ECLI:NL:RBAMS:2016:8005

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
CV EXPL 14-14803
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Telefoonabonnement met toestel en de gevolgen van ontbinding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2016, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. en een gedaagde partij die niet verschenen was. De eisende partij vorderde betaling van bedragen die voortvloeiden uit een overeenkomst voor een telefoonabonnement met toestel. De kantonrechter oordeelde dat de toestelprijs niet in de overeenkomst was bepaald, wat leidde tot de conclusie dat de gedaagde partij geen bedragen verschuldigd was voor de afbetaling van de telefoon. De rechter baseerde zich op eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin werd vastgesteld dat de prijs van de mobiele telefoon expliciet in de overeenkomst vermeld moest zijn om rechtsgeldig te zijn.

De kantonrechter stelde vast dat de kosten voor het abonnementsdeel dat betrekking heeft op het gebruik van telecommunicatiediensten wel verschuldigd waren, tot het moment van ontbinding van de overeenkomst. De schadevergoeding die de gedaagde partij verschuldigd was na ontbinding werd geschat op 50% van de resterende abonnementstermijnen. De rechter bepaalde dat de totale betalingsverplichting, inclusief schadevergoeding en gebruikskosten buiten de bundel, € 511,35 bedroeg. Na verrekening van de door de gedaagde partij betaalde maandtermijnen, werd de uiteindelijke vordering vastgesteld op € 532,94.

De kantonrechter veroordeelde de gedaagde partij tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken in overeenkomsten, vooral met betrekking tot de prijs van verstrekte goederen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3089462 CV EXPL 14-14803
vonnis van: 28 november 2016
fno.: 17

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intrum Justitia Nederland B.V.
gevestigd te 's-Gravenhage
eisende partij
nader te noemen: eisende partij
gemachtigde: Van Arkel (Leiden)
t e g e n

[gedaagde]

gevestigd te [woonplaats]
gedaagde partij
nader te noemen: gedaagde partij
niet verschenen

