Op 4 oktober 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 29 maart 2016, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 18 februari 2016 was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Luxemburg, afdeling Aarlen. De opgeëiste persoon, geboren in Vietnam in 1957, werd verdacht van strafbare feiten die onder de Belgische wetgeving vallen, waaronder mensenhandel en illegale handel in verdovende middelen.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er garanties zijn gegeven door de Belgische autoriteiten dat hij na een eventuele veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar is voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De officier van justitie had gevorderd om af te zien van de weigeringsgrond die betrekking heeft op het feit dat het onderzoek in België was aangevangen, en de rechtbank heeft deze vordering geaccepteerd. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten toe te staan, zodat het strafrechtelijk onderzoek in België kan worden voortgezet.