ECLI:NL:RBAMS:2016:849

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
CV EXPL 15-33627
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Telecomzaak met ambtshalve toetsing na prejudiciële vragen van de Hoge Raad

In deze telecomzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 februari 2016 een tussenvonnis uitgesproken na een eerdere uitspraak van de Hoge Raad op 12 februari 2016. De eisende partij, Intrum Justitia Nederland B.V., heeft de mogelijkheid gekregen om nadere gegevens en stukken in het geding te brengen, na een tussenvonnis van 21 december 2015. De zaak is aangehouden in afwachting van de beslissing van de Hoge Raad op prejudiciële vragen die door de Rechtbank Den Haag zijn gesteld. De Hoge Raad heeft deze vragen beantwoord, wat van invloed is op de vordering van de eisende partij.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij vermoedelijk consument is en dat de eisende partij zich beroept op bedingen die in overeenkomsten zijn opgenomen. De rechter moet ambtshalve beoordelen of deze bedingen oneerlijk zijn, gebaseerd op rechtspraak van het Hof van Justitie. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat wettelijke bepalingen voor koop op afbetaling van toepassing kunnen zijn op de onderhavige overeenkomst.

De eisende partij is verzocht om specifieke gegevens te verstrekken, zoals de looptijd van de overeenkomst, de prijs van de belbundel, het totaalbedrag dat door de gedaagde is betaald, en informatie over de ontbinding van de overeenkomst. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 18 april 2016, waar de eisende partij de gelegenheid krijgt om een akte te nemen en de gevraagde informatie te verschaffen. De kantonrechter heeft verder beslist om iedere andere beslissing aan te houden totdat de gevraagde informatie is ontvangen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4649808 CV EXPL 15-33627
vonnis van: 22 februari 2016
fno.: 560

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V.

gevestigd te 's-Gravenhage
nader te noemen: eisende partij
gemachtigde: [naam gemachtigde]
t e g e n

[naam gedaagde]

wonende te [woonplaats]
nader te noemen: gedaagde partij
niet verschenen.

verder verloop van de procedureBij tussenvonnis van 21 december 2015 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om nadere stukken in het geding te brengen en een toelichting te verschaffen. Eisende partij heeft dit op de rolzitting van 18 januari 2016 gedaan.

Vervolgens is de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van de beslissing door de Hoge Raad op prejudiciële vragen die zijn gesteld door de Rechtbank Den Haag bij vonnis van 8 juli 2015. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 7 maart 2016. De Hoge Raad heeft bij uitspraak van 12 februari 2016 de vragen beantwoord. Vervolgens is in deze zaak vonnis bepaald op heden.

Gronden van de beslissing

Gedaagde partij is consument, althans wordt vermoed consument te zijn.
Eisende partij beroept zich op een (of meerdere) beding(en), opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, althans vermoed wordt dat de vordering mede op (een) dergelijk beding(en) is gebaseerd. De rechter dient daarom op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie (o.a. 4 juni 2009, C‑243/08) ambtshalve te beoordelen of het beding oneerlijk is.
In zijn arrest van 13 juni 2014 heeft de Hoge Raad beslist dat de wettelijke bepalingen voor koop op afbetaling, krediettransactie dan wel kredietovereenkomst op een overeenkomst als de onderhavige van toepassing kunnen zijn. (Hoge Raad 13 juni 2014 ECLI:NL:HR:2014:1385)
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 februari 2016 (HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236) prejudiciële vragen beantwoord die zijn gesteld door de rechtbank Den Haag bij vonnis van 8 juli 2015 (ECLI:NL:RBDH:2015:7875). De antwoorden op de vragen hebben betrekking op beslispunten die in de onderhavige procedure ook aan de orde zijn.
Eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de consequenties van de uitspraak van de Hoge Raad van 12 februari 2016 voor haar vordering.
Om de vordering te kunnen beoordelen dient de kantonrechter te beschikken over de volgende gegevens en informatie:
  • de hoedanigheid van de wederpartij;
  • het contract en de algemene voorwaarden;
  • of al dan niet bij het aangaan van de overeenkomst een mobiele telefoon of andere telecomapparatuur is verstrekt en zo ja of een voor het toestel of andere telecomapparatuur te betalen prijs is bepaald en een toelichting waaruit dit blijkt;
  • de factu(u)r(en);
  • een opgave van:
- de looptijd van de overeenkomst (het abonnement);
- de prijs van een (sim only) belbundel, gelijk aan de bundel die partijen zijn overeengekomen maar dan dus zonder de component voor de mobiele telefoon, zoals die gold ten tijde van het aangaan van de overeenkomst (inclusief én exclusief btw). Eisende partij dient dit te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van een prijslijst voor de betreffende bundel zoals die gold ten tijde van het aangaan van de overeenkomst;
- het totaalbedrag dat door de gedaagde partij is betaald;
- na hoeveel maanden na aanvang van de overeenkomst tot ontbinding daarvan is overgegaan en de datum van ontbinding van de overeenkomst.
Eisende partij wordt verzocht deze gegevens bij akte over te leggen dan wel te verstrekken. Voor zover deze reeds eerder in een processtuk zijn overgelegd of bekend gemaakt dient eisende partij te vermelden waar dit is gebeurd.
Eisende partij wordt tevens in de gelegenheid gesteld om een toelichting te geven op de bedingen waarop zij (mogelijk) een beroep doet, zoals bijvoorbeeld bedingen ten aanzien van contractuele rente. Voor zover de gevraagde gegevens reeds zijn overgelegd kan worden volstaan met een duidelijke verwijzing daarnaar.
De zaak zal worden verwezen naar de rol teneinde eisende partij in de gelegenheid te stellen een akte te nemen en de gevraagde informatie te verschaffen.

Beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat de zaak zal dienen ter rolzitting van maandag 18 april 2016 te 10:00 uur voor akte aan de zijde van eisende partij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.