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 7 maart 2016 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft eisende partij een akte met bewijsstukken in het geding gebracht. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Met de door eisende partij gewenste voorwaardelijke eiswijziging wordt geen rekening gehouden, alleen al niet omdat deze zonder betekening aan de wederpartij bij verstek niet toelaatbaar is, terwijl deze betekening niet heeft plaatsgevonden.
Eisende partij is bij voormeld tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om een toelichting te verschaffen en om bewijsstukken in het geding te brengen die die toelichting ondersteunen.
De onderhavige vordering is gegrond op een overeenkomst tot gebruik van het mobiele telecommunicatienetwerk van een telefoonprovider, waarbij aan de gedaagde partij een telefoon is verstrekt.
Op grond van de overeenkomst is gedaagde partij maandelijks een abonnementsbedrag verschuldigd. In het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1385, is geoordeeld dat in een geval als het onderhavige, een deel van die abonnementskosten betrekking hebben op het gebruik van het telecommunicatienetwerk (belcomponent) en een deel op de afbetaling van de mobiele telefoon.
Voor het deel dat betrekking heeft op de afbetaling van de telefoon zijn de wettelijke bepalingen van koop op afbetaling van toepassing. Ingevolge artikel 7A:1576 lid 2 BW dient in de overeenkomst de prijs van de mobiele telefoon te zijn bepaald. Aan die voorwaarde is voldaan indien de prijs uitdrukkelijk in de overeenkomst is vermeld. Indien dat niet het geval is, is de overeenkomst voor wat betreft het deel dat betrekking heeft op het ter beschikking stellen van de telefoon en de verplichting tot betaling van het abonnementsdeel dat ziet op afbetaling van de telefoon, niet van kracht geworden (zie HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236).
In het onderhavige geval is de prijs van de telefoon niet in de overeenkomst bepaald, althans heeft eisende partij onvoldoende gesteld om vast te kunnen stellen dat de prijs bepaald is. Dit betekent dat gedaagde partij geen bedragen verschuldigd is geworden die betrekking hebben op afbetaling van de telefoon. Voor zover er voor dat deel wel abonnementstermijnen zijn betaald, is dat onverschuldigd.
De kosten voor het abonnementsdeel dat betrekking heeft op het gebruik van telecommunicatiediensten zijn wel verschuldigd, in beginsel tot het moment dat de overeenkomst is ontbonden. Indien de overeenkomst is ontbonden, is gedaagde partij als gevolg van de ontbinding een schadevergoeding verschuldigd die wordt geschat op 50% van de na ontbinding van de overeenkomst resterende abonnementstermijnen die betrekking hebben op het gebruik van telecommunicatiediensten (exclusief btw). Een hogere schadevergoeding staat niet in verhouding tot het nadeel dat eisende partij lijdt, temeer daar eisende partij van de ontbinding van de overeenkomst ook voordeel heeft, bijvoorbeeld omdat zij geen diensten meer hoeft te verstrekken.
Om op eenvoudige wijze te bepalen welk deel van de maandelijkse abonnementskosten betrekking heeft op afbetaling van de telefoon, wordt een vergelijking gemaakt met de kosten voor een sim-only abonnement die golden ten tijde van het aangaan van de overeenkomst voor een zelfde of vergelijkbare bundel als die in de overeenkomst is vermeld. Daaruit wordt de belcomponent afgeleid. Op deze wijze wordt aangesloten bij hetgeen partijen zouden zijn overeengekomen wanneer toen dezelfde overeenkomst zou zijn gesloten zonder de verstrekking van een toestel, waardoor de kosten voor (uitsluitend) de bundel zo objectief mogelijk worden vastgesteld. Dit kan alleen als eisende partij die kosten ook voldoende heeft onderbouwd, door middel van overlegging van bewijsstukken waaruit het toenmalige tarief voor een vergelijkbare sim-only bundel blijkt. Er wordt niet uitgegaan van de (eventueel) opgegeven waarde van de telefoon. Op grond van enkel die opgave kan immers niet worden vastgesteld of er nog andere kosten zijn begrepen in de maandelijkse bundel die betrekking hebben op afbetaling van de telefoon of dat er eventueel kortingen zijn verleend op de belcomponent die worden toegeschreven aan kosten voor afbetaling van de telefoon.
Om het totaal uit de overeenkomst verschuldigde bedrag vast te stellen, wordt de maandelijks verschuldigde termijn (belcomponent) vermenigvuldigd met het aantal maanden dat de overeenkomst heeft geduurd (dus tot de datum van ontbinding). Dit bedrag wordt, indien van toepassing, vermeerderd met het onder 7. bedoelde bedrag (schadevergoeding) en eventuele gebruikskosten. Om te beoordelen of er nog een betalingsverplichting bestaat, worden de bedragen die gedaagde partij heeft betaald, daarop in mindering gebracht.
Eisende partij heeft de kosten voor een vergelijkbare sim-only bundel ten tijde van het aangaan van de overeenkomst afdoende onderbouwd. De sim-only bundel 360 wordt als vergelijkbare sim-only bundel beschouwd. Uit die bewijsstukken kan worden afgeleid dat die maandelijkse betalingsverplichting, zoals eisende partij stelt, € 24,35 bedroeg. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 24 maanden en is na 18 maanden ontbonden. Daaruit volgt dat de tot de ontbinding verschuldigde kosten
€ 438,30 bedragen en de na de ontbinding verschuldigde schadevergoeding als bedoeld onder 7. € 73,05. De totale betalingsverplichting, inclusief schadevergoeding, bedraagt dan: € 511,35. Gelet op de overgelegde facturen bedragen de gebruikskosten buiten de bundel € 923,60. Ook dit bedrag is gedaagde partij verschuldigd.
Uit hetgeen eisende partij heeft gesteld blijkt dat 14 maandtermijnen zijn betaald. Voor de hoogte van een maandtermijn wordt uitgegaan van de in rekening gebrachte maandtermijn inclusief btw, in casu € 50,00, zodat ervan wordt uitgegaan dat gedaagde partij € 700,00 heeft betaald. Dit strekt op het totaal verschuldigde in mindering. Toewijsbaar is daarom een bedrag van € 532,94.
De buitengerechtelijke kosten worden toegewezen als na te melden. De rente wordt toegewezen vanaf datum dagvaarding.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van:
- € 532,94 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2014 tot aan de voldoening;
- € 79,94 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eisende partij begroot op:
exploot € 79,15
salaris € 100,00
griffierecht
€ 462,00totaal € 641,15
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en gedaagde partij niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.