verklaring van verdachte, dat hij in december 2014 al op de hoogte was geraakt van het in omloop zijn van witte heroïne, die als cocaïne werd verkocht, en gelet op het feit dat er vele matrixborden in Amsterdam zijn geplaatst met daarop waarschuwingen voor deze drugs, blijkt dat verdachte op het moment dat hij verdovende middelen aan de Deense toeristen verkocht wist dat er in de periode daarvoor witte heroïne als cocaïne werd verkocht en dat hierdoor dodelijke slachtoffers waren gevallen.
Op het moment dat de Deense toeristen op 25 februari 2015 in Amsterdam aankwamen, waren de matrixborden op straat niet aanwezig. Het dossier bevat evenmin andere aanwijzingen op grond waarvan ervan uit kan worden gegaan, dat de Deense toeristen op de hoogte waren van de aanwezigheid op straat van witte heroïne.
Desondanks heeft verdachte hen hiervoor op geen enkele manier gewaarschuwd. Evenmin heeft verdachte de drugs getest of de toeristen gewezen op de betrekkelijk eenvoudige mogelijkheid de drugs zelf te laten testen. Dat had des te meer in de rede gelegen nu er, ondanks dat er na november 2014 geen incidenten meer bekend waren geworden, nog altijd witte heroïne op de Amsterdamse markt beschikbaar kon zijn, terwijl hij zelf onvoldoende op de hoogte was van de identiteit en de reputatie van zijn leverancier ‘Rasta’.
Het is aldus aan de schuld van verdachte te wijten dat de toeristen een in het bijzonder schadelijke hoeveelheid witte heroïne hebben gesnoven, namelijk in een dosis en op een wijze die gangbaar is bij het gebruik van cocaïne en die voor verdachte redelijkerwijs te voorzien was, aangezien hij deze verdovende middelen verkocht als cocaïne, hetgeen tot schade voor het leven en de gezondheid heeft geleid. Niet kan worden vastgesteld dat de Deense toeristen met dit specifieke schadelijke karakter van de door hen gekochte verdovende middelen bekend waren. Gevraagd naar de reden waarom verdachte niet heeft getest of gewaarschuwd, wetende dat witte heroïne als cocaïne in omloop was, heeft hij op zitting geantwoord dat hij er niet van uitging dat dit hem zou overkomen. Dit doet aan het bovenstaande niet af, maar onderstreept naar het oordeel van de rechtbank dat aan de zijde van verdachte sprake was van bewuste schuld.
Verdachte wordt dan ook schuldig bevonden aan het subsidiair tenlastegelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage I zijn vervat.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 9:
op 25 februari 2015 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd:
- aan [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] , een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
ten aanzien van het subsidiaire onder feit 10:
op 25 februari 2015 te Amsterdam waren, te weten een hoeveelheid witte heroïne heeft verkocht en afgeleverd, te weten:
- aan [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] ,
waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat aan die [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] waren zijn verkocht en afgeleverd, die schadelijk zijn voor het leven of de gezondheid, terwijl de kopers/verkrijgers, te weten die [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] niet bekend waren met dat schadelijke karakter.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 8, 9 en 10 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft verzocht, mochten feit 9 en 10 bewezen worden verklaard, een lagere straf op te leggen dan dat verdachte reeds in detentie heeft doorgebracht. Verdachte dient in dat geval in vrijheid te worden gesteld.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft aan drie personen, Deense toeristen, witte heroïne verkocht, terwijl hij in de veronderstelling verkeerde dat het cocaïne betrof, met als gevolg dat deze personen onwel zijn geworden en voor een medische behandeling in het ziekenhuis zijn opgenomen en behandeld.
Verdachte heeft zich hiermee allereerst schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs. Harddrugsgebruik is schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers en daarmee voor de volksgezondheid als geheel. Verdachte heeft gehandeld uit eigen financieel gewin en daarbij het belang van de gezondheid van deze personen genegeerd. De handel in harddrugs brengt bovendien allerlei andere vormen van criminaliteit met zich. Het handelen en ook het bezit van harddrugs dient dan ook krachtig te worden bestreden.
Daarnaast is het, hoewel zijn opzet er niet op was gericht, wel aan verdachte te wijten dat de Deense toeristen in onwetendheid witte heroïne als cocaïne hebben gekocht en gebruikt, omdat verdachte, mede gelet op de eerdere media-aandacht voor de aanwezigheid van witte heroïne als cocaïne in Amsterdam, bedacht had moeten zijn op de mogelijkheid dat die nog steeds in omloop was en op het bijzonder schadelijke karakter ervan bij gebruik als cocaïne. Desondanks heeft verdachte de verdovende middelen aan hen verkocht, zonder goed op de hoogte te zijn van de aard en herkomst ervan, zonder de kopers voor het mogelijke gevaar van witte heroïne te waarschuwen en zonder hen te wijzen op testmogelijkheden, waardoor hij de gezondheid van drie personen in gevaar heeft gebracht, zodanig dat zij hadden kunnen overlijden als niet tijdig was ingegrepen.
Mede omdat de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, feit 8 en het primair onder feit 10 tenlastegelegde niet bewezen heeft verklaard, acht de rechtbank termen aanwezig af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft geëist en zal zij een lagere gevangenisstraf opleggen, die overeenkomt met straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55, 57 en 175 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 10 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 9 en feit 10 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van
ten aanzien van feit 9:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder feit 10 subsidiair tenlastegelegde:
het aan zijn schuld te wijten zijn dat waren, schadelijk voor het leven, verkocht en afgeleverd worden, zonder dat de koper of de verkrijger met dat schadelijke karakter bekend is, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Wieland, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en M.J.A. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Janse van Mantgem, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 februari 2016.
Bijlage I
Bewijsmiddelen.
Feiten 9 en 10 subsidiair

