In deze telecomzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 februari 2016 een tussenvonnis uitgesproken na een eerdere uitspraak van de Hoge Raad op 12 februari 2016. De eisende partij, Intrum Justitia Nederland B.V., heeft de mogelijkheid gekregen om nadere gegevens en stukken in het geding te brengen, na een tussenvonnis van 21 december 2015. De zaak is aangehouden in afwachting van de beslissing van de Hoge Raad op prejudiciële vragen die door de Rechtbank Den Haag zijn gesteld. De Hoge Raad heeft deze vragen beantwoord, wat van invloed is op de vordering van de eisende partij.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij vermoedelijk consument is en dat de eisende partij zich beroept op bedingen die in overeenkomsten zijn opgenomen. De rechter moet ambtshalve beoordelen of deze bedingen oneerlijk zijn, gebaseerd op rechtspraak van het Hof van Justitie. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat wettelijke bepalingen voor koop op afbetaling van toepassing kunnen zijn op de onderhavige overeenkomst.
De eisende partij is verzocht om specifieke gegevens te verstrekken, zoals de looptijd van de overeenkomst, de prijs van de belbundel, het totaalbedrag dat door de gedaagde is betaald, en informatie over de ontbinding van de overeenkomst. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 18 april 2016, waar de eisende partij de gelegenheid krijgt om een akte te nemen en de gevraagde informatie te verschaffen. De kantonrechter heeft verder beslist om iedere andere beslissing aan te houden totdat de gevraagde informatie is ontvangen.