1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2015045600 van 26 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar D.D. Morren (doorgenummerde pag. 96 t/m 100).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek op 26 februari 2015 de camerabeelden welke afkomstig waren van Tommy Hilfiger. Ik zag dat er op 25 februari 2015 om 21.15 uur twee mannen het beeld in kwamen lopen, komende uit de richting van het Leidseplein te Amsterdam. Ik herkende de linker man als zijnde [slachtoffer 10] , geboren in Denemarken, en ik herkende de rechter man als zijnde [slachtoffer 11] , geboren in Denemarken. Om 21.18 uur zag ik een man in beeld komen die ik herkende als zijnde [slachtoffer 12] , geboren in Denemarken. Om 21.32 uur zag ik een man in beeld komen en ik zag dat hij contact maakte met [slachtoffer 10] . Het leek erop alsof zij tegen elkaar praatten. Ik zag dat de man en [slachtoffer 10] naast elkaar wegliepen in de richting van de Overtoom. Ik zag enkele seconden later dat [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] ook weg liepen in diezelfde richting.

2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2015045600 van 2 april 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar R. den Hartog (doorgenummerde pag. 5).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van P. Roman, zakelijk weergegeven:
Ik heb de beelden in de media gezien over de witte heroïnedealer. Ik herken de dealer. Zijn straatnaam is Flip. Zijn echte voornaam is Ricardo.

3. De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Het klopt dat ik op 25 februari 2015 verdovende middelen heb verkocht aan de drie Denen. Het was ongeveer drie gram. Ik wilde er geld mee verdienen. Ik ging ervan uit dat ik cocaïne aan de toeristen had verkocht. Ik heb het gekocht bij iemand die ‘Rasta’ heet. Ik ben via anderen bij hem terecht gekomen. Ik kocht voor het eerst bij hem. Ik weet verder niets van hem. Ik ben zelf geen gebruiker dus ik heb het niet getest. Ik ging er niet van uit dat dit mij zou overkomen. Dit is mij in het verleden nog nooit overkomen. Ik heb de kopers er niet op gewezen dat er in Amsterdam witte heroïne werd verkocht als cocaïne.

4. Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2015045600 van 27 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar R. den Hartog (doorgenummerde pag. 624 t/m 626).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 10] , zakelijk weergegeven:
Op 22 februari 2015 ben ik met schoolgenoten naar Amsterdam gekomen voor een studiereis. We waren net uit eten geweest en wilden daarna iets anders gebruiken dan alcohol. Op een pleintje kwamen we, ik, Allan en Henning, een hippie tegen. Ik liep naar deze man toe en vroeg hem of hij cocaïne had of iemand kende die dat had. Hij gaf mij het telefoonnummer van iemand die ik later ontmoette bij Tommy Hilfiger. De man vroeg mij mee de hoek om te lopen. Wij liepen de hoek om en ik gaf de man 100 euro en hij gaf mij twee zakjes. De man liep weg en ik liep de andere kant op naar Allan en Henning. Wij zijn naar een parkje gelopen en daar namen we ieder een paar lijntjes. Ik kreeg schitteringen en flikkeringen in mijn ogen en een paar minuten later viel ik om. Ik heb gevraagd om cocaïne, maar in het ziekenhuis hoorden we dat we heroïne hadden gekregen. We hebben de drugs gesnoven. We hebben lijntjes getrokken op de achterkant van mijn mobiele telefoon.

5. Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2015045600 van 27 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar R. den Hartog (doorgenummerde pag. 636 en 637).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 12] , zakelijk weergegeven:
In februari ben ik voor een studiereis met school naar Amsterdam gekomen. Nadat we uit eten waren geweest wilden Jonas, ik en Henning wat drugs gebruiken. We ontmoetten toevallig iemand. Jonas en ik vroegen hem of hij iemand wist die drugs verkocht. Die man gaf ons toen een telefoonnummer van iemand van wie wij konden kopen. Jonas belde dat nummer een paar keer. Tijdens een ontmoeting kocht Jonas het van die jongen. Toen zijn we naar een parkje gegaan en daar pakten we de cocaïne die later heroïne bleek te zijn. We hakten het op de telefoon en maakten drie lijntjes. We snoven het op en dat deden we twee keer. Dus we namens ieder twee lijntjes. Daarna gingen we terug naar onze klasgenoten, maar zo ver kwamen we niet. We werden beroerd. Het was de bedoeling om cocaïne van de dealer te kopen.

6. Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2015045600 van 27 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar R. den Hartog (doorgenummerde pag. 646).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 11] , zakelijk weergegeven:
Het was de bedoeling om cocaïne te scoren. We waren met studiereis in Amsterdam. Op 25 februari kregen we een telefoonnummer van iemand op straat. Hij kwam kort daarop en toen kochten we het. We zijn naar een parkje gegaan en verstopten ons achter bomen. Het duurde niet lang voordat Jonas beroerd werd. Van de politie hoorden we dat we heroïne hadden gebruikt in plaats van cocaïne. We zouden cocaïne kopen voor 100 euro.

7. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2015045600 van 29 april 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar M. Cornelisse (doorgenummerde pag. 329).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2015 werden drie onwel geworden personen aangetroffen op het Kleine Gartmanplantsoen te Amsterdam na vermoedelijk gebruik van witte heroïne. De personen zijn overgebracht naar verschillende ziekenhuizen. De namen van de slachtoffers zijn: [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] . Uit de verklaringen van de artsen Van Asten en De Vries, werkzaam op de spoedeisende hulp, blijkt dat de slachtoffers geen cocaïne hadden gebruikt, maar positief waren getest op het gebruik van opiaten, te weten heroine-hydrochloride. Bij één van de Deense slachtoffers werd in de kleding drugs aangetroffen. Genoemde drugs werden onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut en hieruit is gebleken dat het witte heroïne betrof.

8. Een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut, van 1 februari 2016, nummer 2014.10.28.167, opgemaakt door drs. R. van der Hulst op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte.

Dit verslag houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
De gevoeligheid voor heroïne tussen personen verschilt sterk, waardoor niet iedereen dezelfde mate van effecten ervaart bij een gelijke dosering. In het algemeen kan een hoge dosering van heroïne, vooral bij niet gewende personen, toxische effecten veroorzaken en kan het ook het overlijden als gevolg hebben. De algemene gebruikersdosering van (versneden) heroïne wordt geschat op ongeveer 100 mg. Door het hogere heroïne-gehalte van witte heroïne is de kans op toxische effecten groter dan bij toedienen van gewone heroïne. Toxische effecten die kunnen optreden zijn onder andere: bewustzijnsdaling en coma, remming van de ademhaling, vochtophoping in de longen, verlaagde hartslag en bloeddruk.
Niet alle gevallen van gebruik van witte heroïne leiden tot de dood. Dat is onder andere afhankelijk van de ingenomen dosering en de persoon en van de beschikbaarheid van medische behandeling.
Bij fatale afloop kan het overlijden veroorzaakt worden door dempende effecten op de ademhaling, bewustzijn en/of circulatie. Ademhalingsdepressie en longoedeem kunnen leiden tot een tekort aan zuurstof. Daarnaast kunnen bij een fatale afloop ook effecten op het hart en bloedcirculatie optreden.